ECLI:NL:GHAMS:2019:5133

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-001819-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging moord, bedreiging en heling; veroordeling voor voorhanden hebben van een pistool en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot moord, bedreiging en heling, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord en bedreiging. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte betrokken was bij de schietpartij. De getuigenverklaring werd als onvoldoende betrouwbaar beschouwd, en er was geen ander bewijs dat de betrokkenheid van de verdachte kon aantonen. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een pistool en munitie, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. Het hof legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, maar het hof verdisconteerde de overschrijding van de redelijke termijn in de opgelegde straf. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001819-16
Datum uitspraak: 24 september 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-728230-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis met dien verstande dat het beroep is beperkt tot feit 1, feit 2 voor wat betreft de BMW-Touring 5-serie, Frans kenteken [kenteken] en feit 3.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 17 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, naar de woning van die [slachtoffer] aan de [adres 2] is/zijn gereden en/of (vervolgens) op de woning van die [slachtoffer], gelegen [adres 2] en/of op de auto van die [slachtoffer] (merk Mercedes) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben geschoten;
subsidiair
hij op of omstreeks 17 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen, althans eenmaal, geschoten op de woning van die [slachtoffer], gelegen [adres 2] en/of op de auto van die [slachtoffer] (merk Mercedes);
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 mei 2015 tot en met 17 december 2015 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (personen) auto's (merk BMW-Touring 5-serie, Frans kenteken [kenteken]) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 12 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Ruger (model: P94DC) (kaliber 9 mm luger), en/of munitie van categorie III, te weten een of meer scherpe patronen (kaliber 9 mm luger), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen en overwegingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte als bestuurder van een auto BMW 5-serie met Frans kenteken betrokken was bij het onder 1 tenlastegelegde. Weliswaar kan aan de hand van het aangetroffen DNA van de verdachte in de garagebox in Zwanenburg worden vastgesteld dat de verdachte op 17 november 2015 in die garagebox is geweest, doch dat is onvoldoende om vast te stellen dat hij ten tijde van de schietpartij – al dan niet als bestuurder van een auto – op de plaats van het delict was.
Een getuige heeft verklaard dat hij de schutter zag instappen aan de bijrijderskant van een BMW 5-serie station, maar ook dat deze auto 60 meter verderop stond, terwijl het een regenachtige nacht was. De auto stond volgens dezelfde getuige voor meer dan de helft achter een elektriciteitshuisje en deze getuige heeft alleen een deel van de achterkant van de auto kunnen zien. Met de raadsman is het hof van oordeel dat onder deze omstandigheden een goede waarneming van merk en serie van die auto niet aannemelijk is. Evenmin is aannemelijk dat de getuige heeft kunnen zien dat de schutter aan de bijrijderskant in de auto stapte. Het hof acht deze getuigenverklaring daarom niet voldoende betrouwbaar.
Voorts is het hof van oordeel dat de foto waarop verbalisant [verbalisant] de verdachte zou hebben herkend bij terugkomst bij de garagebox in Zwanenburg te onduidelijk is om iemand op te kunnen herkennen. Het hof acht deze herkenning dan ook onvoldoende betrouwbaar.
Gelet op het voorstaande en bij gebrek aan ander redengevend bewijs kan het hof niet met een voor de bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte betrokken was bij de schietpartij. Hoewel het dossier de nodige vragen oproept, is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Uit het voorgaande vloeit tevens voort dat evenmin kan worden bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van de BMW 5-serie met Frans kenteken. De verdachte wordt van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken.
Nu het hof de verdachte voor hetgeen onder 1 primair en subsidiair en onder 2 is tenlastegelegd vrijspreekt, behoeven de voorwaardelijke verzoeken van de raadsman geen bespreking.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de verdachte de Wet Wapens en Munitie zou hebben overtreden en ook anderszins redelijkerwijs geen aanleiding was om tot fouillering van de verdachte over te gaan. De fouillering is daarom onrechtmatig hetgeen een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert. Dit dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs dat uit de fouillering is voortgevloeid en de verdachte moet worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Op grond van het dossier kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
De verbalisanten werden op straat aangesproken door een onbekend gebleven man die verklaarde dat hij had gezien dat een vrouw van circa 30 jaar oud, 165 cm lang, half lang donker haar, zwarte jas en een zwarte leren broek een vuurwapen bij zich droeg. Ze was in gezelschap van een andere vrouw en een Marokkaans uitziende man met opvallend klein postuur.
Kort daarna zagen de verbalisanten de verdachte, die voldeed aan het signalement van de Marokkaans uitziende man met opvallend klein postuur. Hij kwam uit [club] en maakte contact met een man, die door een van de verbalisanten werd herkend als [naam], van wie ambtshalve bij de verbalisanten bekend was dat hij meerdere vuurwapenantecedenten op zijn naam had staan. De verdachte en [naam] gingen samen voor een uitgaansgelegenheid staan, waar een groep personen naar buiten liep. Een van de vrouwen uit deze groep voldeed compleet aan het signalement van de vrouw die een vuurwapen zou hebben. Deze vrouw liep samen met een andere vrouw naar de verdachte en [naam] en zij omhelsden hen innig. De verbalisanten zagen dat door [naam] en de verdachte in de richting van de verbalisanten werd gekeken en dat hun groep zeer dicht op elkaar stond, waarbij het volgens de verbalisanten goed mogelijk was dat er onderling voorwerpen werden overgegeven.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat er onder deze omstandigheden redelijkerwijs aanleiding, als bedoeld in artikel 52 tweede lid van de Wet Wapens en Munitie, was om alle personen van de groep te fouilleren. De verbalisanten hadden immers gezien dat de vrouwen zeer dicht bij de mannen gingen staan. Ook hebben de verbalisanten onderkend dat er op dat moment voorwerpen door de een aan de ander konden worden gegeven zonder dat de verbalisanten dit zagen. Gelet hierop en gelet op het feit dat het hier ging om een melding van een vuurwapen dat voorhanden was in een uitgaansgebied en waarvan niet bekend was of het was (door)geladen, mochten de verbalisanten overgaan tot fouillering van deze groep personen en dus ook van de verdachte. Het als gevolg van de fouillering verkregen bewijs is dan ook rechtmatig verkregen.
Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 12 december 2015 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Ruger, model: P94DC, kaliber 9 mm luger, en munitie van categorie III, te weten scherpe patronen, kaliber 9 mm luger, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair, 2, 3 en 5 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Nu het hoger beroep niet is gericht tegen de beslissingen ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde schuldheling van de BMW 3 en van het onder 5 tenlastegelegde, zal het hof overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering de straf bepalen ten aanzien van die bewezenverklaarde feiten; te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Vrij Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bezit van vuurwapens regelmatig tot het gebruik daarvan leidt, met alle risico's van dien voor betrokkenen en voor toevallig aanwezige derden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 augustus 2019 is hij eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in hoger beroep is overschreden. De verdachte heeft op 12 mei 2016 hoger beroep ingesteld en het hof wijst het arrest op 24 september 2019. Nu in beginsel de behandeling van een strafzaak in de hoger beroep fase niet langer dan twee jaren mag duren is de redelijke termijn met ruim één jaar en vier maanden overschreden. Het hof is van oordeel dat deze overschrijding verdisconteert moet worden in de opgelegde straf. Het hof houdt eveneens rekening met het feit dat het een delict betreft uit december 2015, en met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Zonder deze omstandigheden zou een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend zijn geweest. Nu ziet het hof echter aanleiding om een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden op te leggen.

Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Pistool
RUGER
5100742;
2 1.00 FLS Frisdrank
FERNANDES
512 7472,
3 1.00 STK Tas
[winkel]
512 7490,
4 1.00 STK Plakband
512 7494;
5 1.00 STK Looplamp
JEEP
512 7496;
6 1.00 STK Moker
5127505.
Nu met betrekking tot het onder 1 genummerde voorwerp het bewezen geachte is begaan en het
van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Niet bekend is wie de rechthebbende is van de onder 2, 3 en 4 genummerde goederen. Deze goederen zijn niet vatbaar voor verbeurd verklaring of onttrekking aan het verkeer en worden derhalve bewaard voor de rechthebbende.
De onder 5 en 6 genummerde voorwerpen zijn in de garagebox teruggevonden. Niet bekend is
wie de rechthebbende is van deze goederen. Deze goederen kunnen ook niet direct met een van
de bewezen geachte strafbare feiten in verband worden gebracht en het bezit ervan is niet in
strijd met de wet of het algemeen belang. Deze voorwerpen zullen dus ook worden bewaard
voor de rechthebbende.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.597,38. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.597,38. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het onder 2 ten aanzien van de BMW 3-serie en 5 bewezen verklaarde op:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Pistool
RUGER
5100742;
Gelast de bewaring voor de rechthebbenden van:
2 1.00 FLS Frisdrank
FERNANDES
512 7472,
3 1.00 STK Tas
[winkel]
512 7490,
4 1.00 STK Plakband
512 7494;
5 1.00 STK Looplamp
JEEP
512 7496;
6 1.00 STK Moker
5127505.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
Mobiele telefoon (Iphone) met goednummer PL1300-2016010696-5120490
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. A.M. Kengen en mr. A.S. Dogan, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
24 september 2019.
Mr. J.M. van Riel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.