ECLI:NL:GHAMS:2019:5162

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
23-002733-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van criminele organisatie en drugshandel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een douaneambtenaar, was in eerste aanleg vrijgesproken van verschillende tenlastegelegde feiten, waaronder het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne en deelname aan een criminele organisatie. Het hof heeft het hoger beroep van zowel de verdachte als het Openbaar Ministerie behandeld. De verdachte was betrokken bij de invoer van cocaïne uit Venezuela en Chili, waarbij zij samen met medeverdachten afspraken maakte over het omzeilen van douanecontroles. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden en bevorderen van de invoer van cocaïne, en heeft haar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. Het hof heeft de rol van de verdachte in de criminele organisatie en haar betrokkenheid bij de drugshandel als ernstig beoordeeld, waarbij het belang van de volksgezondheid en de integriteit van de douane in het geding waren. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder de poging tot invoer van cocaïne, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze cocaïne daadwerkelijk was ingevoerd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002733-17
datum uitspraak: 30 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-870671-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2, 4, 7 en 16 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het Openbaar Ministerie heeft eveneens onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Blijkens de toelichting van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep richt het ingestelde hoger beroep zich tegen de gegeven beslissing tot vrijspraak van feit 4 (criminele organisatie) en tegen de strafmaat.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 1 subsidiair als derde cumulatief/alternatief (toegesneden op artikel 10a, eerste lid onder 3°, van de Opiumwet), onder 3 als eerste cumulatief/alternatief (toegesneden op de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014), onder 4 en onder 5 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen voornoemde in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen voornoemde in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissingen tot vrijspraak.
Nu het Openbaar Ministerie eveneens onbeperkt hoger beroep heeft ingesteld tegen voornoemd vonnis van de rechtbank Noord-Holland, liggen voornoemde tenlastegelegde feiten aan het hof ter beoordeling voor.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging en de wijziging daarvan – ten laste gelegd dat:
feit 1 primairzij en/of één of meer van haar mededader(s) in of omstreeks de periode van 01 september 2015 tot en met 28 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of te Venezuela en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging, althans alleen,
ter uitvoering van het door haar, verdachte, en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Opiumwet, ongeveer 3 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
één of meer (uitvoerings)handeling(en) heeft/hebben verricht,
immers heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen
en/of
heeft één van haar mededader(s) het adres [adres 2] aan één of meer van haar (andere) mededader(s), opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Venezuela, althans Zuid-Amerika, een hoeveelheid cocaïne, verpakt en/of verborgen in een pakket (met boeken) en/of (vervolgens) op 24 september 2015 bij DHL in Venezuela aangeboden ter verzending aan [naam 1] , [adres 2]
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd
en/of
heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in de (vroege) ochtend van 28 september 2015 geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)
en/of
heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd pakket door de Douane/Belastingdienst en/of DHL was geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemd pakket niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen,
en/of
heeft één van haar mededader(s) bij het adres [adres 2] gewacht op aflevering van voornoemd pakket door DHL en/of aldaar voornoemd pakket in ontvangst genomen
en/of
heeft/hebben zij, verdachte, en/of één of meer van haar mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven (uitvoerings)handeling(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 subsidiairzij in of omstreeks de periode van 01 september 2015 tot en met 30 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Venezuela en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren en/of verstrekken en/of afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 3 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen
en/of
heeft één van haar mededader(s) het adres [adres 2] aan één of meer van haar (andere) mededader(s), opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Venezuela, althans Zuid-Amerika, een hoeveelheid cocaïne, verpakt en/of verborgen in een pakket (met boeken) en/of (vervolgens) op 24 september 2015 bij DHL in Venezuela aangeboden ter verzending aan [naam 1] , [adres 2]
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd
en/of
heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in de (vroege) ochtend van 28 september 2015 geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)
en/of
heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd pakket door de Douane/Belastingdienst en/of DHL was geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemd pakket niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen,
en/of
heeft één van haar mededader(s) bij het adres [adres 2] gewacht op aflevering van voornoemd pakket door DHL en/of aldaar voornoemd pakket in ontvangst genomen
en/of
heeft/hebben zij, verdachte, en/of één of meer van haar mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en) en/of over de wijze van verpakking en/of verzending van voornoemde hoeveelheid cocaïne in voornoemd pakket en/of over de wijze waarop voornoemde hoeveelheid cocaïne kwijt en/of verloren en/of vermist is geraakt en/of is kunnen raken;
feit 2 primairzij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 19 oktober 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Chili en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Opiumwet, ongeveer 8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
immers heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen
en/of
heeft één van haar mededader(s) het adres [adres 3] aan één of meer van haar (andere) mededader(s) opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)
en/of
heeft/hebben zij en/of haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Chili, althans Zuid-Amerika, voornoemde hoeveelheid cocaïne, opgelost in en/of vermengd met olijfolie en/of (vervolgens) één of meer dozen/pakketten met flessen met deze olijfolie en cocaïne op 15 oktober 2015 bij DHL in Chili aangeboden ter verzending aan voornoemd adres [adres 3] ,
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd
en/of
heeft/hebben zij en/of haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd dozen/pakketten door de Douane/Belastingdienst en/of DHL waren geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde dozen/pakketten niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen
en/of
heeft/hebben zij en/of haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost tussen de door de Douane/Belastingdienst en/of DHL voor een douanecontrole geselecteerde dozen/pakketten gezocht en/of uitgekeken naar dozen/pakketten verzonden vanuit Chili
en/of
heeft één van haar mededader(s) op het adres [adres 3] gewacht op de aflevering van voornoemde door DHL op dit adres af te leveren dozen/pakketten met flessen met olijfolie en cocaïne
en/of
heeft/hebben zij, verdachte, en/of één of meer van haar mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en);
feit 2 subsidiairzij en/of één of meer van haar mededader(s) in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 19 oktober 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Chili en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging, althans alleen,
ter uitvoering van het door haar, verdachte, en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Opiumwet, ongeveer 8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
één of meer (uitvoerings)handelingen heeft/hebben verricht,
immers heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen
en/of
heeft één van haar mededader(s) het adres [adres 3] aan één of meer van haar (andere) mededader(s) opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)
en/of
heeft/hebben zij en/of haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Chili, althans Zuid-Amerika, voornoemde hoeveelheid cocaïne, opgelost in en/of vermengd met olijfolie en/of (vervolgens) één of meer dozen/pakketten met flessen met deze olijfolie en cocaïne op 15 oktober 2015 bij DHL in Chili aangeboden ter verzending aan voornoemd adres [adres 3] ,
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd
en/of
heeft/hebben zij en/of haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd dozen/pakketten door de Douane/Belastingdienst en/of DHL waren geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde dozen/pakketten niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen
en/of
heeft/hebben zij en/of haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost tussen de door de Douane/Belastingdienst en/of DHL voor een douanecontrole geselecteerde dozen/pakketten gezocht en/of uitgekeken naar dozen/pakketten verzonden vanuit Chili
en/of
heeft één van haar mededader(s) op het adres [adres 3] gewacht op de aflevering van voornoemde door DHL op dit adres af te leveren dozen/pakketten met flessen met olijfolie en cocaïne
en/of
heeft/hebben zij, verdachte, en/of één of meer van haar mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven (uitvoerings)handeling(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 meer subsidiairzij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 26 oktober 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Chili en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren en/of verstrekken en/of afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen
en/of
heeft één van haar mededader(s) het adres [adres 3] aan één of meer van haar (andere) mededader(s) opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)
en/of
heeft/hebben zij en/of haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Chili, althans Zuid-Amerika, voornoemde hoeveelheid cocaïne, opgelost in en/of vermengd met olijfolie en/of (vervolgens) één of meer dozen/pakketten met flessen met deze olijfolie en cocaïne op 15 oktober 2015 bij DHL in Chili aangeboden ter verzending aan voornoemd adres [adres 3] ,
en/of
heeft/hebben één of meer van haar mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd
en/of
heeft/hebben zij en/of haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd dozen/pakketten door de Douane/Belastingdienst en/of DHL waren geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde dozen/pakketten niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen
en/of
heeft/hebben zij en/of haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost tussen de door de Douane/Belastingdienst en/of DHL voor een douanecontrole geselecteerde dozen/pakketten gezocht en/of uitgekeken naar dozen/pakketten verzonden vanuit Chili
en/of
heeft één van haar mededader(s) op het adres [adres 3] gewacht op de aflevering van voornoemde door DHL op dit adres af te leveren dozen/pakketten met flessen met olijfolie en cocaïne
en/of
heeft/hebben zij, verdachte, en/of één of meer van haar mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en) en/of over de reden(en) waarom voornoemde zending(en) niet en/of nog niet en/of niet tijdig op voornoemd (aflever)adres was/waren afgeleverd;
feit 3zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 31 december 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Purmerend in elk geval in Nederland, als ambtenaar (douaneambtenaar),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
één of meer gift(en) en/of één of meer belofte(n) van [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, te weten:
- één of meer contante geldbedragen,
heeft aangenomen,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader wist(en) of redelijkerwijs vermoedde(n) dat deze/die gift(en) en/of belofte(n) haar/hen werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden,
tengevolge van of naar aanleiding van hetgeen door haar/hen al dan niet in strijd met haar/hun plicht in haar/hun bediening als douaneambtenaar is gedaan of nagelaten (lid 1 sub 2),
en/of
teneinde haar/hen te bewegen om al dan niet in strijd met haar/hun plicht in haar/hun bediening als douaneambtenaar iets te doen of na te laten (lid 1 sub 1),
bestaande dit doen of nalaten uit:
- het (aan)vragen van en/of regelen van en/of organiseren van (een) inroostering(en) op en/of (een) controledienst(en) bij DHL op Schiphol-Oost (op de dag(en) dat (aldaar)(volgens voornemen en/of naar verwachting) (een) (bepaalde) (pakket)zending(en) met cocaïne, althans (een) verdovend(e) middel(en), voor (een) douanecontrole(s) geselecteerd zou(den) kunnen worden en/of onderworpen zou(den) kunnen worden)
en/of
- het achterwege laten van (een) (deugdelijke) douanecontrole(s) op en/of het achterwege laten van (een) inbeslagneming(en) van (pakket)zending(en), waarvan zij en/of haar mededader wist(en) dat daarin (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) verdovend(e) middel(en), verpakt en/of verborgen was/waren;
en/of
dat zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 04 november 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Purmerend in elk geval in Nederland, als ambtenaar (douaneambtenaar),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer gift(en) en/of één of meer belofte(n) van [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, te weten:
- één of meer contante geldbedragen,
heeft aangenomen,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader wist(en) of redelijkerwijs vermoedde(n) dat deze/die gift(en) en/of belofte(n) haar/hen werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden,
tengevolge van of naar aanleiding van hetgeen door haar/hen in haar/hun bediening als douaneambtenaar is gedaan of nagelaten (lid 1 sub 2),
en/of
teneinde haar/hen te bewegen om in haar/hun bediening als douaneambtenaar iets te doen of na te laten (lid 1 sub 1),
bestaande dit doen of nalaten uit:
- het (aan)vragen van en/of regelen van en/of organiseren van (een) inroostering(en) op en/of (een) controledienst(en) bij DHL op Schiphol-Oost (op de dag(en) dat (aldaar)(volgens voornemen en/of naar verwachting) (een) (bepaalde) (pakket)zending(en) met cocaïne, althans (een) verdovend(e) middel(en), voor (een) douanecontrole(s) geselecteerd zou(den) kunnen worden en/of onderworpen zou(den) kunnen worden)
en/of
- het achterwege laten van (een) (deugdelijke) douanecontrole(s) op en/of het achterwege laten van (een) inbeslagneming(en) van (pakket)zending(en), waarvan zij en/of haarmededader wist(en) dat daarin (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) verdovend(e) middel(en), verpakt en/of verborgen was/waren;
feit 4zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 10 november 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Purmerend en/of elders in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van (een) misdrijf/misdrijven als bedoeld in
- artikel 10, derde en/of vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet en/of
- artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet en/of
- artikel 11, derde en/of vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet;
feit 5zij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2015 tot en met 16 oktober 2015 te Purmerend en/of te Haarlem en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren en/of verstrekken en/of afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 20 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben zij, verdachte, en één of meer van haar mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over
- het voornemen om cocaïne (vanuit Panama) binnen het grondgebied van Nederland te brengen, verborgen in één of meer golftassen en/of
- de wijze van markering van de golftas(sen), waarin de cocaïne verborgen zou (moeten) worden ("gele band" en/of "eentje geven we een aparte kleur") en/of
- het adres en/of de persoon in Nederland, waarheen de golftassen gestuurd zouden (moeten) worden ("naar [medeverdachte 5] ") en/of
- een (gunstige en/of de gunstigste) datum, waarop de golftas(ssen) met cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht zou(den) worden ("de 21e"/"de 28e") en/of
- de hoeveelheid cocaïne, die binnen het grondgebied van Nederland zou moeten worden gebracht ("20") en/of
- de risico's op en van onderschepping van de golftas(sen) met cocaïne ("Hoe je het ook verstopt, een blok zie je altijd zitten op de scan. Kijk als je met die golftassen twintig doet, als het ergens ook maar een klein scannetje krijgt, dan ben je het gewoon kwijt" en/of "Je moet natuurlijk zien op het moment dat je golftassen hebt met 20 kilo kant en klaar, als het gepakt ergens onderweg, kan het zo maar een een heel onderzoek opleveren") en/of
- een (beter) alternatief voor het binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, verborgen in één of meer golftassen ("Vermengd in koffie" en/of "je beste kans is het vermengde");
feit 6zij op of omstreeks 10 november 2015 te Zandvoort een wapen van categorie II onder 5°, te weten een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Beoordelingskaders

Medeplegen
Voor het bewijs van medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat bewijs kan alleen worden aangenomen als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking komt onder meer betekenis toe aan de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In de regel zal de bijdrage van de medepleger worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, zolang de bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit maar van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger kan ook zijn geleverd door verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. In uitzonderlijke gevallen kan de bijdrage van de medepleger in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Voorbereidings- of bevorderingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet
In artikel 10a van de Opiumwet zijn als zelfstandig misdrijf bepaalde gedragingen strafbaar gesteld, die beogen de (internationale) handel in drugs met een onaanvaardbaar risico (harddrugs) voor te bereiden of te bevorderen. Dergelijke gedragingen zijn pas dan strafbaar, indien bij de dader het opzet heeft bestaan om een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid van de Opiumwet (onder meer het bereiden, vervoeren, verkopen, afleveren en het binnen- of buiten het grondgebied van Nederland brengen van lijst I middelen) voor te bereiden of te bevorderen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het de bedoeling is met de zelfstandige strafbaarstelling van die gedragingen mogelijk te maken dat in een vroeg stadium van de organisatie van die (internationale) handel in (hard)drugs kan worden ingegrepen vanwege het gevaarzettingskarakter daarvan. Vanwege dit karakter is de algemene terugtredingsmogelijkheid, zoals neergelegd in artikel 46b Wetboek van Strafrecht, niet van toepassing op voorbereidings- of bevorderingsdelicten die in artikel 10a van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.
Voor een bewezenverklaring in de zin van artikel 10a Opiumwet is, naast opzet van de dader, ook vereist dat deze aan die intentie uiting heeft gegeven door een of meer van de in artikel 10a, eerste lid, Opiumwet omschreven voorbereidings- of bevorderingshandelingen te verrichten. Niet is vereist dat reeds bekend is ter voorbereiding of bevordering van welk concreet misdrijf (als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet) deze handelingen dienen. Indien de voorbereidings- of bevorderingshandelingen wèl gericht zijn op een misdrijf dat in de voorstelling van de verdachte concrete vormen heeft aangenomen, ontneemt het enkele feit dat de voorbereidingshandelingen niet meer kunnen dienen om het begaan van juist dat concrete misdrijf voor te bereiden of te bevorderen, omdat inmiddels ingetreden omstandigheden aan de verwezenlijking van dat misdrijf in de weg staan, aan die handelingen niet hun zelfstandig strafbare karakter. Dat geldt ook als met die voorbereidings- of bevorderingshandelingen een begin is gemaakt, nadat die verhinderende omstandigheid zich heeft voorgedaan, zoals de inbeslagneming van de verdovende middelen. Voor de toepasselijkheid van artikel 10a Opiumwet is evenmin noodzakelijk dat het beraamde feit waarop de voorbereidings- of bevorderingshandelingen zijn gericht, niet is gerealiseerd en er evenmin sprake is van een strafbare poging tot dat feit, zodat strafbaarheid ook aanwezig is, indien op het voorbereidingsdelict als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid, Opiumwet is gevolgd. Voorbereidingshandelingen zijn dus zowel strafbaar wanneer de pleger in de voorbereidingsfase is blijven steken als wanneer het voorgenomen misdrijf waarop de voorbereidingshandelingen zich richten, is gerealiseerd dan wel een poging daartoe is ondernomen. Handelingen die plaatsvinden in de uitvoerings- of voltooiingsfase van het delict kunnen eveneens onder het bereik van artikel 10a Opiumwet vallen.
Naar hun aard kunnen voorbereidings- of bevorderingshandelingen verwantschap vertonen met gedragingen die over het algemeen met de deelnemingsvorm medeplichtigheid in verband worden gebracht. Dat neemt echter niet weg dat dergelijke handelingen in artikel 10a Opiumwet als zelfstandige misdrijven strafbaar zijn gesteld. Gelet op dat zelfstandige karakter van de in artikel 10a van de Opiumwet strafbaar gestelde voorbereidings- of bevorderingsdelicten past daarbij niet om daaronder ook handelingen te scharen, die zijn verricht na afloop van het voltooien van het voor te bereiden of te bevorderen delict.
Overwegingen met betrekking tot de interpretatie van het XO-gesprek en het opzet van de verdachte
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde aangevoerd dat uit het zogenoemde ‘XO-gesprek’ tussen de verdachte en [medeverdachte 1] op 2 september 2015 niet het opzet van de verdachte op voornoemde feiten kan worden afgeleid. In het gesprek komen verschillende manieren om verdovende middelen in- en uit te voeren aan de orde. Niet blijkt daaruit dat de verdachte en [medeverdachte 1] concreet bespreken op welke wijze drugs het land worden ingevoerd of dat concrete afspraken worden gemaakt over het inroosteren van beiden op de maandagen bij DHL. De bewoordingen ‘maandagen’ en ‘DHL’ worden wel gebruikt, maar niet in combinatie met elkaar. De verdachte heeft weliswaar erkend dat tijdens het XO-gesprek over drugssmokkel is gesproken, maar heeft de reden voor dat gesprek niet kunnen geven. Zij heeft na dit gesprek ook geen verdere informatie van [medeverdachte 1] gekregen. [medeverdachte 1] heeft als getuige ter terechtzitting van het hof bevestigd dat na het XO-gesprek tussen beiden geen verdere gesprekken over drugssmokkel hebben plaatsgevonden. De werkwijze voor en na het XO-gesprek is niet gewijzigd. Uit het dossier blijken ook geen andere aanwijzingen voor het opzet van de verdachte zoals versluierd taalgebruik en het veelvuldig wisselen van telefoons. Uit de WhatsApp-berichten die op verzoek van de verdediging in het dossier zijn gevoegd, blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 1] regelmatig communiceerden over hun inroostering en dat de berichten rond de feiten van 28 september 2015 en 19 oktober 2015 niet in verband zijn te brengen met verdovende middelen. Voor zover de verdachte over het gesprek heeft verklaard dat zij wel het vermoeden had dat er iets op handen was maar er verder niets meer over heeft gehoord, is dat onvoldoende voor het bewijs van opzet op de invoer van verdovende middelen.
Overwegingen en vaststelling van het hof
Op 2 september 2015 heeft tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] een gesprek plaatsgevonden op het terras van [café] te Haarlem. Dit gesprek is heimelijk opgenomen en vervolgens uitgeluisterd en weergegeven in het proces-verbaal van Uitluisteren OVC-opname van woensdag 2 september 2015, [café] te Haarlem van 9 november 2015 (ZD04, map 6). Het hof stelt bij de duiding van dit gesprek voorop dat het hier een gesprek betreft tussen twee douaneambtenaren in dienst van de Belastingdienst/Douane, personen die uit de aard van hun functie moeten worden geacht ruime kennis en ervaring te hebben op het gebied van verdovende middelen, de herkomstlanden daarvan en de manieren waarop dergelijke middelen veelal worden getracht binnen dan wel buiten Nederland te brengen. Niet alleen beschikken zij over kennis en ervaring, sterker nog, het behoort tot hun primaire taak dergelijke transporten te onderkennen en te onderscheppen.
Dit XO-gesprek houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
P: [medeverdachte 1]
A: [verdachte]
P: Nee, alles is geregeld.
A: Betalingen?
P: Ze betalen allemaal, als de datum, betalen ze standaard (500) vijfhonderd per maandag, dinsdag van te voren, voor de maandag.
A: Ja.
P: Dus vanaf nu is het zo dat als ze, als wij zeggen bijvoorbeeld euh..
A: Vijf dagen?
P: Ja, (ntv) vandaag zijn ze al te laat, voor aankomende maandag .. ... dinsdag dan zeg ik is goed voor de week daarna, begin je weer?
A: Ja.
P: En dan nemen ze een beslissing betalen meteen (500) vijfhonderd aan .. .. van huis uit, of er nou wel of niks gebeurt .. , allemaal.
(…)
P: En [naam 2] is allemaal geregeld en als het goed is al betaald ...... (ntv) dus maandag ... (ntv) maandag erop, volgende week maandag toch (ntv)
A: Ja .... (ntv)
P: Ja.
A: .... (ntv) dinsdag gesprek .... (ntv) dat ik euh maandag weer ga beginnen
(…)
P: Dinsdagavond of euh dinsdag als je thuis komt moet je meteen bellen, als jij .. als ik wat weet van jou, moet je meteen bellen.
A Ja.
P: Voor maandag de 14e, maandag 21ste voor het invoeren ... (ntv). .. op cursus ikke.
(…)
P: En die andere partij van olijfolie.
A: (lacht) Maar hoe willen ze dat doen dan in euh .. impregneren of euh?
P: Die euh het is in euh golftassen.
A: Ja.
P: Het zijn drie golftassen zeg maar, waarvan het in eentje zit ... (ntv) ... ze zeggen dat wel altijd je moet wel altijd euh .... (wordt onderbroken door A)
A: Ja ... (ntv)
(…)
P: Daar gebruik ik hem ook voor dit soort mensen allemaal geen eigen ontvangers te laten .. .. (ntv)
A: (ntv)
P: Allemaal vreemde ontvangers ... (ntv) ... dit is euh het verschil tussen .... (ntv) .... als de verkeerde .... (ntv) te verplichten.
(…)
P: Dus die wil dan ook ..... (ntv) .... in melkblikken enzo weet je ... (ntv).
A: Ja, van dat melkpoeder.
P: Melkpoeder heeft toch zo'n rand afdekken en euh folietje en dan de rest ..... (ntv) .... Zien we niet op de scan. Misschien een plankje ertussen desnoods .....
A: Nee.
P: ..... (ntv) .... maar het gaat via DHL, dus hou er wel rekening mee dat ... (ntv) ... bij DHL ook gecontroleerd wordt altijd ..... (ntv). .... ik zeg moet je er wel andere dingen erbij stoppen, dropjes, speculaas.
A: Ja.
P: Als een etenspakketje. Maar die wilde ik het liefst op de post.. ... (ntv} ..... in het vliegtuig, dus krijgt ie zijn geld .. ... (ntv) ....
P: Levert natuurlijk ook veel minder op, maar dat maakt niet. ..
A: Ja, maakt toch niet uit als je daarmee partijen kan doorstoten.
P: Het levert toch een paar duizend op, maar dat...(ntv).
P: Jij moet weer naar het werk toe ... (ntv) .... prijskaartjes weg te geven.
A: En terecht ook hè en terecht ook.
(…)
P: Jij had het onder controle.
P: Dus voor aankomende euh .. hij is wel goed ook ook goed hoor die [medeverdachte 2] , had die zelf bedacht aankomende maandag ..... (ntv) ...., deze had die echt zelf bedacht ik had echt helemaal niks gezegd, want hij zat toen euh ik zei ik had natuurlijk last van mijn kuit een beetje had en voorlopig even geen niet tennis.
A: Ja.
P: Dus hij weet al dat hij voorlopig eventjes ..... (ntv) .....
A: Ja.
P: ..... (ntv) .... aankomende gewoon maandag de zevende had ie
doorgegeven .. ...... (ntv) ..... dus hij heb nu ...... tegen die mensen gezegd (ntv) ... ABP actie ...... (ntv) .... .
A: Ja.
P: Ik zeg: ABP actie? Ik zeg: "wat is dat dan"? Zegt ie "ABP, Aruba Brazilië Panama"
A: Oh nee! Nee! Echt waar?
P: Hij zegt: " .... (ntv) .... ABP net als het pensioen.
A: Oh geweldig!
P: Hij zegt maar dat zijn allemaal Bonaire, Panama ... (ntv) ... Argentinië. Hij zegt" dus ze doen niks, ze schijten in hun broek.
A: (lacht)
P: Dus hij zegt" De zevende heb ik kunnen regelen, maar de veertiende", hij zegt: "moet ik echt eerdaags weten hoor". Ik zeg ik weet het ook niet, ze gaan pompen, Ik weet niet wat eruit gaat komen.
A: (lacht)
P: Ja, wanneer zie je d'r, ik zeg woensdag gaan we koffie drinken.
A: (lacht)
P: Nee, ik ...... zweer je (ntv) ...... vier uur vanmiddag, vijf uur staat ie voor me deur hoor.
A: Echt?
P: Ja, ik zeg ik weet het niet man. Echt joh als die de kans heb om weer te werken, dan weet je het wel.
A: Ja ja ja (lacht).
(…)
P: Dus je moet effe wat verzinnen vinden voor me wanneer je weer gaat werken.
A: Ja, in elk geval weer weet je. ik wil heel rustig aan beginnen en euh. ...
(…)
A: Het gaat in principe alleen om de maandag en dinsdag toch? Belangrijkste?
P: .... (ntv) .. . Maandag
A: Alleen maandag? Kan ik bijvoorbeeld maandag woensdag ofzo vrijdag of zo werken.
P: Zoiets.
A: .... (ntv) .....
P: Want ik wil die dinsdag sowieso niet doen.
A: Nee?
P: Stel nou dat het ergens wel mis gaat, ze houden het effe tegen, oke, het is wel een aardige partij, misschien wel douane bij betrokken, dan denken mensen ook.
A: Ja.
(…)
A: Nou, het komt wel goed uit moet ik zeggen.
P:Ja?
A: Ja.
P: Zat het effe tegen?
A: .... (ntv) .... betalen weet je die therapie, drie bekeuringen binnen, belastingdienst dus ik zit echt euh ... (ntv)
(…)
P: Dus we moeten even wat verzinnen hè om kans te maken dinsdag
A: Maar inderdaad wat je zegt weet je ik zeg gewoon laat me vrijdag maar alvast effe vier uurtjes meepakken.
P: Je moet eigenlijk al met die ouwe gesproken hebben, omdat die ouwe gezegd heb dan ga ik eerst met je praten .... (ntv) ... desnoods donderdag of vrijdag ... (ntv) .... Ja ik ben er maandag ook weer gewoon tot een uurtje of twaalf of zo weet je, dus euh .... (ntv) zeg wat wil je dan doen, zet mij maar lekker bij [medeverdachte 1] een uurtje of zo ..... (ntv)
A: Ja.
P: Ik zeg wat is er dan? Want hij was euh gisteren was ie, maandags euh maandagavond was ie daar, kregen ze allebei euh twee aanbetalingen liggen ..... (ntv) .. "Ik zei laat ze het maar houden, als je het aanneemt dan moet je het aannemen voor maandag dan moet je weer een smoes verzinnen, dat lukt dan wel maar ja moet dan wel zeker weten de 14e en je
weet natuurlijk nooit zeker hoe zo'n bedrijfsarts gaat reageren, straks zegt ie: "Nee meissie dat gaat echt niet gebeuren".
A: Jawel, weet je als ik gewoon zeg luister euh de muren komen thuis op me af weet je wel.
P: Ja, je kan een verhaal van ik wil contact met me werk houden weet je dus anders wordt de stap helemaal straks te groot en dat wil ik niet....
(…)
Uit de inhoud en het verloop van het gesprek en de actieve interactie tussen de verdachte en [medeverdachte 1] daarin, blijkt dat de verdachte (enige) voorkennis had ten aanzien van een werkwijze, waarbij personen die drugs wilden invoeren in Nederland (aan)betalingen deden voor het zonder deugdelijke controle door de Nederlandse Douane doorlaten van zendingen met drugs. Het hof acht daarvoor van belang dat de verdachte – kort na aanvang van het gesprek – op de mededeling van [medeverdachte 1] dat de verdachte ‘gewoon weer aan het werk gaat (het hof begrijpt: moet gaan), omdat alles al is geregeld’, reageert met de vraag ‘betalingen?’, waarop [medeverdachte 1] zegt ‘ze betalen allemaal, als de datum, betalen ze standaard vijfhonderd (500) per maandag, dinsdag van tevoren, voor de maandag’.
Het hof maakt uit de inhoud van het XO-gesprek voorts op dat daarin door [medeverdachte 1] en de verdachte – in een sfeer van wederzijds begrip en instemming – is gesproken over verschillende methoden om verdovende middelen Nederland in dan wel uit te smokkelen, waaronder de methode dat de verdovende middelen worden geïmpregneerd of vermengd in een andere stof dan wel verstopt in een onschuldig ogende verpakking met deklading (olijfolie, melkpoeder). Uit het feit dat gesproken wordt over impregneren en vermenging en dat het een ABP-actie betrof, waarbij het zou gaan om de landen Aruba, Bonaire, Brazilië en Panama, leidt het hof af dat de verdachte en [medeverdachte 1] hebben gesproken over cocaïne. Immers, van cocaïne is algemeen bekend dat deze stof geschikt is voor het impregneren van dan wel het vermengen met andere stoffen en dat de hiervoor genoemde landen als bronland (voor de aanvoer) van cocaïne worden aangemerkt. In dat kader is door [medeverdachte 1] tevens gesproken over ‘voor dit soort mensen allemaal geen eigen ontvangers te laten (..) maar allemaal vreemde ontvangers dat is het verschil (…)’. Het hof begrijpt daaruit dat [medeverdachte 1] met de verdachte heeft gedeeld dat onderdeel van de werkwijze was dat gebruik werd gemaakt van ‘eigen’ ontvangers, personen en/of afleveradressen die bekend waren bij [medeverdachte 1] en/of degenen met wie hij samenwerkte.
Verder is besproken dat de maandagen belangrijk zijn, dat de verdachte daarom zo snel mogelijk op maandag weer aan het werk moest zijn en ook dat het traject via DHL ging. Van belang acht het hof ook dat door [medeverdachte 1] is gesproken over ‘ [medeverdachte 2] ’ die ‘zelf de aankomende maandag de zevende (het hof begrijpt: september 2015) aan mensen had doorgegeven dat er een ABP-actie was’. Opvallend is dat de verdachte in reactie daarop niet vraagt wie [medeverdachte 1] bedoelde met ‘ [medeverdachte 2] ’. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte wist wie deze [medeverdachte 2] was en ook dat hij deel uitmaakte van het samenwerkingsverband. Voor het hof staat daarbij vast – mede in het licht van de te gebruiken bewijsmiddelen – dat het daarbij ging om [medeverdachte 2] (mond) [medeverdachte 2] . Dat de verdachte [medeverdachte 2] mogelijk niet persoonlijk kende, is voor het opzet op de samenwerking niet van verdere betekenis en doet aan die opzet niet af.
Samenvattend stelt het hof vast dat in het XO-gesprek, tegen de achtergrond van de bij de verdachte bestaande voorkennis, nader is afgesproken op welke wijze de verdachte en [medeverdachte 1] na de werkhervatting door de verdachte tegen betaling ervoor zouden zorgdragen dat zij op de afgesproken maandagen de verantwoordelijkheid voor de douanecontroles bij DHL op Schiphol zouden hebben, teneinde die controles niet (deugdelijk) uit te voeren, met dien verstande dat zendingen cocaïne van groeperingen die daarvoor (aan)betalingen hadden verricht, zouden worden doorgelaten en vervolgens op een veilig (‘eigen’) adres zouden worden ontvangen. Daarop was het opzet van de verdachte gericht. Aan het voorgaande doet niet af dat de werkwijze bij het inplannen vóór het XO-gesprek wellicht niet anders was en dat de verdachte al veel langer alleen met [medeverdachte 1] samenwerkte, ook op andere locaties.

Vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde

Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof – evenals de rechtbank – van oordeel dat de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Onder 1 primair is een poging tot invoer van ongeveer 3 kilogram cocaïne tenlastegelegd. Voor het bewijs van poging is vereist dat vast komt te staan dat een begin is gemaakt met de uitvoering van het misdrijf. Het dossier bevat aanwijzingen dat het pakket, dat door DHL op 28 september 2015 in Amsterdam is bezorgd, op enig moment cocaïne heeft bevat. Niet kan echter worden vastgesteld dat deze cocaïne (nog) in het pakket zat op het moment dat het in Venezuela bij DHL werd aangeboden ter verzending naar Nederland. Nu niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een begin van uitvoering van het binnen Nederland brengen van cocaïne, zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.

Gebruik van namen

In de hiernavolgende overwegingen over het bewijs van de tenlastegelegde feiten zal het hof – voor de leesbaarheid – veelal de achternamen van de betrokkenen gebruiken, ook waar het de verdachte betreft.

Overwegingen met betrekking tot het onder 1 subsidiair tenlastegelegde

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld ter zake van het onder
1 subsidiair tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met verwijzing naar het door de verdachte en [medeverdachte 1] op 2 september 2015 gevoerde XO-gesprek bepleit dat de verdachte van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat bewijs voor het opzet van de verdachte ontbreekt op het leveren van een bijdrage aan de invoer van ongeveer 3 kilogram cocaïne. Hierbij heeft de raadsman voorts aangevoerd dat uit WhatsApp-berichten blijkt dat de verdachte het initiatief heeft genomen om op 28 september 2015 hun collega Ruud mee te nemen naar de douanecontrole bij DHL.
Voorts heeft de raadsman – overeenkomstig zijn pleitnota in eerste aanleg – aangevoerd dat de gedragingen die de verdachte kunnen worden verweten, te weten het ervoor zorgdragen dat zij en [medeverdachte 1] op maandag 28 september 2015 bij DHL op Schiphol werden ingeroosterd en haar aanwezigheid aldaar op 28 september 2015 met [medeverdachte 1] , van onvoldoende gewicht zijn om deze als medeplegen aan te merken. Daarbij heeft hij aangevoerd dat de feitelijke rolverdeling bij de uitvoering van de controles ook vóór het XO-gesprek aldus was, dat [medeverdachte 1] de pakketten opende en zijn bevindingen verwoordde en dat de verdachte deze bevindingen noteerde. Zij controleerde feitelijk niet, zodat niet bewezen kan worden dat haar bijdrage aan de drugssmokkel bestond uit het niet deugdelijk controleren van pakketten.
Overwegingen en oordeel van het hof
Het verweer ten aanzien van het opzet van de verdachte, voor zover dat is gebaseerd op de door de verdediging gegeven duiding aan het XO-gesprek, stuit af op de overwegingen van het hof die hierboven zijn weergegeven. Voorts neemt het hof daartoe in aanmerking hetgeen het hof in de hierna weergegeven overwegingen ten aanzien van de door de verdachte met anderen gevormde criminele organisatie heeft vastgesteld omtrent de structuur, de werkwijze, de rolverdeling en financiële aspecten ten aanzien van verlangde betalingen en verdeling van opbrengst. Die vaststellingen moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kunnen meer in het bijzonder ten aanzien van de gang van zaken bij het onder 1 subsidiair tenlastegelegde de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
Op 8 september 2015 heeft [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] erop geattendeerd dat 28 september 2015 ‘een topdag’ is, omdat er die dag niet veel douaneambtenaren dienst hebben, zodat hij en [verdachte] gemakkelijk met zijn tweeën de controle bij DHL zouden kunnen doen.
Op 9 september 2015 heeft [medeverdachte 3] [medeverdachte 4] ontmoet op of nabij het adres [adres 4] . Op dat adres, waar [medeverdachte 4] elke week een aantal keer kwam, woonden de ex-partner van [medeverdachte 4] en hun dochter.
Tijdens de doorzoeking van de door [medeverdachte 2] gebruikte auto is op 10 november 2015 een notitie aangetroffen met daarop de gegevens: “ [naam 1] , [adres 2] ”. Op dat naast [adres 4] gelegen adres woonde alleen mevrouw [naam 1] .
[medeverdachte 1] en [verdachte] hebben geregeld dat zij op 28 september 2015 als douaneambtenaren dienst hadden bij DHL op Schiphol Oost en stonden die dag daar klaar om, in het geval de hierna genoemde zending door de Douane/Belastingdienst voor controle zou zijn geselecteerd, deze niet aan een deugdelijke controle te onderwerpen en door te laten. Zij hebben daarvoor van [medeverdachte 2] geld gekregen.
Op 28 september 2015 is door DHL om 11:52 uur op het adres [adres 2] afgeleverd een op 24 september 2015 vanuit Venezuela verzonden pakket van 3.59 kilogram. Als gegevens van de verzender waren bekend “Centro Cultural Lirerias Del Sur” en de inhoud zou volgens de vrachtbrief “Boeken (libros)” betreffen. Als ontvanger stond vermeld “ [naam 1] , [adres 2] ”. Uit van de Douane ontvangen gegevens volgt dat deze zending niet voor controle is geselecteerd en rechtstreeks door DHL bij de ontvanger is afgeleverd. Uit de administratie van DHL blijkt dat op 25 september 2015 melding is gedaan van een beschadiging. DHL Venezuela laat na een dergelijke melding een Engels- en Spaanstalige brief achter in de zending.
Voor ontvangst van deze zending is getekend door “MR [naam 1] ”. Mevrouw [naam 1] heeft als getuige verklaard dat zij de handtekening niet herkend als de hare en dat zij nooit een pakket uit Venezuela in ontvangst heeft genomen. Zij was op 28 september 2015 tot 16 à 17 uur niet thuis.
Op 28 september 2015 om 11:53 uur heeft [medeverdachte 4] [medeverdachte 3] een bericht gestuurd met de tekst ‘kom je langs’, waarop [medeverdachte 3] direct bevestigend heeft geantwoord. Op 29 september 2015 hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] elkaar ontmoet en hebben zij – kennelijk met betrekking tot voormelde zending – hun teleurstelling gedeeld over het feit dat, terwijl ‘alles klaar stond’ ‘het er niet in zat’ bij ‘deze uit Venezuela’. [medeverdachte 2] heeft op 30 september 2015 met [medeverdachte 1] uitgebreid van gedachten gewisseld over de Engels- en Spaanstalige brief van DHL, die [medeverdachte 2] in het pakket met boeken en stukgesneden materiaal had aangetroffen. Uit deze gesprekken volgt dat zij er vanuit gingen dat in de voormelde zending ongeveer twee of drie kilogram cocaïne zou zitten. Ook volgt uit die gesprekken dat [medeverdachte 1] wist dat de zending kwam en dat hij en [medeverdachte 2] het erover eens waren dat er voor hetgeen door hen was gedaan van de zijde van de cocaïne verzendende en/of afnemende personen een vergoeding op tafel moest komen. Ook komt in deze gesprekken de vraag naar voren, of [medeverdachte 1] de brief van DHL wilde hebben om deze aan [verdachte] te kunnen tonen, zodat zij niet zou hoeven te denken dat zij genept werd. Daaruit kan worden afgeleid dat ook [verdachte] verwachtte dat op 28 september 2015 cocaïne zou worden ingevoerd en dat zij voor haar rol daarbij een verdere vergoeding zou ontvangen, die verband hield met het succes van deze invoer.
Door haar gedragingen heeft de verdachte inlichtingen en gelegenheid getracht te verschaffen ter voorbereiding en bevordering van de invoer van cocaïne. Deze gedragingen zijn door de wetgever strafbaar gesteld. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte bij de uitvoering van de verschillende voorbereidings- en bevorderingshandelingen strekkende tot de invoer van cocaïne uit Venezuela bewust en nauw heeft samengewerkt met haar mededaders. Nu de verdachte de gedragingen samen en in vereniging met anderen heeft verricht, kan ook het bestanddeel medeplegen worden bewezen. De omstandigheid dat de verdachte niet zelf elke in de bewezenverklaring genoemde handeling heeft verricht, staat er niet aan in de weg haar ook in zoverre als medepleger van de voorbereidings- en bevorderingshandelingen aan te merken.
De stelling dat de verdachte, gelet op de onderlinge werkverdeling tussen haar en [medeverdachte 1] , bij de feitelijke uitvoering van de controles niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor een deugdelijke uitvoering daarvan, stuit hierop af dat de verdachte met haar kennis van de illegale bezigheden van [medeverdachte 1] niet anders kon dan er vanuit gaan dat de door hen gezamenlijk uitgevoerde controles niet deugdelijk zouden zijn.
Wat betreft de mogelijke aanwezigheid van collega Ruud bij de controle op 28 september 2015 is het hof met de rechtbank (op p. 16-17 van haar vonnis) en op dezelfde gronden van oordeel dat de eventuele aanwezigheid van collega Ruud niet zou afdoen aan de mogelijkheid om cocaïne door te laten.

Overwegingen met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair tenlastegelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, met verwijzing naar hetgeen hij omtrent het XO-gesprek ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde naar voren heeft gebracht, betoogd dat de verdachte ook van het onder 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat bewijs voor het opzet van de verdachte op de invoer van 8 kilo cocaïne ontbreekt, althans niet uit dat gesprek kan worden afgeleid. Voorts heeft de raadsman – overeenkomstig zijn pleitnota in eerste aanleg – aangevoerd dat de gedragingen die de verdachte kunnen worden verweten, te weten het ervoor zorgdragen dat zij en [medeverdachte 1] op maandag 19 oktober 2015 bij DHL op Schiphol werden ingeroosterd, zodat [medeverdachte 1] de dozen met olijfolie ongemoeid zou hebben kunnen doorlaten en haar aanwezigheid aldaar op 19 oktober 2015 met [medeverdachte 1] , van onvoldoende gewicht zijn om deze als medeplegen aan te merken.
Ook ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde moet volgens de raadsman vrijspraak volgen, omdat geen sprake is van een poging maar een voltooid delict en ook voor het overige geen sprake is van medeplegen door de verdachte.
Ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman gesteld dat de gedragingen van de verdachte, voor zover deze bewezen kunnen worden, te summier zijn om van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet te kunnen spreken. Hooguit kan worden gezegd dat de verdachte [medeverdachte 1] heeft gefaciliteerd bij het door hem behulpzaam zijn bij de door anderen verrichte invoer en zulke handelingen vallen blijkens de wetsgeschiedenis niet onder artikel 10a van de Opiumwet, aldus de raadsman.
Overwegingen en oordeel van het hof
Het verweer ten aanzien van het opzet van de verdachte, voor zover dat is gebaseerd op de door de verdediging gegeven duiding aan het XO-gesprek, stuit af op de overwegingen van het hof die hierboven zijn weergegeven.
Het hof heeft in de hierna opgenomen overwegingen ten aanzien van de door de verdachte met anderen gevormde criminele organisatie op basis van de bewijsmiddelen vaststellingen gedaan omtrent de structuur, de werkwijze, de rolverdeling en financiële aspecten ten aanzien van verlangde betalingen en verdeling van opbrengst. Die vaststellingen moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kunnen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde meer in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
Op 19 en 20 oktober 2015 zijn respectievelijk veertien en twee dozen met telkens zes flessen olijfolie afkomstig uit Chili met airwaybill nummer 2095608546 bij DHL te Schiphol aangekomen en vervolgens in beslag genomen. Alle dozen waren op dezelfde wijze geadresseerd aan:
[adres 5]
Netherlands, The.
De zending dozen zou aanvankelijk per luchtvracht via Madrid (Spanje) en Leipzig (Duitsland) worden vervoerd naar het sorteercentrum van DHL te Schiphol. Echter, vanwege logistieke werkzaamheden in dat sorteercentrum zijn de zestien dozen (in vier leveringen) per vrachtwagen vanuit Brussel (België) naar Schiphol vervoerd.
Abusievelijk is deze zending door de Douaneautoriteiten vrijgegeven (custom cleared) ondanks het douaneprofiel “verplicht controleren”, waardoor de zending bij aankomst in Nederland rechtstreeks gesorteerd zou worden voor aflevering en niet voor douanecontrole in het sorteercentrum van DHL te Schiphol apart gezet zou worden.
Op basis van de onderzoeksbevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is door de Brigade Recherche Forensische Opsporing van de Koninklijke Marechaussee een berekening gemaakt, waaruit volgt dat uitgaande van gemiddelden er in totaal ongeveer 8 kilogram cocaïne in de 96 flessen aanwezig was.
Ten aanzien van de gedragingen van de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] kan het volgende worden vastgesteld.
  • [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] hebben betalingen gevraagd van de ontvangers en/of verzenders van de flessen met olijfolie en cocaïne, die zonder het risico van controle en onderschepping door de Nederlandse Douane in een DHL zending cocaïne binnen het grondgebied van Nederland wilden brengen. Bij een succesvolle invoer van 8 kilogram cocaïne becijferden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hun verdiensten op ongeveer € 70.000,-;
  • [medeverdachte 5] is door [medeverdachte 2] gevraagd als ontvanger/afleveradres op te treden;
  • [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] heeft/hebben het afleveradres aan de verzenders gegeven;
  • [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben volgens de afspraak die [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] had gemaakt, geregeld dat zij als douaniers dienst hadden op 19 oktober 2015;
  • de leveranciers/verzenders hebben de olijfolie met cocaïne (volgens afspraak) op 15 oktober 2015 in Chili ter verzending aan het opgegeven afleveradres aangeboden;
  • [medeverdachte 2] heeft de track-and-trace informatie aan de hand van het bij de zending behorende airwaybill nummer geraadpleegd;
  • [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben volgens afspraak op 19 oktober 2015 als douaniers gereed gestaan om de zending niet deugdelijk te controleren en te onderscheppen;
  • [medeverdachte 1] heeft, zoals door hem als getuige ter terechtzitting van het hof is verklaard, op 19 oktober 2015 uitgekeken naar dozen/pakketten uit Chili;
  • [medeverdachte 5] heeft op het opgegeven afleveradres gewacht op de aflevering van de zending olijfolie en cocaïne;
  • [medeverdachte 2] heeft aan de hand van de track-and-trace informatie met [medeverdachte 1] op 19 oktober 2015 overlegd toen de aflevering van de zending niet verliep zoals beoogd en [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 5] opdracht gegeven op het afleveradres langer te blijven wachten op de aflevering;
  • [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben besprekingen gevoerd, informatie uitgewisseld en ingewonnen met betrekking tot hun bovengenoemde gedragingen.
Met de raadsman – en anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal – is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair tenlastegelegde medeplegen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 8 kilogram cocaïne. Het hof acht de bijdrage van de verdachte aan de invoer van onvoldoende gewicht om deze als medeplegen aan te merken. Het hof heeft daarbij in de beoordeling betrokken dat [verdachte] geen gesprekken voerde met andere personen dan [medeverdachte 1] . De verdachte had geen rol ten aanzien van de organisatie, planning en uiteindelijke ontvangst van de zending. De cocaïne is niet bij [verdachte] terechtgekomen. Ook heeft het hof in de beoordeling betrokken dat aannemelijk is geworden dat de verdachte niet voor een gelijk deel als [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] meedeelde in de opbrengst, maar een aanzienlijk lagere vergoeding ontving.
Het hof zal de verdachte vrijspreken van het onder 2 primair tenlastegelegde medeplegen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 8 kilogram cocaïne.
Ook van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde dient de verdachte te worden vrijgesproken, reeds omdat van een poging tot invoer geen sprake kan zijn, aangezien de cocaïne daadwerkelijk binnen Nederland is gebracht.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in samenhang met het door de verdachte en [medeverdachte 1] gevoerde XO-gesprek, een en ander zoals opgenomen in de te gebruiken bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte zich in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] heeft schuldig gemaakt aan de onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid onder 2°, van de Opiumwet. De verdachte heeft immers bij de uitvoering van de verschillende voorbereidingshandelingen strekkende tot de invoer van cocaïne uit Chili bewust en nauw samengewerkt met haar mededader, zodat ook het bestanddeel medeplegen kan worden bewezen. De omstandigheid dat de verdachte niet zelf elke in de bewezenverklaring genoemde handeling heeft verricht, staat er niet aan in de weg haar ook in zoverre als medepleger van de voorbereidings- en bevorderingshandelingen aan te merken.

Overwegingen met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 tenlastegelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat de verdachte heeft ontkend in het tenlastegelegde kader betalingen te hebben ontvangen en dat daarover in de onderschepte WhatsApp-berichten tussen de verdachte en [medeverdachte 1] ook geen spoor te vinden is. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, indien en voor zover moet worden aangenomen dat de verdachte wel geld zou hebben ontvangen, die betalingen er alleen toe strekten dat zij de rol van [medeverdachte 1] zou verzwijgen. Dat is volgens de raadsman echter niet tenlastegelegd.
Overwegingen en oordeel van het hof
Zoals hiervoor is vastgesteld en overwogen met betrekking tot het XO-gesprek en de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, hecht het hof geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat zij geen betalingen heeft ontvangen en niet wist waar deze betalingen voor dienden. De verdachte heeft betalingen ontvangen voor het regelen van inroostering op controlediensten op de dagen dat een zending met cocaïne zou kunnen aankomen. Daarnaast heeft zij samen met [medeverdachte 1] klaargestaan om (deugdelijke) douanecontroles en inbeslagneming achterwege te laten van zendingen met cocaïne. De verdachte en [medeverdachte 1] hadden een vaste werkverdeling, waarbij [medeverdachte 1] zendingen controleerde en de verdachte van die controle verslag deed. Dat de verdachte de controles niet zelf uitvoerde, maakt voor de beoordeling van de tenlastelegging geen verschil. Het was immers ongeacht een onderlinge werkverdeling ook de taak van de verdachte als douaneambtenaar om ervoor te zorgen dat (deugdelijke) douanecontroles werden uitgevoerd. Het hof is dan ook van oordeel dat het onder 3 tenlastegelegde kan worden bewezen.

Overwegingen met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 4 tenlastegelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte niet tot de criminele organisatie heeft behoord. Zij is hoogstens door deze criminele organisatie ingeschakeld. Dit betrof maar een heel korte periode in de maanden september en oktober van 2015 en de verdachte had een marginale rol die enkel bestond uit het inplannen van gezamenlijke diensten met [medeverdachte 1] . De verdachte had alleen met laatstgenoemde contact en zij ontving een aanzienlijk lagere vergoeding dat degenen die behoorden tot de criminele organisatie. De verdachte was hooguit slechts bij twee zendingen verdovende middelen betrokken, zij beschikte niet over concrete informatie over deze zendingen en zij hoorde niet bij de kring van intimi waartoe de leden van de organisatie wel behoorden.
Overwegingen en oordeel van het hof
Onder een organisatie en deelneming daaraan als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet wordt verstaan: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Aanwijzingen voor het bestaan van een samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn; gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen (cumulatieve) vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken.
Voor het bewijs van deelneming aan die organisatie moet komen vast te staan dat de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met het oogmerk tot het plegen van de strafbare feiten, dan wel dat hij deze gedragingen ondersteunt. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten (die op zichzelf niet strafbaar behoeven te zijn), zolang maar van een aandeel in of ondersteuning van de verwezenlijking van het oogmerk kan worden gesproken. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon heeft samengewerkt, of bekend moet zijn geweest, met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Gelet op de inhoud van de dossierstukken en hetgeen ter zitting aan de orde is geweest, en in aanmerking genomen hetgeen is vastgesteld en overwogen met betrekking tot de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten, stelt het hof vast dat tussen de verdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een samenwerkingsverband bestond dat het oogmerk had om verdovende middelen in te voeren, in- of uitvoer van verdovende middelen voor te bereiden en te bevorderen en om deze af te leveren. Uit de gebruikte bewijsmiddelen volgt een algemene structuur van deze samenwerking. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] voerden overleg met personen die de cocaïne wilden in- of uitvoeren. Zij voerden deze gesprekken regelmatig samen, soms voerden zij deze gesprekken alleen. Met deze andere partijen werd afgesproken hoeveel cocaïne werd ingevoerd, dat de cocaïne via DHL moest worden verzonden en wanneer, opdat de cocaïne in Nederland op een maandag bij DHL ter douanecontrole zou aankomen. Verder werd besproken wat de verzendende of ontvangende partij zou moeten betalen voor de diensten van de organisatie en welk bedrag als borg aanbetaald moest worden. Ook regelden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] door hen gecontroleerde afleveradressen in Nederland voor de vanuit het buitenland via DHL verzonden pakketten. [medeverdachte 2] besprak de planning vervolgens met [medeverdachte 1] . Ook sprak [medeverdachte 2] een aantal keer met [medeverdachte 1] over de manier waarop de verdovende middelen het beste verborgen konden worden, in golftassen, vermengd of in brieven. De verdachte gaf [medeverdachte 1] geldbedragen, zodat [medeverdachte 1] en [verdachte] klaar zouden staan voor het geval een zending geselecteerd zou worden voor een douanecontrole. [medeverdachte 1] zou deze zending dan doorlaten. [medeverdachte 2] hield via een track en trace-code het verloop van de zending in de gaten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] al samenwerkten voor het zogenoemde XO-gesprek, waarin [medeverdachte 1] met [verdachte] deze werkwijze van verzenden van cocaïne via DHL en haar rol daarbij heeft besproken. [verdachte] is in ieder geval vanaf dit gesprek aan dit samenwerkingsverband gaan deelnemen.
De betaling die de hiervoor genoemde personen ontvingen had betrekking op de door hen verzorgde ‘verzekerde’ invoer en aflevering in Nederland van zendingen met cocaïne. Een deel van de betaling zag op het klaarstaan van de omgekochte douaniers [medeverdachte 1] en [verdachte] op maandagen bij DHL op Schiphol-Oost om de desbetreffende pakketten door te laten, mochten de betreffende zendingen voor controle door de Douane zijn geselecteerd. Een ander deel van de betaling die de leden van deze criminele organisatie zouden ontvangen hield verband de hoeveelheid succesvol ingevoerde cocaïne.
Het hof stelt vast dat de gedragingen van de verdachte rechtstreeks verband hielden met het oogmerk van de organisatie. Bij deze organisatie konden de invoerders van verdovende middelen de zekerheid inkopen dat de zending op een bepaalde dag, als deze voor een douanecontrole geselecteerd zou worden, zou worden doorgelaten. De bijdrage van de verdachte daaraan was van groot belang.
Het is hof is, gelet op het voorgaande en gelet op de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
Daarmee komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde.

Vrijspraak van het onder 5 tenlastegelegde

Het hof is – evenals de rechtbank – van oordeel dat het onder 5 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 subsidiairzij in de periode van 1 september 2015 tot en met 30 september 2015 in, tezamen en in vereniging met anderen
om feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 3 kilogram cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen,
immers
heeft één van haar mededaders het adres [adres 2] aan één of meer van haar andere mededaders opgegeven als afleveradres voor een zending
met cocaïne
en
hebben zij, verdachte, en haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak in de ochtend van 28 september 2015 geregeld dat
zijzelf op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtenaren hadden
en
hebben zij, verdachte, en haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, in het geval voornoemde
zendingdoor de Douane was geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde
zendingniet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en niet in beslag te nemen,
en
heeft één van haar mededaders bij het adres [adres 2] gewacht op aflevering van voornoemde
zendingdoor DHL en aldaar voornoemde
zendingin ontvangst genomen
en
heeft/hebben zij, verdachte, en/of één of meer van haar mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en);
feit 2 meer subsidiairzij in de periode van 1 september 2015 tot en met 26 oktober 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
om feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 8 kilogram cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen
immers
hebben zij,
verdachte, en haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak geregeld dat
zijzelf op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtenaren hadden
en
hebben zij,
verdachte, en haar collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, in het geval dozen/pakketten
met olijfolie en cocaïnedoor de Douane waren geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde dozen/pakketten niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en niet in beslag te nemen
en
hebben zij, verdachte, en haar mededader (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en);
feit 3zij in de periode van 1 september 2015 tot en met 4 november 2015 in Nederland, als ambtenaar (douaneambtenaar),
giften van [medeverdachte 2] en een ander, te weten:
- contante geldbedragen,
heeft aangenomen,
terwijl zij, verdachte, wist dat die giften haar werden gedaan,
teneinde haar te bewegen om in haar bediening als douaneambtenaar iets te doen of na te laten,
bestaande dit doen of nalaten uit:
- het regelen van inroostering op controlediensten bij DHL op Schiphol-Oost op de dagen dat aldaar een zending met cocaïne voor douanecontrole geselecteerd zou kunnen worden en
daaraanonderworpen zou kunnen worden
en
- het achterwege laten van deugdelijke douanecontroles op en het achterwege laten van inbeslagneming van zendingen, waarvan zij wist dat daarin een hoeveelheid cocaïne verborgen was;
feit 4zij in de periode van 1 september 2015 tot en met 10 november 2015 in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in
- artikel 10, vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet en
- artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet;
feit 6zij op 10 november 2015 te Zandvoort een wapen van categorie II onder 5°, te weten een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3, 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3, 4 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair bewezen verklaarde levert telkens op:
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door zich of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3, 4 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 6 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 68 maanden, waarbij de advocaat-generaal rekening heeft gehouden met overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de invoer van 8 kilogram cocaïne uit Chili en 3 kilogram cocaïne uit Venezuela voorbereid en bevorderd. De verdachte maakte deel uit van een criminele organisatie die zich bezig hield met de invoer van cocaïne. Het hof rekent de verdachte aan dat zij met haar gedragingen haar eigen gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs heeft gesteld en bereid was die afnemers bloot te stellen aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s. Het is immers algemeen bekend dat met name het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De (psychische) gezondheid van gebruikers kan al op heel korte termijn schade worden toegebracht en op langere termijn kan de (lichamelijke en psychische) gezondheid en het welzijn van gebruikers nog verder worden geschaad, waarbij langdurige begeleiding en behandeling nodig kan zijn om de verslavende werking van sommige drugs te overwinnen, als dat al lukt.
Het ging in de criminele organisatie waaraan de verdachte deelnam om zodanige hoeveelheden cocaïne dat daarmee ook diverse andere maatschappij ontwrichtende verschijnselen in verband moeten worden gebracht. Gewezen kan worden op het witwassen van grote geldsommen, afrekeningen in het criminele circuit, en – niet in de laatste plaats – op de corrumperende werking die kan uitgaan van de in drugsorganisaties gegenereerde geldbedragen. Dat laatste effect is in deze zaak even scherp als stuitend aan het licht gekomen.
De verdachte heeft zich samen met een collega als douaneambtenaar laten omkopen. De verdachte heeft misbruik gemaakt van haar positie, het vertrouwen dat in haar werd gesteld en van de kennis die zij als douaneambtenaar had over het functioneren van de douane en de wijze waarop pakketten worden gecontroleerd. Door haar handelen heeft zij de integriteit van de douane op Schiphol in diskrediet gebracht. De verdachte heeft het systeem van controle op de internationale drugshandel ondermijnd. De verdachte heeft dit kennelijk alleen gedaan om er zelf financieel beter van te worden.
Ook heeft de verdachte een verboden stroomstootwapen voorhanden gehad.
Het hof heeft gelet op straffen die meestal worden opgelegd voor soortgelijke feiten, zoals beschreven in de zogenoemde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een geslaagde invoer van 8 kilo cocaïne wordt een gevangenisstraf genoemd van 54 maanden genoemd als dit feit wordt gepleegd door een persoon die enige rol in een hierop gerichte organisatie speelt. Voor een geslaagde invoer van 3 kilo cocaïne wordt een gevangenisstraf genoemd van 36 maanden als dit feit wordt gepleegd door een persoon die enige rol in de organisatie speelt. Ten aanzien van beide transporten wordt niet bewezen dat deze cocaïne is ingevoerd, maar (alleen) dat de verdachte samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht. Het hof heeft rekening gehouden met de verhouding tussen het strafmaximum voor de geslaagde opzettelijke invoer van cocaïne (12 jaar) en het strafmaximum voor voorbereidingshandelingen (6 jaar). Voor het voorhanden hebben van een stroomstootwapen noemen de LOVS-oriëntatiepunten een geldboete van € 550,-. Gelet op de soort en duur van de op te leggen straf, weegt het hof het voorhanden hebben van een stroomstootwapen niet als strafverzwarend mee.
De verdachte had een onmisbare rol in de criminele organisatie. Het was de verdachte die invloed kon uitoefenen op de locatie waarop zij met de medeverdachte [medeverdachte 1] werd ingeroosterd en zonder haar optreden aan de zijde van [medeverdachte 1] kon de corruptheid van de Nederlandse douane niet gegarandeerd worden aan de drugsorganisaties waarmee zaken werd gedaan. Wel moet worden gezegd dat de rol van de verdachte van minder gewicht was dan de rol van andere medeverdachten. De verdachte had bijvoorbeeld geen contacten met de partijen die de cocaïne verzonden en bepaalde niet hoe, wanneer en tegen welke financiële voorwaarden deze zendingen zouden plaatsvinden. Uit de dossierstukken en hetgeen daarover ter zitting is besproken wordt aannemelijk dat zij een aanzienlijk lagere vergoeding ontving dan andere medeverdachten.
Het hof heeft ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting zijn gebleken. De verdediging heeft in dat verband naar voren gebracht dat de verdachte een minderjarige dochter heeft die voor haar welzijn afhankelijk is van de aanwezigheid van de verdachte. De verdachte heeft berouw zodat het opleggen van een aanzienlijke gevangenisstraf voor het verminderen van het risico op herhaling niet nodig is. Het hof hecht, gelet op de ernst en omvang van de bewezen verklaarde feiten, aan deze persoonlijke omstandigheden echter geen doorslaggevend gewicht.
Het hof acht, alles afwegende en gelet op het voorgaande, een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden (drie en een half jaar) passend en geboden.
Redelijke termijn
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft erop gewezen dat de redelijke termijn van berechting in hoger beroep is overschreden en heeft daaraan de conclusie verbonden dat strafvermindering moet volgen.
Standpunt van de verdediging
Ook namens de verdachte is strafvermindering bepleit wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Overwegingen en oordeel van het hof
In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als zodanige handeling geldt in de onderhavige zaak de inverzekeringstelling van de verdachte op 10 november 2015.
Deze zaak vloeit voort uit een tamelijk omvangrijk politieonderzoek dat heeft geresulteerd in de tenlastelegging van een substantieel aantal strafbare feiten bij een zestal personen door wie een of meer van deze feiten zijn medegepleegd. De zaken tegen de verdachte en haar mededaders zijn door de rechtbank gelijktijdig berecht. Met de inhoudelijke behandeling is een aantal zittingsdagen in juni 2017 gemoeid geweest. De rechtbank heeft binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen vonnis gewezen op 20 juli 2017. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarna het dossier op 25 januari 2018, binnen de inzendtermijn van acht maanden, bij de griffie van het gerechtshof is ingekomen.
Ook in hoger beroep is de zaak van de verdachte gelijktijdig berecht met de zaken tegen de vier medeverdachten die eveneens hoger beroep hebben ingesteld. Op 21 september 2018 heeft een regiezitting plaatsgevonden, waarop is beslist op de door een aantal raadslieden ingediende verzoeken. De inhoudelijke behandeling in hoger beroep heeft in oktober 2019 een aantal zittingsdagen in beslag genomen. Het hof wijst arrest ongeveer twee jaar en drie maanden na het instellen van hoger beroep. In het licht van het voorgaande, en in aanmerking genomen dat het hof arrest wijst binnen vier jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, is het hof van oordeel dat – voor zover al geoordeeld zou moeten worden dat de ingewikkeldheid van de zaak geen toereikende rechtvaardiging vormt voor de duur van de berechting in hoger beroep – volstaan moet worden met de constatering van de beperkte overschrijding van de redelijke termijn van berechting in hoger beroep. Het hof ziet dan ook geen aanleiding voor strafvermindering.

Beslag

De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van in totaal 350 euro (aangetroffen in een kluis), bestaande uit:
- 7 bankbiljetten van 50 euro,
behoren aan de verdachte toe. Het hof is van oordeel dat die voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 10a en 11b van de Opiumwet, de artikelen 47, 57 en 363 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 subsidiair als derde cumulatief/alternatief, het onder 3 als eerste cumulatief/alternatief, het onder 4 en het onder 5 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3, 4 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 7 bankbiljetten van 50 euro.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. T. Kaandorp, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 oktober 2019.
.