ECLI:NL:GHAMS:2019:534

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
13/258340-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen gevangenhouding en afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis van verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 31 december 2018. De verdachte, geboren in Algerije en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was in voorlopige hechtenis genomen. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin hoger beroep is ingesteld door de verdachte. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. Y. Mateo Diaz.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep bekeken en de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis bestudeerd. De beoordeling van het hof was dat er geen ernstige bezwaren waren voor het feit dat de verdachte in bewaring was gesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland en niet over een geldig visum beschikt. Bovendien heeft de verdachte een valse naam en geboortedatum opgegeven bij zijn aanhouding, wat het hof deed concluderen dat er sprake was van vluchtgevaar.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de recidivegrond zou worden toegevoegd, maar het hof achtte dit niet aan de orde. Het hof heeft ook opgemerkt dat de lokale oriëntatiepunten voor zakkenrollerij in Amsterdam afwijken van de LOVS-oriëntatiepunten. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten dat er geen termen aanwezig zijn om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen. Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen.

Uitspraak

13/258340-18
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedatum] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 31 december 2018, houdende bevel tot zijn gevangenhouding en afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 3 januari 2019, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door mr. Y. Mateo Diaz namens de raadsman van de verdachte, mr. A.R.A.R. Sitaldin.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep en de grond waarop deze berust, met dien verstande dat het hof geen ernstige bezwaren aanneemt voor het onder 2 op de vordering inbewaringstelling vermelde feit.
Gelet op het feit dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland, niet is gebleken dat de verdachte over een geldig visum beschikt op grond waarvan hij legaal in Frankrijk, of enig ander EU-land kan verblijven, en de verdachte een valse naam en geboortedatum heeft opgegeven bij zijn aanhouding, is het hof van oordeel dat sprake is van vluchtgevaar, in die zin dat er gronden zijn om te vrezen dat de verdachte zich aan berechting in Nederland zal onttrekken dan wel niet voor justitie vindbaar zal zijn.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de recidivegrond zal worden toegevoegd. Het hof acht deze niet aan de orde.
Het hof is van oordeel dat een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv zich thans niet voordoet, gelet op de ten aanzien van Amsterdam gehanteerde lokale oriëntatiepunten met betrekking tot zakkenrollerij die afwijken van de LOVS-oriëntatiepunten.
Gelet op de grond waarop de voorlopige hechtenis berust, acht het hof geen termen aanwezig om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen.
13/258340-18

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven op 23 januari 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. C. Fetter en E. van Die, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 23 januari 2019,
de advocaat-generaal