ECLI:NL:GHAMS:2019:5166

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
23-002894-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake cocaïne-invoer en omkoping douaneambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, Mega Matong, was eerder vrijgesproken van verschillende tenlastegelegde feiten, waaronder de invoer van cocaïne en omkoping van douaneambtenaren. Het hof heeft de verdachte echter niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor bepaalde beslissingen van de rechtbank en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor andere onderdelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de invoer van ongeveer 8 kilogram cocaïne uit Chili, en dat hij voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de invoer van cocaïne in brieven en golftassen. De verdachte heeft ook douaneambtenaren omgekocht om de invoer van cocaïne te faciliteren. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de criminele organisatie en de impact op de volksgezondheid. De verdachte heeft ook een vuurwapen en munitie voorhanden gehad, wat de strafmaat heeft beïnvloed. Het hof heeft de verbeurdverklaring van in beslag genomen geldbedragen bevolen, aangezien deze vermoedelijk zijn verkregen door middel van de strafbare feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002894-17
datum uitspraak: 30 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-870988-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2, 4 en 16 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 subsidiair als derde cumulatief/alternatief (toegesneden op artikel 10a, eerste lid onder 3°, van de Opiumwet), onder 3 als eerste cumulatief/alternatief (toegesneden op de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014), onder 5 als derde cumulatief/alternatief (toegesneden op artikel 10a, eerste lid onder 3°, van de Opiumwet) en onder 6 als eerste en derde cumulatief/alternatief (toegesneden op artikel 10a, eerste lid onder 1° en 3°, van de Opiumwet), is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen voornoemde in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen voornoemde in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissingen tot vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging en de wijziging daarvan – ten laste gelegd dat:
feit 1 primairhij en/of één of meer van zijn mededader(s) in of omstreeks de periode van 01 september 2015 tot en met 28 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of te Venezuela en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging, althans alleen,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Opiumwet, ongeveer 3 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
één of meer (uitvoerings)handeling(en) heeft/hebben verricht,
immers heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)
en/of
heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen
en/of
heeft één van zijn mededader(s) het adres [adres 2] aan hem en/of één of meer van zijn mededader(s), opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en) en/of heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Venezuela, althans Zuid-Amerika, een hoeveelheid cocaïne, verpakt en/of verborgen in een pakket (met boeken) en/of (vervolgens) op 24 september 2015 bij DHL in Venezuela aangeboden ter verzending aan [naam 1] , [adres 2]
en/of
heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd
en/of
heeft/hebben één of meer van zijn (andere) mededader(s), te weten: de douaneambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in de (vroege) ochtend van 28 september 2015 geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)
en/of
heeft/hebben voornoemde douaneambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd pakket door de Douane/Belastingdienst en/of DHL was geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemd pakket niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen,
en/of
heeft één van zijn mededader(s) bij het adres [adres 2] gewacht op aflevering van voornoemd pakket door DHL en/of aldaar voornoemd pakket in ontvangst genomen
en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven (uitvoerings)handeling(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 subsidiairhij in of omstreeks de periode van 01 september 2015 tot en met 30 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Venezuela en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren en/of verstrekken en/of afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 3 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)
en/of
heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen
en/of
heeft één van zijn mededader(s) het adres [adres 2] aan hem en/of één of meer van zijn mededader(s), opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)
en/of
heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Venezuela, althans Zuid-Amerika, een hoeveelheid cocaïne, verpakt en/of verborgen in een pakket (met boeken) en/of (vervolgens) op 24 september 2015 bij DHL in Venezuela aangeboden ter verzending aan [naam 1] , [adres 2]
en/of
heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd
en/of
heeft/hebben één of meer van zijn (andere) mededader(s), te weten: de douaneambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in de (vroege) ochtend van 28 september 2015 geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)
en/of
heeft/hebben voornoemde douaneambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd pakket door de Douane/Belastingdienst en/of DHL was geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemd pakket niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen,
en/of
heeft één van zijn mededader(s) bij het adres [adres 2] gewacht op aflevering van voornoemd pakket door DHL en/of aldaar voornoemd pakket in ontvangst genomen
en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en) en/of over de wijze van verpakking en/of verzending van voornoemde hoeveelheid cocaïne in voornoemd pakket en/of over de wijze waarop voornoemde hoeveelheid cocaïne kwijt en/of verloren en/of vermist is geraakt en/of is kunnen raken;
feit 2 primairhij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 19 oktober 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Chili en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Opiumwet, ongeveer 8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
immers heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)
en/of
heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen
en/of
heeft één van zijn mededader(s) het adres [adres 3] aan hem en/of één of meer van zijn mededader(s) opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)
en/of
heeft/hebben één of meer van zijn (andere) mededader(s), te weten: de douaneambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)
en/of
heeft/hebben één of meer van zijn (andere) mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Chili, althans Zuid-Amerika, voornoemde hoeveelheid cocaïne, opgelost in en/of vermengd met olijfolie en/of (vervolgens) één of meer dozen/pakketten met flessen met deze olijfolie en cocaïne op 15 oktober 2015 bij DHL in Chili aangeboden ter verzending aan voornoemd adres [adres 3] ,
en/of
heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd
en/of
heeft/hebben voornoemde douaneambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd dozen/pakketten door de Douane/Belastingdienst en/of DHL waren geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde dozen/pakketten niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen
en/of
heeft/hebben die douaneambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost tussen de door de Douane/Belastingdienst en/of DHL voor een douanecontrole geselecteerde dozen/pakketten gezocht en/of uitgekeken naar dozen/pakketten verzonden vanuit Chili
en/of
heeft één van zijn mededader(s) op het adres [adres 3] gewacht op de aflevering van voornoemde door DHL op dit adres af te leveren dozen/pakketten met flessen met olijfolie en cocaïne
en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en);
feit 2 subsidiairhij en/of één of meer van zijn mededader(s) in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 19 oktober 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Chili en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging, althans alleen,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Opiumwet, ongeveer 8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
één of meer (uitvoerings)handelingen heeft/hebben verricht,
immers heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)
en/of
heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen
en/of
heeft één van zijn mededader(s) het adres [adres 3] aan hem en/of één of meer van zijn mededader(s) opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)
en/of
heeft/hebben één of meer van zijn (andere) mededader(s), te weten: de douaneambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)
en/of
heeft/hebben één of meer van zijn (andere) mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Chili, althans Zuid-Amerika, voornoemde hoeveelheid cocaïne, opgelost in en/of vermengd met olijfolie en/of (vervolgens) één of meer dozen/pakketten met flessen met deze olijfolie en cocaïne op 15 oktober 2015 bij DHL in Chili aangeboden ter verzending aan voornoemd adres [adres 3] ,
en/of
heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd
en/of
heeft/hebben voornoemde douaneambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd dozen/pakketten door de Douane/Belastingdienst en/of DHL waren geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde dozen/pakketten niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen
en/of
heeft/hebben die douaneambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost tussen de door de Douane/Belastingdienst en/of DHL voor een douanecontrole geselecteerde dozen/pakketten gezocht en/of uitgekeken naar dozen/pakketten verzonden vanuit Chili
en/of
heeft één van zijn mededader(s) op het adres [adres 3] gewacht op de aflevering van voornoemde door DHL op dit adres af te leveren dozen/pakketten met flessen met olijfolie en cocaïne
en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven (uitvoerings)handeling(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 meer subsidiairhij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 27 oktober 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Chili en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren en/of verstrekken en/of afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)
en/of
heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen
en/of
heeft één van zijn mededader(s) het adres [adres 3] aan hem en/of één of meer van zijn mededader(s) opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)
en/of
heeft/hebben één of meer van zijn (andere) mededader(s), te weten: de douaneambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)
en/of
heeft/hebben één of meer van zijn (andere) mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Chili, althans Zuid-Amerika, voornoemde hoeveelheid cocaïne, opgelost in en/of vermengd met olijfolie en/of (vervolgens) één of meer dozen/pakketten met flessen met deze olijfolie en cocaïne op 15 oktober 2015 bij DHL in Chili aangeboden ter verzending aan voornoemd adres [adres 3] ,
en/of
heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd
en/of
heeft/hebben voornoemde douaneambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd dozen/pakketten door de Douane/Belastingdienst en/of DHL waren geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde dozen/pakketten niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen
en/of
heeft/hebben die douaneambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost tussen de door de Douane/Belastingdienst en/of DHL voor een douanecontrole geselecteerde dozen/pakketten gezocht en/of uitgekeken naar dozen/pakketten verzonden vanuit Chili
en/of
heeft één van zijn mededader(s) op het adres [adres 3] gewacht op de aflevering van voornoemde door DHL op dit adres af te leveren dozen/pakketten met flessen met olijfolie en cocaïne
en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en) en/of over de reden(en) waarom voornoemde zending(en) niet en/of nog niet en/of niet tijdig op voornoemd (aflever)adres was/waren afgeleverd;
feit 3hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 31 december 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Purmerend in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
aan (een) ambtena(a)r(en), te weten: de douane-ambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ,
één of meer gift(en) en/of één of meer belofte(n), te weten:
- één of meer contante geldbedragen,
heeft gedaan,
tengevolge van of naar aanleiding van hetgeen door genoemde ambtena(a)r(en) al dan niet in strijd met zijn/haar/hun plicht in zijn/haar/hun bediening als douaneambtenaar is gedaan of nagelaten (lid 1 sub 2), en/of
teneinde genoemde ambtena(a)r(en) te bewegen om al dan niet in strijd met zijn/haar/hun plicht in zijn/haar/hun bediening als douaneambtenaar iets te doen of na te laten (lid 1 sub 1),
bestaande dit doen of nalaten uit:
- het (aan)vragen van en/of regelen van en/of organiseren van (een) inroostering(en) op en/of (een) controledienst(en) bij DHL op Schiphol-Oost (op de dag(en) dat (aldaar)(volgens voornemen en/of naar verwachting) (een) (bepaalde) (pakket)zending(en) met cocaïne, althans (een) verdovend(e) middel(en), voor (een) douanecontrole(s) geselecteerd zou(den) kunnen worden en/of onderworpen zou(den) kunnen worden)
en/of
- het achterwege laten van (een) (deugdelijke) douanecontrole(s) op en/of het achterwege laten van (een) inbeslagneming(en) van (pakket)zending(en), (waarvan genoemde douane-ambtena(a)r(en) wist(en) dat daarin (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) verdovend(e) middel(en), verpakt en/of verborgen was/waren),
en/of
dat hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 04 november 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Purmerend in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
aan (een) ambtena(a)r(en), te weten: de douane-ambtena(a)r(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ,
één of meer gift(en) en/of één of meer belofte(n), te weten:
- één of meer contante geldbedragen,
heeft gedaan,
tengevolge van of naar aanleiding van hetgeen door genoemde ambtena(a)r(en) in zijn/haar/hun bediening als douaneambtenaar is gedaan of nagelaten (lid 1 sub 2),
en/of
teneinde genoemde ambtena(a)r(en) te bewegen om in zijn/haar/hun bediening als douaneambtenaar iets te doen of na te laten (lid 1 sub 1),
bestaande dit doen of nalaten uit:
- het (aan)vragen van en/of regelen van en/of organiseren van (een) inroostering(en) op en/of (een) controledienst(en) bij DHL op Schiphol-Oost (op de dag(en) dat (aldaar)(volgens voornemen en/of naar verwachting) (een) (bepaalde) (pakket)zending(en) met cocaïne, althans (een) verdovend(e) middel(en), voor (een) douanecontrole(s) geselecteerd zou(den) kunnen worden en/of onderworpen zou(den) kunnen worden)
en/of
- het achterwege laten van (een) (deugdelijke) douanecontrole(s) op en/of het achterwege laten van (een) inbeslagneming(en) van (pakket)zending(en), (waarvan voornoemde ambtena(a)r(en) wist(en) dat daarin (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) verdovend(e) middel(en), verpakt en/of verborgen was/waren);
feit 4hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 10 november 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Purmerend en/of elders in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van (een) misdrijf/misdrijven als bedoeld in
- artikel 10, derde en/of vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet en/of
- artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet en/of
- artikel 11, derde en/of vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet;
feit 5hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2015 tot en met 16 oktober 2015 te Purmerend en/of te Haarlem en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren en/of verstrekken en/of afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 20 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over
- het voornemen om cocaïne (vanuit Panama) binnen het grondgebied van Nederland te brengen, verborgen in één of meer golftassen en/of
- de wijze van markering van de golftas(sen), waarin de cocaïne verborgen zou (moeten) worden ("gele band" en/of "eentje geven we een aparte kleur") en/of
- het adres en/of de persoon in Nederland, waarheen de golftassen gestuurd zouden (moeten) worden ("naar [medeverdachte 5] ") en/of
- een (gunstige en/of de gunstigste) datum, waarop de golftas(sen) met cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht zou(den) worden ("de 21e"/"de 28e") en/of
- de hoeveelheid cocaïne, die binnen het grondgebied van Nederland zou moeten worden gebracht ("20") en/of
- de risico's op en van onderschepping van de golftas(sen) met cocaïne ("Hoe je het ook verstopt, een blok zie je altijd zitten op de scan. Kijk als je met die golftassen twintig doet, als het ergens ook maar een klein scannetje krijgt, dan ben je het gewoon kwijt" en/of "Je moet natuurlijk zien op het moment dat je golftassen hebt met 20 kilo kant en klaar, als het gepakt ergens onderweg, kan het zo maar een een heel onderzoek opleveren") en/of
- een (beter) alternatief voor het binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, verborgen in één of meer golftassen ("Vermengd in koffie" en/of "je beste kans is het vermengde");
feit 6hij op of omstreeks 13 september 2015 te Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk (meermalen) buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren en/of verstrekken en/of afleveren van een (een) hoeveelhe(i)d(en), cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over
- het voornemen om cocaïne buiten het grondgebied van Nederland te brengen (naar Australië) in één of meer brieven/enveloppen, te verzenden via DHL en/of
- de kwestie en/of mogelijkheid of deze brieven/enveloppen bij DHL dan al dan niet door [medeverdachte 1] aan een (schijn)douanecontrole zouden (kunnen) worden onderworpen ("Ja, maar komt dat ook bij jou?")
- de hoeveelheid cocaïne, die per brief/envelop verstuurd zou (kunnen) worden ("twee en een half ons") en/of
- de frequentie, waarmee cocaïne per brief/envelop verstuurd zou (kunnen) worden ("het liefst elke week, het liefst elke dag zelfs" en/of "hij had wil eigenlijk gewoon continue sturen") en/of
- het voordeel van een dergelijke wijze van het buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne ("Ja, weet je wat het mooie is van brieven? Dat wij overal werken met briefgeheim" en/of "Maar ik kan ze nu gewoon zeggen allemaal niet geopend in verband met briefgeheim");
feit 7hij op of omstreeks 10 november 2015 te Purmerend een of meer wapens van categorie III, te weten
- een pistool (merk: FN Herstal) en/of
- twee, althans een, patroonmagazijn(en)
en/of munitie van categorie III, te weten 40, althans één of meer, kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, voor zover in hoger beroep aan de orde, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Beoordelingskaders

Medeplegen
Voor het bewijs van medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat bewijs kan alleen worden aangenomen als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking komt onder meer betekenis toe aan de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In de regel zal de bijdrage van de medepleger worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, zolang de bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit maar van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger kan ook zijn geleverd door verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. In uitzonderlijke gevallen kan de bijdrage van de medepleger in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Voorbereidings- of bevorderingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet
In artikel 10a van de Opiumwet zijn als zelfstandig misdrijf bepaalde gedragingen strafbaar gesteld, die beogen de (internationale) handel in drugs met een onaanvaardbaar risico (harddrugs) voor te bereiden of te bevorderen. Dergelijke gedragingen zijn pas dan strafbaar, indien bij de dader het opzet heeft bestaan om een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid van de Opiumwet (onder meer het bereiden, vervoeren, verkopen, afleveren en het binnen- of buiten het grondgebied van Nederland brengen van lijst I middelen) voor te bereiden of te bevorderen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het de bedoeling is met de zelfstandige strafbaarstelling van die gedragingen mogelijk te maken dat in een vroeg stadium van de organisatie van die (internationale) handel in (hard)drugs kan worden ingegrepen vanwege het gevaarzettingskarakter daarvan. Vanwege dit karakter is de algemene terugtredingsmogelijkheid, zoals neergelegd in artikel 46b Wetboek van Strafrecht, niet van toepassing op voorbereidings- of bevorderingsdelicten die in artikel 10a van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.
Voor een bewezenverklaring in de zin van artikel 10a Opiumwet is, naast opzet van de dader, ook vereist dat deze aan die intentie uiting heeft gegeven door een of meer van de in artikel 10a, eerste lid, Opiumwet omschreven voorbereidings- of bevorderingshandelingen te verrichten. Niet is vereist dat reeds bekend is ter voorbereiding of bevordering van welk concreet misdrijf (als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet) deze handelingen dienen. Indien de voorbereidings- of bevorderingshandelingen wèl gericht zijn op een misdrijf dat in de voorstelling van de verdachte concrete vormen heeft aangenomen, ontneemt het enkele feit dat de voorbereidingshandelingen niet meer kunnen dienen om het begaan van juist dat concrete misdrijf voor te bereiden of te bevorderen, omdat inmiddels ingetreden omstandigheden aan de verwezenlijking van dat misdrijf in de weg staan, aan die handelingen niet hun zelfstandig strafbare karakter. Dat geldt ook als met die voorbereidings- of bevorderingshandelingen een begin is gemaakt, nadat die verhinderende omstandigheid zich heeft voorgedaan, zoals de inbeslagneming van de verdovende middelen. Voor de toepasselijkheid van artikel 10a Opiumwet is evenmin noodzakelijk dat het beraamde feit waarop de voorbereidings- of bevorderingshandelingen zijn gericht, niet is gerealiseerd en er evenmin sprake is van een strafbare poging tot dat feit, zodat strafbaarheid ook aanwezig is, indien op het voorbereidingsdelict als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid, Opiumwet is gevolgd. Voorbereidingshandelingen zijn dus zowel strafbaar wanneer de pleger in de voorbereidingsfase is blijven steken als wanneer het voorgenomen misdrijf waarop de voorbereidingshandelingen zich richten, is gerealiseerd dan wel een poging daartoe is ondernomen. Handelingen die plaatsvinden in de uitvoerings- of voltooiingsfase van het delict kunnen eveneens onder het bereik van artikel 10a Opiumwet vallen.
Naar hun aard kunnen voorbereidings- of bevorderingshandelingen verwantschap vertonen met gedragingen die over het algemeen met de deelnemingsvorm medeplichtigheid in verband worden gebracht. Dat neemt echter niet weg dat dergelijke handelingen in artikel 10a Opiumwet als zelfstandige misdrijven strafbaar zijn gesteld. Gelet op dat zelfstandige karakter van de in artikel 10a van de Opiumwet strafbaar gestelde voorbereidings- of bevorderingsdelicten past daarbij niet om daaronder ook handelingen te scharen, die zijn verricht na afloop van het voltooien van het voor te bereiden of te bevorderen delict.

Vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde

Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof – evenals de rechtbank – van oordeel dat de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Onder 1 primair is een poging tot invoer van ongeveer 3 kilogram cocaïne tenlastegelegd. Voor het bewijs van poging is vereist dat vast komt te staan dat een begin is gemaakt met de uitvoering van het misdrijf. Het dossier bevat aanwijzingen dat het pakket, dat door DHL op 28 september 2015 in Amsterdam is bezorgd, op enig moment cocaïne heeft bevat. Niet kan echter worden vastgesteld dat deze cocaïne (nog) in het pakket zat op het moment dat het in Venezuela bij DHL werd aangeboden ter verzending naar Nederland. Nu niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een begin van uitvoering van het binnen Nederland brengen van cocaïne, zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Nu het hof de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde zal vrijspreken, komt het hof niet toe aan bespreking van hetgeen de raadsman daaromtrent naar voren heeft gebracht.

Gebruik van namen

In de hiernavolgende overwegingen over het bewijs van de tenlastegelegde feiten zal het hof veelal de achternamen van betrokkenen gebruiken, ook waar het de verdachte betreft waarop dit arrest betrekking heeft. Dit is praktisch omdat een deel van deze overwegingen ook in de zaken van de medeverdachten gebruikt wordt.

Overwegingen met betrekking tot het onder 1 subsidiair tenlastegelegde

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit, omdat sprake zou zijn van een proefzending, zodat de voorbereidings- en bevorderingshandelingen geen betrekking hadden op invoer van drie kilogram cocaïne met de onderhavige zending, maar zagen op toekomstige zendingen.
Overwegingen en oordeel van het hof
In de hierna opgenomen overwegingen ten aanzien van de door de verdachte met anderen gevormde criminele organisatie heeft het hof op basis van de bewijsmiddelen vaststellingen gedaan omtrent de structuur, de werkwijze, de rolverdeling en financiële aspecten ten aanzien van verlangde betalingen en verdeling van opbrengst. Die vaststellingen moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kunnen meer in het bijzonder ten aanzien van de gang van zaken bij het onder 1 subsidiair tenlastegelegde de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
Op 8 september 2015 heeft [medeverdachte 1] [verdachte] erop geattendeerd dat 28 september 2015 ‘een topdag’ is, omdat er die dag niet veel douaneambtenaren dienst hebben, zodat hij en [medeverdachte 2] gemakkelijk met zijn tweeën de controle bij DHL zouden kunnen doen.
Op 9 september 2015 heeft [medeverdachte 3] [medeverdachte 4] ontmoet op of nabij het adres [adres 4] . Op dat adres, waar [medeverdachte 4] elke week een aantal keer kwam, woonden de ex-partner van [medeverdachte 4] en hun dochter.
Tijdens de doorzoeking van de door [verdachte] gebruikte auto is op 10 november 2015 een notitie aangetroffen met daarop de gegevens: “ [naam 1] , [adres 2] ”. Op dat naast [adres 4] gelegen adres woonde alleen mevrouw [naam 1] .
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben geregeld dat zij op 28 september 2015 als douaneambtenaren dienst hadden bij DHL op Schiphol Oost en stonden die dag daar klaar om, in het geval de hierna genoemde zending door de Douane/Belastingdienst voor controle zou zijn geselecteerd, deze niet aan een deugdelijke controle te onderwerpen en door te laten. Zij hebben daarvoor van [verdachte] geld gekregen.
Op 28 september 2015 is door DHL om 11:52 uur op het adres [adres 2] afgeleverd een op 24 september 2015 vanuit Venezuela verzonden pakket van 3.59 kilogram. Als gegevens van de verzender waren bekend “Centro Cultural Lirerias Del Sur” en de inhoud zou volgens de vrachtbrief “Boeken (libros)” betreffen. Als ontvanger stond vermeld “ [naam 1] , [adres 2] ”. Uit van de Douane ontvangen gegevens volgt dat deze zending niet voor controle is geselecteerd en rechtstreeks door DHL bij de ontvanger is afgeleverd. Uit de administratie van DHL blijkt dat op 25 september 2015 melding is gedaan van een beschadiging. DHL Venezuela laat na een dergelijke melding een Engels- en Spaanstalige brief achter in de zending.
Voor ontvangst van deze zending is getekend door “MR [naam 1] ”. Mevrouw [naam 1] heeft als getuige verklaard dat zij de handtekening niet herkent als de hare en dat zij nooit een pakket uit Venezuela in ontvangst heeft genomen. Zij was op 28 september 2015 tot 16 à 17 uur niet thuis.
Op 28 september 2015 om 11:53 uur heeft [medeverdachte 4] [medeverdachte 3] een bericht gestuurd met de tekst ‘kom je langs’, waarop [medeverdachte 3] direct bevestigend heeft geantwoord. Op 29 september 2015 hebben [medeverdachte 3] en [verdachte] elkaar ontmoet en hebben zij – kennelijk met betrekking tot voormelde zending – hun teleurstelling gedeeld over het feit dat, terwijl ‘alles klaar stond’ ‘het er niet in zat’ bij ‘deze uit Venezuela’. [verdachte] heeft op 30 september 2015 met [medeverdachte 1] uitgebreid van gedachten gewisseld over de Engels- en Spaanstalige brief van DHL, die [verdachte] in het pakket met boeken en stukgesneden materiaal had aangetroffen. Uit deze gesprekken volgt dat zij er vanuit gingen dat in de voormelde zending ongeveer twee of drie kilogram cocaïne zou zitten. Ook volgt uit die gesprekken dat [medeverdachte 1] wist dat de zending kwam en dat hij en [verdachte] het erover eens waren dat er voor hetgeen door hen was gedaan van de zijde van de cocaïne verzendende en/of afnemende personen een vergoeding op tafel moest komen. Ook komt in deze gesprekken de vraag naar voren, of [medeverdachte 1] de brief van DHL wilde hebben om deze aan [medeverdachte 2] te kunnen tonen, zodat laatstgenoemde niet zou hoeven te denken dat zij genept werd wat betreft de nadere vergoeding voor een succesvol ingevoerde hoeveelheid cocaïne.
Op grond hiervan komt het hof tot de hierna vermelde bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
Anders dan door de raadsman is betoogd, volgt uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden dat de voorbereidings- en bevorderingshandelingen van de verdachte en zijn mededaders niet gericht waren op een (lege) proefzending, maar op de invoer van cocaïne door middel van de op 28 september 2015 door [medeverdachte 4] in ontvangst genomen zending afkomstig uit Venezuela.
Het voorwaardelijke verzoek getuigen te horen
Het hof heeft ter terechtzitting van 21 september 2018 de beslissing op het voorwaardelijke verzoek tot het horen als getuigen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] aangehouden. Uit het voorgaande volgt dat het hof niet tot de conclusie komt dat sprake is geweest van aanwezigheid van cocaïne in het pakket met boeken, zodat de voorwaarde waaronder dit verzoek is gedaan niet is vervuld. Dit verzoek behoeft daarom verder geen bespreking.

Overwegingen met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair tenlastegelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangegeven dat een bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde niet langer wordt bestreden. Gelet op het feit dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep zijn betrokkenheid heeft erkend bij de invoer van cocaïne in flessen olijfolie afkomstig uit Chili, kunnen de bestanddelen van het onder 2 primair tenlastegelegde strafbare feit worden bewezen. Wel heeft de raadsman erop gewezen dat de betrokkenheid van de verdachte is beperkt tot gedragingen in Nederland en voorts dat niet vaststaat dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne daadwerkelijk 8 kilogram betrof, hetgeen tevens van belang is in het kader van een te bepalen strafmaat.
Overwegingen en oordeel van het hof
In de hierna opgenomen overwegingen ten aanzien van de door de verdachte met anderen gevormde criminele organisatie heeft het hof op basis van de bewijsmiddelen vaststellingen gedaan omtrent de structuur, de werkwijze, de rolverdeling en financiële aspecten ten aanzien van verlangde betalingen en verdeling van opbrengst. Die vaststellingen moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kunnen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde meer in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
Op 19 en 20 oktober 2015 zijn respectievelijk veertien en twee dozen met telkens zes flessen olijfolie afkomstig uit Chili met airwaybill nummer 2095608546 bij DHL te Schiphol aangekomen en vervolgens in beslag genomen. Alle dozen waren op dezelfde wijze geadresseerd aan:
[adres 5]
Netherlands, The.
De zending dozen zou aanvankelijk per luchtvracht via Madrid (Spanje) en Leipzig (Duitsland) worden vervoerd naar het sorteercentrum van DHL te Schiphol. Echter, vanwege logistieke werkzaamheden in dat sorteercentrum zijn de zestien dozen (in vier leveringen) per vrachtwagen vanuit Brussel (België) naar Schiphol vervoerd.
Abusievelijk is deze zending door de douaneautoriteiten vrijgegeven (custom cleared) ondanks het douaneprofiel “verplicht controleren”, waardoor de zending bij aankomst in Nederland rechtstreeks gesorteerd zou worden voor aflevering en niet voor douanecontrole in het sorteercentrum van DHL te Schiphol apart gezet zou worden.
Op basis van de onderzoeksbevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is door de Brigade Recherche Forensische Opsporing van de Koninklijke Marechaussee een berekening gemaakt, waaruit volgt dat uitgaande van gemiddelden er in totaal ongeveer 8 kilogram cocaïne in de 96 flessen aanwezig was.
Ten aanzien van de gedragingen van de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] kan het volgende worden vastgesteld.
  • [verdachte] en/of [medeverdachte 3] hebben betalingen gevraagd van de ontvangers en/of verzenders van de flessen met olijfolie en cocaïne, die zonder het risico van controle en onderschepping door de Nederlandse Douane in een DHL zending cocaïne binnen het grondgebied van Nederland wilden brengen. Bij een succesvolle invoer van 8 kilogram cocaïne becijferden [verdachte] en [medeverdachte 3] hun verdiensten op ongeveer € 70.000,-;
  • [medeverdachte 5] is door [verdachte] gevraagd als ontvanger/afleveradres op te treden;
  • [verdachte] en/of [medeverdachte 3] heeft/hebben het afleveradres aan de verzenders gegeven;
  • [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben volgens de afspraak die [medeverdachte 1] met [verdachte] had gemaakt, geregeld dat zij als douaniers dienst hadden op 19 oktober 2015;
  • de leveranciers/verzenders hebben de olijfolie met cocaïne (volgens afspraak) op 15 oktober 2015 in Chili ter verzending aan het opgegeven afleveradres aangeboden;
  • [verdachte] heeft de track-and-trace informatie aan de hand van het bij de zending behorende airwaybill nummer geraadpleegd;
  • [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben volgens afspraak op 19 oktober 2015 als douaniers gereed gestaan om de zending niet deugdelijk te controleren en te onderscheppen;
  • [medeverdachte 1] heeft, zoals door hem als getuige ter terechtzitting van het hof is verklaard, op 19 oktober 2015 uitgekeken naar dozen/pakketten uit Chili;
  • [medeverdachte 5] heeft op het opgegeven afleveradres gewacht op de aflevering van de zending olijfolie en cocaïne;
  • [verdachte] heeft aan de hand van de track-and-trace informatie met [medeverdachte 1] op 19 oktober 2015 overlegd toen de aflevering van de zending niet verliep zoals beoogd en [verdachte] heeft [medeverdachte 5] opdracht gegeven op het afleveradres langer te blijven wachten op de aflevering;
  • [verdachte] en [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben besprekingen gevoerd, informatie uitgewisseld en ingewonnen met betrekking tot hun bovengenoemde gedragingen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte bij de uitvoering van de verschillende handelingen strekkende tot de invoer van cocaïne uit Chili bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn mededaders. Bij die samenwerking was sprake van handelen overeenkomstig een tevoren gemaakt gezamenlijk plan, met een voor elk van de mededaders duidelijke rolverdeling, terwijl daarbij de onderlinge afstemming tussen de verdachte en zijn mededaders, in het bijzonder ook in de aan het verzenden voorafgaande fase, cruciaal was. Tegen deze achtergrond staat de omstandigheid dat verdachte niet zelf elke in de bewezenverklaring genoemde handeling heeft verricht er niet aan in de weg hem ook in zoverre als medepleger aan te merken. Het werken overeenkomstig het tussen de verdachte en zijn mededaders afgesproken plan, vereiste een nauwe en bewuste samenwerking en veel afstemming tussen alle betrokkenen (de verzendende partij in Chili, de omgekochte douaniers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , de betrokkene op het afleveradres [medeverdachte 5] en de uiteindelijk ontvangende partij). Bij de uitvoering van dit feit heeft de verdachte met zijn mededaders een organiserende, regisserende en voor de totstandkoming van het strafbare feit cruciale rol vervuld. De verdachte ontving een aanzienlijk aandeel voor een geslaagde zending. Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachte door met zijn mededaders aldus te handelen zich schuldig heeft gemaakt aan het onder
2 primair tenlastegelegde medeplegen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 8 kilogram cocaïne.
Wat betreft de ingevoerde hoeveelheid cocaïne verdient daarbij opmerking dat het hof geen reden heeft te twijfelen aan de voormelde berekening van het NFI. Daarbij komt dat uit het proces-verbaal van uitluisteren OVC-opname van 16 oktober 2015 tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] blijkt dat zij ook over 8 kilogram spreken, waar zij zeggen: “83 gram per fles”, “60 of 70 flessen”, “12 flessen voor een kilo” en “8 zou 96 flessen zijn”.

Overwegingen met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 4 tenlastegelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat hooguit kan worden gesproken van een vorm van samenwerking vanaf het moment dat [medeverdachte 2] weer aan het werk is gegaan of, als het hof dat niet zou volgen, vanaf 2 september 2015, de dag waarop het zogenoemde XO-gesprek plaatsvond. [medeverdachte 2] was in die samenwerking immers een onmisbare schakel. Tijdens haar afwezigheid kan er dan ook niet zijn samengewerkt met het oog op de invoer van verdovende middelen. De periode van de samenwerking eindigde in ieder geval met de onderschepping van de cocaïne in olijfolie op 19 oktober 2015. Gelet op de korte duur van de samenwerking kan niet worden gesproken van een duurzame en structurele samenwerking. Het gaat eerder om een aantal mensen die strafbare feiten medeplegen in een los verband. De rol van de verdachte was beperkt tot het doorgeven van geld aan [medeverdachte 1] . Onder al deze omstandigheden moet de verdachte volgens de verdediging van het onder 4 tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.
Overwegingen en oordeel van het hof
Onder een organisatie en deelneming daaraan als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet wordt verstaan: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Aanwijzingen voor het bestaan van een samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn; gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen (cumulatieve) vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken.
Voor het bewijs van deelneming aan die organisatie moet komen vast te staan dat de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met het oogmerk tot het plegen van de strafbare feiten, dan wel dat hij deze gedragingen ondersteunt. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon heeft samengewerkt, of bekend moet zijn geweest, met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Gelet op de inhoud van de dossierstukken en hetgeen ter terechtzitting aan de orde is geweest, en in aanmerking genomen hetgeen is vastgesteld en overwogen met betrekking tot de onder 1 tot en met 3, en de onder 5 en 6 tenlastegelegde feiten, stelt het hof vast dat tussen de verdachten [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 1] een samenwerkingsverband bestond dat het oogmerk had om verdovende middelen in te voeren, in- of uitvoer van verdovende middelen voor te bereiden en te bevorderen en om deze af te leveren. Ook [medeverdachte 2] heeft aan dit samenwerkingsverband deelgenomen. Uit de gebruikte bewijsmiddelen volgt een algemene structuur van deze samenwerking. [medeverdachte 3] en [verdachte] voerden overleg met personen die de cocaïne wilden in- of uitvoeren. Zij voerden deze gesprekken regelmatig samen, soms voerden zij deze gesprekken alleen. Met deze andere partijen werd afgesproken hoeveel cocaïne werd ingevoerd, dat de cocaïne via DHL moest worden verzonden en wanneer, opdat de cocaïne in Nederland op een maandag bij DHL ter douanecontrole zou aankomen. Verder werd besproken wat de verzendende of ontvangende partij zou moeten betalen voor de diensten van de organisatie en welk bedrag als borg aanbetaald moest worden. Ook regelden [verdachte] en [medeverdachte 3] door hen gecontroleerde afleveradressen in Nederland voor de vanuit het buitenland via DHL verzonden pakketten. [verdachte] besprak de planning vervolgens met [medeverdachte 1] . Ook sprak [verdachte] een aantal keer met [medeverdachte 1] over de manier waarop de verdovende middelen het beste verborgen konden worden, in golftassen, vermengd of in brieven. [verdachte] gaf [medeverdachte 1] geldbedragen, zodat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] klaar zouden staan voor het geval een zending geselecteerd zou worden voor een douanecontrole. [medeverdachte 1] zou deze zending dan doorlaten. [verdachte] hield via een track en trace-code het verloop van de zending in de gaten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 1] al samenwerkten voor het zogenoemde XO-gesprek, waarin [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] deze werkwijze van verzenden van cocaïne via DHL en haar rol daarbij heeft besproken. [medeverdachte 2] is in ieder geval vanaf dit gesprek aan dit samenwerkingsverband gaan deelnemen.
De betaling die de hiervoor genoemde personen ontvingen, had betrekking op de door hen verzorgde ‘verzekerde’ invoer en aflevering in Nederland van zendingen met cocaïne. Een deel van de betaling zag op het klaarstaan van de omgekochte douaniers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op maandagen bij DHL op Schiphol-Oost om de desbetreffende pakketten door te laten, mochten de betreffende zendingen voor controle door de Douane zijn geselecteerd. Een ander deel van de betaling die de leden van deze criminele organisatie zouden ontvangen, hield verband de hoeveelheid succesvol ingevoerde cocaïne.
Het is hof is, gelet op het voorgaande en gelet op de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
Daarmee komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde.

Overwegingen met betrekking tot het onder 5 tenlastegelegde

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 5 tenlastegelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het voornemen om cocaïne in golftassen in te voeren, niet voldoende concreet is geworden om van voorbereidingshandelingen te kunnen spreken. Er is gesproken over een idee, maar van een actieve handeling om iets van het voornemen uit te voeren is niet genoegzaam gebleken. Daarbij komt dat onaannemelijk is dat 20 kilogram cocaïne in een golftas zou worden gestopt, omdat dat te veel zou opvallen.
Overwegingen en oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben op 24 augustus 2015 in de auto van [verdachte] gesproken over drie golftassen, ‘één waar het in zit en in de rest zit niks’. [medeverdachte 3] is op de dag van dit gesprek nog bij de contactpersoon van de golftassen geweest. Diegene heeft hem gezegd dat één van de golftassen een gele band zou hebben, daar zat het in en in de rest van de golftassen zat niks. De verzender van de golftassen had al aanbetaald. De golftassen gingen naar [medeverdachte 5] (het hof begrijpt hier en hierna: [medeverdachte 5] ). Op 30 september 2015 heeft een OVC-gesprek plaatsgevonden tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . In dat gesprek zei [verdachte] dat de golftassen er al stonden, [medeverdachte 3] (het hof begrijpt: [medeverdachte 3] ) had er al foto’s van gezien. In dit gesprek hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] besproken dat de golftassen naar [medeverdachte 5] gingen en dat het verstandig was om de helft van de blokken achter te houden, totdat de afnemer had betaald. Uit het gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] op 11 oktober 2015 blijkt dat het golftassen met 20 kilo ‘kant en klaar’ betrof. Voorts heeft [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat er golftassen zouden komen met daarin cocaïne.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat het voornemen bestond om een hoeveelheid van 20 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen. Daarvoor heeft [medeverdachte 3] een gesprek gevoerd met de verzender, of een persoon (of personen) die met deze verzender in contact stond(en). In dat gesprek is in ieder geval informatie uitgewisseld over de voorgenomen invoer van cocaïne en over het verbergen van de cocaïne in één van die golftassen. [medeverdachte 3] heeft vervolgens over het voornemen gesproken met [verdachte] . Uit het bewijs volgt ook dat de golftassen al klaar stonden (naar het hof begrijpt:) voor verzending en dat deze naar [medeverdachte 5] zouden gaan. [verdachte] heeft over de voorgenomen invoer van cocaïne gesproken met [medeverdachte 1] en hem verteld over de golftassen en over de markering van de golftas waar de cocaïne in zou zitten. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben met elkaar gesproken over de betaling door de afnemers en het achterhouden van blokken cocaïne als zekerheid dat deze betaling zou plaatsvinden.
In het onder 5 tenlastegelegde zijn als zesde en zevende gedachtestreepje gedragingen beschreven, die betrekking hebben op een groeiende overtuiging dat het risico te groot was om blokken kant en klare cocaïne in golftassen te verbergen. Letterlijk beschouwd zouden deze gedragingen moeilijk kunnen worden aangemerkt als de voorbereiding of bevordering van de invoer van 20 kilogram cocaïne in golftassen. Deze gedragingen hebben er immers juist toe geleid dat de invoer in golftassen werd afgeblazen. Echter, niet is onder 5 tenlastegelegd dat de invoer van 20 kilogram cocaïne
in golftassenwerd voorbereid of bevorderd. Ten laste is gelegd dat de verdachte, om de invoer van
20 kilogram cocaïnevoor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft. Dat tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] en ook tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] is gesproken over de risico’s van de invoer van blokken kant en klare cocaïne, neemt niet weg dat de verdachte samen met anderen zich en anderen daarmee inlichtingen heeft verschaft om de invoer van 20 kilogram cocaïne voor te bereiden of te bevorderen. De gesprekken gaan immers over een manier van vervoeren van deze 20 kilogram cocaïne, waarbij weinig risico’s bestonden dat de cocaïne door de douane zou worden onderschept. [verdachte] heeft op 11 oktober 2015 tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij de personen van de golftassen heeft verteld dat het kant en klaar versturen niet gaat in verband met de risico’s. [verdachte] heeft daarbij opgemerkt dat diegene het nu dus vermengd in koffie ging doen. Uit dit gesprek blijkt dan ook dat de uitgewisselde informatie die achter het vijfde gedachtestreepje is beschreven, ertoe heeft geleid dat deze 20 kilogram cocaïne op een andere manier zou worden verhuld en verpakt met het oog op een invoer in Nederland.
Gelet op de inhoud van bewijsmiddelen en in aanmerking genomen hetgeen hiervoor is overwogen, stelt het hof vast dat de verdachte samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] besprekingen heeft gevoerd en informatie heeft uitgewisseld over het voornemen om 20 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen. Deze besprekingen, waarvan de inhoud in de tenlastelegging is genoemd en uit de bewijsmiddelen volgt, moeten worden beschouwd als het zich en anderen trachten te verschaffen van gelegenheid en inlichtingen waarmee de invoer van 20 kilogram cocaïne werd voorbereid of bevorderd. Anders dan de verdediging heeft betoogd, hadden de besprekingen niet slechts betrekking op een losse gedachte of ’hersenspinsel’. Er bestond een concreet voornemen om 20 kilogram cocaïne in te voeren.

Overwegingen met betrekking tot het onder 6 tenlastegelegde

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 6 tenlastegelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het voornemen om cocaïne in brieven uit te voeren naar Australië onvoldoende concreet is geworden om van strafbare voorbereidingshandelingen te kunnen spreken. Het is onduidelijk of iets van het voornemen is uitgevoerd. Verder gaat het om plannen van anderen, terwijl [verdachte] aan die plannen geen voldoende significante bijdrage heeft geleverd.
Overwegingen en oordeel van het hof
Op 13 september 2015 heeft [verdachte] een gesprek gevoerd met [medeverdachte 1] over de mogelijkheid om via DHL brieven te sturen naar Australië. Uit dat gesprek leidt het hof af dat [verdachte] samen met een ander (‘we’) met personen uit Australië heeft gesproken. Deze personen waren in Nederland. [verdachte] en die ander hebben deze personen uit Australië gezegd dat het gewicht van de brieven lager moet zijn dan 500 gram (‘het kan dus niet precies die vijfhonderd raken’), omdat de brieven ook nog helemaal ‘hondvrij’ geseald moeten worden. Op een vraag van [medeverdachte 1] wat deze Australische personen wilden versturen, antwoordde [verdachte] dat het ging om cocaïne en dat men het liefst elke dag enveloppen wilde versturen. [medeverdachte 1] heeft [verdachte] vervolgens uitgelegd dat je ‘maximaal 2,5 ons’ in een envelop kunt verstoppen. [verdachte] vroeg aan [medeverdachte 1] of brieven ook bij [medeverdachte 1] kwamen. [medeverdachte 1] beaamde dat en lichtte toe dat ‘het mooie van enveloppen is dat een briefgeheim geldt, brieven mogen in principe niet opengemaakt worden’. Uit het gesprek blijkt ook dat [verdachte] met [medeverdachte 1] heeft besproken welke prijs aan de verzendende partij moest worden gevraagd.
Het hof stelt op grond van het voorgaande, in samenhang met de bewijsmiddelen, vast dat het voornemen bestond om cocaïne in brieven naar Australië te versturen via DHL. [verdachte] heeft daartoe besprekingen gevoerd, informatie uitgewisseld en informatie ingewonnen. Deze gedragingen moeten worden beschouwd als voorbereidings- of bevorderingshandelingen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid onder 2°, van de Opiumwet, te weten het zich inlichtingen tot het buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne (een feit als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet) trachten te verschaffen waarmee de voorgenomen uitvoer van cocaïne werd voorbereid of bevorderd. Voor die vaststelling is niet van belang of het voornemen om cocaïne in brieven te versturen daadwerkelijk is uitgevoerd.
Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat de verdachte de onder 6 tenlastegelegde gedragingen in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft verricht. Immers, hij heeft samen met een ander onbekend gebleven persoon gesproken met personen uit Australië en hij heeft informatie ingewonnen bij [medeverdachte 1] . De omstandigheid dat [medeverdachte 1] door de rechtbank Noord-Holland is vrijgesproken van dit feit maakt dat niet anders.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 subsidiairhij in de periode van 1 september 2015 tot en met 30 september 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen
om feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 3 kilogram cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- anderen heeft getracht te bewegen om die feiten mede te plegen, en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid te verschaffen en
- zich en anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen,
immers heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) aan een andere mededader gevraagd of deze als ontvanger van een te verzenden DHL zending met cocaïne wil optreden
en
heeft één van zijn mededaders het adres [adres 2] aan hem en/of één van zijn mededaders, opgegeven als afleveradres voor één zending
en
hebben zijn mededaders, te weten: de douaneambtenaren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak in de ochtend van 28 september 2015 geregeld dat
zijzelf op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtenaren hadden
en
hebben voornoemde douaneambtenaren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, in het geval voornoemde
zendingdoor de Douane was geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde
zendingniet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en niet in beslag te nemen,
en
heeft één van zijn mededaders bij het adres [adres 2] gewacht op aflevering van voornoemde
zendingdoor DHL en aldaar voornoemde
zendingin ontvangst genomen
en
heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en);
feit 2 primairhij omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 19 oktober 2015 in Nederland en te Chili, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Opiumwet, ongeveer 8 kilogram cocaïne,
immers heeft/hebben hij en/of één van zijn mededaders (een) betaling(en) gevraagd van één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) die zonder het risico van controle en onderschepping door de Douane in een DHL zending cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen
en
heeft hij aan een ander gevraagd of deze als ontvanger en geadresseerde van een te verzenden DHL zending wil optreden
en
heeft
/hebben hij en/oféén van zijn mededaders het adres [adres 3] aan één of meer van zijn mededader(s) opgegeven als afleveradres voor één zending
en
heeft de douaneambtenaar [medeverdachte 1] overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak geregeld dat hij en douaneambtenaar [medeverdachte 2] zelf op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtenaren hadden
en
heeft/hebben één of meer van zijn mededaders overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak dozen/pakketten met flessen met olijfolie en cocaïne op 15 oktober 2015 bij DHL in Chili aangeboden ter verzending naar voornoemd adres [adres 3] ,
en
heeft hij aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd
en
hebben voornoemde douaneambtenaren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, in het geval voornoemd dozen/pakketten door de Douane waren geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde dozen/pakketten niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en niet in beslag te nemen
en
heeft die douaneambtenaar [medeverdachte 1] op 19 oktober 2015 tussen de door de Douane voor een douanecontrole geselecteerde dozen/pakketten uitgekeken naar dozen/pakketten verzonden vanuit Chili
en
heeft
[medeverdachte 5]op het adres [adres 3] gewacht op de aflevering van voornoemde door DHL op dit adres af te leveren dozen/pakketten met flessen met olijfolie en cocaïne
en
heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en);
feit 3hij in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 4 november 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
aan ambtenaren, te weten: de douaneambtenaren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ,
giften, te weten:
- contante geldbedragen,
heeft gedaan,
teneinde genoemde ambtenaren te bewegen om in zijn/haar bediening als douaneambtenaar iets te doen of na te laten,
bestaande dit doen of nalaten uit:
- het regelen van inroostering op controlediensten bij DHL op Schiphol-Oost op de dagen dat aldaar een zending met cocaïne, voor douanecontrole geselecteerd zou kunnen worden en
daaraanonderworpen zou kunnen worden
en
- het achterwege laten van (deugdelijke) douanecontroles op en het achterwege laten van inbeslagneming van zendingen, waarvan voornoemde ambtenaren wisten dat daarin een hoeveelheid cocaïne verborgen was;
feit 4hij in de periode van 15 april 2015 tot en met 10 november 2015 in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in
- artikel 10, vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet en
- artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet;
feit 5hij in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 16 oktober 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
om feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 20 kilogram cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen
immers heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) besprekingen gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over
- het voornemen om cocaïne vanuit Panama binnen het grondgebied van Nederland te brengen, verborgen in een golftas en
- de wijze van markering van de golftas, waarin de cocaïne verborgen zou worden ("gele band" ) en
- de persoon in Nederland, naar wie de golftas gestuurd zou worden ("naar [medeverdachte 5] ") en
- de hoeveelheid cocaïne, die binnen het grondgebied van Nederland zou worden gebracht ("20") en
- de risico's op en van onderschepping van de golftas met cocaïne ("Hoe je het ook verstopt, een blok zie je altijd zitten op de scan. Kijk als je met die golftassen twintig doet, als het ergens ook maar een klein scannetje krijgt, dan ben je het gewoon kwijt" en "Je moet natuurlijk zien op het moment dat je golftassen hebt met 20 kilo kant en klaar, als het gepakt ergens onderweg, kan het zo maar een heel onderzoek opleveren") en
- een alternatief voor het binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, verborgen in een golftas ("Vermengd in koffie" en "je beste kans is het vermengde");
feit 6hij omstreeks 13 september 2015 in Nederland, tezamen en in verenging met één of meer ander(en),
om feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk meermalen buiten het grondgebied van Nederland brengen en afleveren van hoeveelheden, cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of (een) ander(en) inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen
immers heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) besprekingen gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over
- het voornemen om cocaïne buiten het grondgebied van Nederland te brengen naar Australië in brieven/enveloppen, te verzenden via DHL en
- of deze brieven/enveloppen bij DHL al dan niet door [medeverdachte 1] aan een (schijn)douanecontrole zouden kunnen worden onderworpen ("Ja, maar komt dat ook bij jou?")
- de hoeveelheid cocaïne, die per brief/envelop verstuurd zou kunnen worden ("twee en een half ons") en
- de frequentie, waarmee cocaïne per brief/envelop verstuurd zou kunnen worden ("het liefst elke week, het liefst elke dag zelfs" en "hij had wil eigenlijk gewoon continue sturen") en
- het voordeel van een dergelijke wijze van het buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne ("Ja, weet je wat het mooie is van brieven? Dat wij overal werken met briefgeheim" en "Maar ik kan ze nu gewoon zeggen allemaal niet geopend in verband met briefgeheim");
feit 7hij op 10 november 2015 te Purmerend wapens van categorie III, te weten
- een pistool (merk: FN Herstal) en
- twee patroonmagazijnen
en munitie van categorie III, te weten 40 kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen of om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid te verschaffen en door zich of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van een ambtenaar een gift doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door zich of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door zich of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot zeven jaren gevangenisstraf.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 tot en met 7 ten laste gelegde, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting in hoger beroep, in plaats van tot de door de rechtbank opgelegde straf zal worden veroordeeld tot 79 maanden gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte maakte deel uit van een criminele organisatie die zich bezig hield met de invoer van cocaïne. De verdachte heeft samen met anderen ongeveer 8 kilogram cocaïne uit Chili ingevoerd. Ook heeft hij meermalen de invoer van cocaïne voorbereid en bevorderd. Het hof rekent de verdachte aan dat hij met zijn gedragingen zijn eigen gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs heeft gesteld en bereid was die afnemers bloot te stellen aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s. Het is immers algemeen bekend dat met name het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De (psychische) gezondheid van gebruikers kan al op heel korte termijn schade worden toegebracht. Op langere termijn kan de (lichamelijke en psychische) gezondheid en het welzijn van gebruikers nog verder worden geschaad, waarbij langdurige begeleiding en behandeling nodig kan zijn om de verslavende werking van sommige drugs te overwinnen, als dat al lukt.
Het ging in de criminele organisatie waaraan de verdachte deelnam om zodanige hoeveelheden cocaïne dat daarmee ook diverse andere maatschappij ontwrichtende verschijnselen in verband moeten worden gebracht. Gewezen kan worden op het witwassen van grote geldsommen, afrekeningen in het criminele circuit, en – niet in de laatste plaats – op de corrumperende werking die kan uitgaan van de in drugsorganisaties gegenereerde geldbedragen. Dat laatste effect is in deze zaak even scherp als stuitend aan het licht gekomen.
De verdachte heeft samen met anderen ten behoeve van cocaïnetransporten douaneambtenaren omgekocht. De verdachte heeft het systeem van controle op de internationale drugshandel ondermijnd. Hij heeft de integriteit van een overheidsorgaan aangetast en ook het vertrouwen geschaad dat de burger in het overheidsapparaat moet kunnen stellen. De verdachte heeft ook dit kennelijk alleen gedaan om er zelf financieel beter van te worden.
Verdachte heeft ook een vuurwapen met bijbehorende patroonmagazijnen en munitie voorhanden gehad. Vuurwapens worden vaak gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving.
Het hof heeft gelet op straffen die meestal worden opgelegd voor soortgelijke feiten, zoals beschreven in de zogenoemde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een geslaagde invoer van 8 kilogram cocaïne wordt een gevangenisstraf genoemd van 54 maanden als dit feit wordt gepleegd door een persoon die enige rol in een hierop gerichte organisatie speelt. Voor een geslaagde invoer van 3 kilogram cocaïne wordt een gevangenisstraf genoemd van 36 maanden als dit feit wordt gepleegd door een persoon die enige rol in de organisatie speelt. Ten aanzien van de invoer van 3 kilogram cocaïne in boeken wordt echter niet bewezen dat deze cocaïne is ingevoerd, maar (alleen) dat de verdachte samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de verhouding tussen het strafmaximum voor de geslaagde opzettelijke invoer van cocaïne (12 jaar) en het strafmaximum voor voorbereidingshandelingen (6 jaar). De verdachte heeft daarnaast de uitvoer voorbereid en bevorderd van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne in brieven en de invoer in (aanvankelijk) golftassen. Voor omkoping bestaan geen oriëntatiepunten van het LOVS, maar voor alleen al het voorhanden hebben van een vuurwapen worden volgens die oriëntatiepunten gevangenisstraffen opgelegd van een aantal maanden.
De verdachte had een belangrijke rol in de criminele organisatie. Uit de afgeluisterde gesprekken volgt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 3] binnen de bewezen verklaarde periode gesprekken voerden over meer drugszendingen dan de gedragingen die bij dit arrest bewezen worden verklaard. De verdachte voerde met de medeverdachte [medeverdachte 3] gesprekken met de personen die de cocaïne wilden invoeren. De verdachte had daarover ook de afstemming met de medeverdachte [medeverdachte 1] om ervoor te zorgen dat de zendingen, als deze voor een douanecontrole geselecteerd zouden worden, bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] terecht zouden komen zodat deze niet onderschept zouden worden. De verdachte had een belangrijke stem in de manier waarop, wanneer en de financiële voorwaarden waartegen deze zendingen zouden plaatsvinden. De wijze waarop de verdediging de rol van de verdachte heeft gekenschetst, namelijk als niet meer dan een ‘doorgeefluik’ van geld en informatie, doet geen recht aan de werkelijkheid.
Het hof heeft ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting zijn gebleken. De verdediging heeft in dat verband naar voren gebracht dat de verdachte een gezin heeft en zijn leven op orde heeft gebracht. De verdachte heeft berouw zodat het opleggen van een aanzienlijke gevangenisstraf voor het verminderen van het risico op herhaling volgens de verdediging niet nodig is. Het hof hecht, gelet op de ernst en omvang van de bewezen verklaarde feiten, aan deze persoonlijke omstandigheden echter geen doorslaggevend gewicht.
Het hof acht, alles afwegende en gelet op het voorgaande, een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar passend en geboden. Deze gevangenisstraf is hoger dan de gevangenisstraf die vandaag aan medeverdachte [medeverdachte 3] wordt opgelegd. Reden daarvoor is dat de verdachte, anders dan medeverdachte [medeverdachte 3] , wordt veroordeeld voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot het uitvoeren van cocaïne in brieven en voor het voorhanden hebben van een wapen met patroonhouders en munitie.
Redelijke termijn
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft erop gewezen dat de redelijke termijn van berechting in hoger beroep is overschreden en heeft daaraan de conclusie verbonden dat strafvermindering moet volgen.
Standpunt van de verdediging
Ook namens de verdachte is strafvermindering bepleit wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Overwegingen en oordeel van het hof
In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als zodanige handeling geldt in de onderhavige zaak de inverzekeringstelling van de verdachte op 10 november 2015.
Deze zaak vloeit voort uit een tamelijk omvangrijk politieonderzoek dat heeft geresulteerd in de tenlastelegging van een substantieel aantal strafbare feiten bij een zestal personen door wie een of meer van deze feiten zijn medegepleegd. De zaken tegen de verdachte en zijn mededaders zijn door de rechtbank gelijktijdig berecht. Met de inhoudelijke behandeling is een aantal zittingsdagen in juni 2017 gemoeid geweest. De rechtbank heeft binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen vonnis gewezen op 20 juli 2017. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarna het dossier op 25 januari 2018, binnen de inzendtermijn van acht maanden, bij de griffie van het gerechtshof is ingekomen.
Ook in hoger beroep is de zaak van de verdachte gelijktijdig berecht met de zaken tegen de vier medeverdachten die eveneens hoger beroep hebben ingesteld. Op 21 september 2018 heeft een regiezitting plaatsgevonden, waarop is beslist op de door een aantal raadslieden ingediende verzoeken. De inhoudelijke behandeling in hoger beroep heeft in oktober 2019 een aantal zittingsdagen in beslag genomen. Het hof wijst arrest ongeveer twee jaar en drie maanden na het instellen van hoger beroep. In het licht van het voorgaande, en in aanmerking genomen dat het hof arrest wijst binnen vier jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, is het hof van oordeel dat – voor zover al geoordeeld zou moeten worden dat de ingewikkeldheid van de zaak geen toereikende rechtvaardiging vormt voor de duur van de berechting in hoger beroep – volstaan moet worden met de constatering van de beperkte overschrijding van de redelijke termijn van berechting in hoger beroep. Het hof ziet dan ook geen aanleiding voor strafvermindering.

Beslag

Verbeurdverklaring
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van in totaal 1.310 euro (aangetroffen in een nachtkastje), bestaande uit:
- 1 bankbiljet van 500 euro;
- 10 bankbiljetten van 50 euro;
- 31 bankbiljetten van 10 euro,
behoren aan de verdachte toe. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien zij geheel of grotendeels door middel van het ten laste gelegde en bewezen verklaarde zijn verkregen.
Het hof overweegt in dat verband dat bewezen is verklaard dat de verdachte betrokken is geweest bij verschillende opiumdelicten. Deze feiten gaan doorgaans gepaard met het bezit van contante geldbedragen, waaronder met regelmaat coupures van 500 euro. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 27 juni 2017 verklaard dat het onder hem in beslag genomen geldbedrag was bedoeld om kasten op zolder te bouwen, dat hij een deel van dat bedrag van zijn vrouw heeft gehad en dat hij geen antwoord wenste te geven op de vraag waar het 500 euro biljet vandaan kwam. Ter terechtzitting in hoger beroep van 2 oktober 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij in de hoedanigheid van doorgeefluik geldbedragen heeft ontvangen ten behoeve van het faciliteren van drugstransporten, waarvan hij ook een deel zelf heeft gehouden. Onder deze omstandigheden en bij gebreke van een aannemelijke verklaring omtrent een legale herkomst van de in het nachtkastje aangetroffen geldbedragen, is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat deze gelden een legale herkomst hadden. Tegen die achtergrond acht het hof de conclusie gerechtvaardigd dat het geldbedrag van in totaal 1.310 euro geheel of grotendeels door middel van de onderhavige strafbare feiten is verkregen, zodat verbeurdverklaring daarvan dient te volgen.
Teruggave
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van in totaal 335 euro (aangetroffen in een keukenlade), bestaande uit:
- 6 bankbiljetten van 50 euro;
- 1 bankbiljet van 20 euro;
- 1 bankbiljetten van 10 euro;
- 1 bankbiljet van 5 euro,
behoren aan de verdachte toe. Het hof is van oordeel dat die voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, aangezien gelet op de verklaring van de vrouw van de verdachte voldoende aannemelijk is geworden dat dit legaal verkregen huishoudgeld betrof.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 47, 57, en 177 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 subsidiair als derde cumulatief/alternatief, het onder 3 als eerste cumulatief/alternatief, het onder 5 als derde cumulatief/alternatief en het onder 6 als eerste en derde cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 bankbiljet van 500 euro;
- 10 bankbiljetten van 50 euro;
- 31 bankbiljetten van 10 euro.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 6 bankbiljetten van 50 euro;
- 1 bankbiljet van 20 euro;
- 1 bankbiljet van 10 euro;
- 1 bankbiljet van 5 euro.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. T. Kaandorp, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 oktober 2019.