ECLI:NL:GHAMS:2019:534
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen gevangenhouding en afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis van verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 31 december 2018. De verdachte, geboren in Algerije en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was in voorlopige hechtenis genomen. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin hoger beroep is ingesteld door de verdachte. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. Y. Mateo Diaz.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep bekeken en de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis bestudeerd. De beoordeling van het hof was dat er geen ernstige bezwaren waren voor het feit dat de verdachte in bewaring was gesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland en niet over een geldig visum beschikt. Bovendien heeft de verdachte een valse naam en geboortedatum opgegeven bij zijn aanhouding, wat het hof deed concluderen dat er sprake was van vluchtgevaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de recidivegrond zou worden toegevoegd, maar het hof achtte dit niet aan de orde. Het hof heeft ook opgemerkt dat de lokale oriëntatiepunten voor zakkenrollerij in Amsterdam afwijken van de LOVS-oriëntatiepunten. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten dat er geen termen aanwezig zijn om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen. Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen.