ECLI:NL:GHAMS:2019:5131

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-002455-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en bedreiging in de Bijenkorf te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een fles alcoholische drank en een specerijenmolen uit de Bijenkorf, alsook van bedreiging van een beveiligingsmedewerker. De feiten vonden plaats op 30 april 2019, toen de verdachte op heterdaad werd betrapt bij het stelen van goederen. Bij zijn aanhouding bedreigde hij een van de beveiligers met geweld. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van de fles alcohol, omdat niet bewezen kon worden dat deze was gestolen. De verdachte had verklaard de fles in het restaurant te hebben aangetroffen. Echter, de diefstal van de specerijenmolen werd wel bewezen verklaard, omdat deze in de tas van de verdachte werd aangetroffen en hij geen poging deed om deze af te rekenen. De bedreiging van de beveiligingsmedewerker werd ook bewezen verklaard, gezien de bedreigende uitspraken die de verdachte had gedaan. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf van 14 dagen op, waarvan 13 dagen voorwaardelijk, en een geldboete van €500. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor de gestelde schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002455-19
Datum uitspraak: 19 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-103914-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 november 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 30 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fles alcoholische drank en/of een specerijenmolen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen "Ik onthoud je gezicht en vind je wel in de [winkel] " en/of "Ik kom naar je toe en hak je kop eraf" en/of "Ik ga je afmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
1. subsidiair
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 30 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fles alcoholische drank en/of een specerijenmolen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; (art 310 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 30 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen “Ik onthoud je gezicht en vind je wel in de [winkel] ” en/of “Ik kom naar je toe en hak je kop eraf” en/of “Ik ga je afmaken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde

Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsmotivering

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde. De verdachte heeft de fles champagne reeds geopend aangetroffen in het restaurant en heeft de fles meegenomen. De verdachte kon niet weten dat de fles niet was betaald. Uit het dossier kan overigens ook niet worden afgeleid dat de verdachte de fles champagne gestolen heeft.
Feit 2 kan eveneens niet bewezen worden verklaard. Het dossier bevat verklaringen van aangever en een getuige, de collega van aangever. De aangever en de getuige zijn collega’s en daarom verklaren zij hetzelfde. Om die reden zijn deze verklaringen dan ook niet betrouwbaar en kunnen zij niet tot bewijs worden gebruikt.
Verdachte heeft verklaard dat hij de fles champagne geopend in het restaurant heeft aangetroffen. Er was verder niemand in de buurt, de verdachte vond het een mooie fles en heeft deze daarom in zijn tas gestopt. Nadat de fles in de tas van de verdachte was ontdekt, bleek bij een controle van het winkelpersoneel ook niet dat deze fles champagne als gestolen stond geregistreerd in het winkelsysteem. Het scenario van de verdachte, dat hij een reeds betaalde fles champagne heeft aangetroffen en deze heeft meegenomen – en dus niet heeft gestolen – wordt onvoldoende weerlegd door de bewijsmiddelen en dus zal de verdachte hiervan worden vrijgesproken.
De diefstal van de specerijenmolen is wel bewezen. Toen de verdachte de winkel wilde verlaten, is de specerijenmolen in de tas van de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft nog de mogelijkheid gekregen deze molen af te rekenen, maar hiervan heeft de verdachte geen gebruik gemaakt. Door de specerijenmolen in zijn tas te hebben, heeft de verdachte als heer en meester over dit goed beschikt. Het onder 1 subsidiair tenlastegelegde moet ten aanzien van de specerijenmolen bewezen worden verklaard.
Het dossier bevat ter zake van het onder 2 ten laste gelegde een aangifte van de heer [benadeelde] . Deze aangifte vindt ondersteuning in de getuigenverklaring van de getuige [getuige]. Daarnaast heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij echt boos was en dat hij is blijven schelden op [benadeelde] . De bedreiging van aangever [benadeelde] is dan ook bewezen als hierna te vermelden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.subsidiair
hij op 30 april 2019 te Amsterdam, een specerijenmolen, die aan een ander toebehoorde, te weten aan de [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op 30 april 2019 te Amsterdam, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen “Ik onthoud je gezicht en vind je wel in de [winkel] ” en “Ik kom naar je toe en hak je kop eraf” en “Ik ga je afmaken”.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen waarvan 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot hetzelfde als in eerste aanleg
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een goed in de [winkel] gestolen. Daarmee heeft hij er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten aan het eigendomsrecht van dit bedrijf. Ook heeft hij dit bedrijf overlast bezorgd. Toen hij op heterdaad werd betrapt, is de verdachte weggerend. Toen beveiligers van de [winkel] de verdachte hadden ingehaald en hem aan de politie wilden overhandigen heeft de verdachte een van de beveiligers bedreigd. Hierdoor is een voor deze medewerker angstige situatie geschapen waarbij bovendien voor hem en andere getuigen het gevoel van veiligheid werd aangetast.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 oktober 2019 is hij eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
In eerste aanleg heeft de verdachte een taakstraf voor de duur van 80 uren opgelegd gekregen en een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf. Hoewel de advocaat-generaal feit 1 primair niet bewezen acht heeft hij zich bij deze straf aangesloten. Gelet op het feit dat de verdachte een first offender is wat betreft vermogensdelicten en de oriëntatiepunten van het LOVS bij winkeldiefstal en bedreiging zonder geweld uitgaan van een geldboete, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, is de door de politierechter opgelegde en door de advocaat generaal gevorderde straf niet passend.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en geldboete van na te melden duur dan wel hoogte passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van immateriële schade ad € 1.000,00. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde immateriële schade door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt, nu de benadeelde partij zijn vordering en de daarin gestelde aantasting in zijn persoon niet met (concrete) stukken heeft onderbouwd. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
13 (dertien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 november 2019.