ECLI:NL:GHAMS:2019:535
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen opheffing schorsing voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 28 november 2018. De rechtbank had een bevel tot gevangeneming uitgesproken en de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven. De verdachte, geboren in Marokko in 1966, had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de akte van de griffier en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis. De advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. R.A. Dayala, waren aanwezig en de raadsman heeft een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep tegen de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De wet staat geen hoger beroep open tegen een dergelijke beslissing. Het hof heeft het bevel tot gevangenhouding en de gronden daarvan bevestigd, en heeft geen vertrouwen in de mogelijkheid om het recidivegevaar te beperken door het stellen van voorwaarden. Daarom is er geen aanleiding voor schorsing van de voorlopige hechtenis.
De beslissing van het hof was als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de beslissing tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis, het beroep tegen de bestreden beschikking wordt afgewezen, en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt eveneens afgewezen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 23 januari 2019.