ECLI:NL:GHAMS:2019:5140

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-002002-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van inbraak en heling na onvoldoende bewijs van betrokkenheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van inbraak en heling, gepleegd in de periode van 20 maart 2015 tot en met 22 maart 2015 te Diemen. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De inbraak vond plaats in een woning, waarbij verschillende goederen werden gestolen. De verdachte werd aangetroffen in een auto waarin een deel van de buit was aangetroffen, maar het hof kon niet vaststellen op welk moment de inbraak had plaatsgevonden en of de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de inbraak. De signalementen van de jonge mannen die in de buurt van de woning waren gezien, waren te algemeen en boden geen concrete aanwijzingen voor de betrokkenheid van de verdachte. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als de subsidiair ten laste gelegde feiten.

Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door benadeelde partijen, maar omdat de verdachte niet schuldig werd verklaard, zijn deze vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De kosten van de benadeelde partijen en de verdachte worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002002-17
Datum uitspraak: 13 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-659394-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 maart 2015 tot en met 22 maart 2015 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning) heeft weggenomen een of meer (akten)tas(sen) en/of een of meer jas(sen) en/of een of meer paar schoenen/laars(zen) en/of een of meer horloge(s) en/of een of meer siera(a)d(en) en/of een of meer munt(en) (guldens) en/of biljet(ten) (guldens) en/of een of meer postzegel(s) (postzegelverzameling) en/of een herdenkingsmunt en/of een (kunst)beeld en/of een vulpen en/of een geldbedrag van (ongeveer) 400 euro en/of een of meer sleutel(s) (waaronder (onder meer) de auto-/reservesleutel(s) van een of meer personenauto('s) (merk Audi, kenteken [kenteken 1] en/of merk Opel Astra, kenteken [kenteken 2]) en/of een personenauto (merk Audi, kenteken [kenteken 1]) en/of een kentekenbewijs (behorende bij de personenauto met het kenteken [kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) door de woning van die [benadeelde 1] en/of [slachtoffer] te betreden en/of binnen te gaan door het slot van de de schuifpui aan de achterzijde van die woning te forceren en/of open te breken, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 maart 2015 tot en met 23 maart 2015 te Diemen en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meermalen (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, de autosleutel en/of het kentekenbewijs van een personenauto met het kenteken [kenteken 1] heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen (telkens) wist(en) dan wel redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde gevorderd en daartoe aangevoerd dat een deel van de buit van de inbraak is aangetroffen in de auto waarin de verdachte zich bevond en hij en zijn medeverdachte passen in het door getuigen genoemde signalement van de daders.
Het hof overweegt als volgt.
De tenlastegelegde inbraak in de woning aan de [adres 2] te Diemen heeft plaatsgevonden in een tijdsbestek van ongeveer 44 uur, tussen 20 maart 2015 vanaf 06.00 uur en 22 maart 2015 rond 02.00 uur. In de buurt van de woning werden op 21 maart 2015 omstreeks 23.45 uur twee jonge mannen gezien met een donkere huidskleur, van wie de ene lang en dun was en de andere kleiner met kort kroeshaar.
De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 23-003328-17) zijn op 23 maart 2015 omstreeks 00.20 uur aangetroffen in de auto van de medeverdachte. In deze auto zijn het kentekenbewijs en de autosleutels aangetroffen die bij de inbraak in de woning aan de [adres 2] in Diemen zijn buitgemaakt.
Het hof kan aan de hand van de stukken van het dossier niet vaststellen op welk moment in de tenlastegelegde periode de inbraak is gepleegd. Onduidelijk is of de hiervoor genoemde jonge mannen op enige wijze bij die inbraak betrokken waren. Bovendien zijn de signalementen van die mannen zeer algemeen en zonder specifieke persoonskenmerken. Onder deze omstandigheden is het aantreffen van een deel van de buit in de auto waarin de verdachte zich bevond onvoldoende redengevend voor het bewijs dat de verdachte (mede)dader is van de inbraak. Het dossier bevat ook overigens geen (steun)bewijs waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak blijkt, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht evenmin de subsidiair ten laste gelegde heling bewezen.
Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de verdachte wetenschap had van het feit dat er gestolen goederen in de auto lagen. Het dossier vermeldt dat ‘onder de verdachte’ een telefoon is aangetroffen die ook aan de verdachte wordt toegeschreven. In deze telefoon is een sms aangetroffen waarin kennelijk wordt bericht over enkele buitgemaakte goederen van de inbraak. Uit de dossierstukken blijkt echter niet waar de telefoon is aangetroffen en dat die telefoon ook daadwerkelijk aan de verdachte toebehoort.
Nu het dossier voor het subsidiair tenlastegelegde evenmin voldoende (steun) bewijs bevat moet de verdachte ook daarvan worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.503,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden
ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.898,20. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep
niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden
ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] B.V.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. J.D.L. Nuis en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 mei 2019.