ECLI:NL:GHAMS:2019:513

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
13-701012-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en recidivegevaar in het kader van lucratieve delicten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, een Britse burger zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was aangehouden op de luchthaven Schiphol terwijl zij op het punt stond Nederland te verlaten. De rechtbank Amsterdam had eerder op 21 januari 2019 een beschikking gegeven tot haar gevangenhouding. De advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. M. Rafik, zijn gehoord tijdens de behandeling in raadkamer. De raadsman heeft een mondeling schorsingsverzoek gedaan, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bevestigd. Het hof heeft ernstige bezwaren geconstateerd in de inhoud van het dossier met betrekking tot de feiten die aan de voorlopige hechtenis ten grondslag liggen. De verdachte had zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks lucratieve delicten, en het hof achtte het gevaar voor recidive aanwezig. De verdachte had weliswaar spijt betuigd, maar kon niet uitleggen waarom zij had gehandeld zoals zij deed. Het hof heeft ook de grond van vluchtgevaar aan de voorlopige hechtenis ten grondslag gelegd, gezien de onduidelijkheid over haar traceerbaarheid na de Brexit.

Uiteindelijk heeft het hof besloten het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te verwerpen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

13-701012-19
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in [locatie],
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2019, voor zover houdende bevel tot haar gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2019, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. M. Rafik.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsman namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust, onder toevoeging van de grond vluchtgevaar als hierna gemotiveerd en met uitzondering van de onderzoeksgrond. Deze laatste grond komt te vervallen, voor zover deze nog aan de voorlopige hechtenis ten grondslag ligt.
Met de rechtbank acht het hof ernstige bezwaren aanwezig in de inhoud van het dossier voor de feiten 1 en 2 op de vordering inbewaringstelling vermeld.
Het hof ziet aanleiding de grond vluchtgevaar mede aan het bevel voorlopige hechtenis ten grondslag te leggen. Verdachte is Brits burger en heeft een adres in het Verenigd Koninkrijk. Zij is aangehouden op de luchthaven Schiphol terwijl zij op het punt stond uit Nederland te vertrekken. Gelet op de naderende Brexit is onduidelijk of de verdachte voor de Nederlandse justitie nog traceerbaar of beschikbaar zal zijn bij een vertrek naar het Verenigd Koninkrijk.
Wat de recidivegrond betreft constateert het hof dat er ernstige bezwaren zijn dat de verdachte zich in korte tijd schuldig heeft gemaakt aan een reeks lucratieve delicten. Hieraan is eerst door het ingrijpen van de politie een eind gekomen. De verdachte heeft weliswaar gezegd spijt te hebben van haar handelen, maar heeft niet uit kunnen leggen waarom zij dan toch zo gehandeld heeft. In deze omstandigheden acht het hof gevaar voor recidive aanwezig.
Het hof is van oordeel dat artikel 67a, derde lid, Wetboek van Strafvordering niet aan de orde is.
Gelet op de gronden waarop de voorlopige hechtenis berust, acht het hof geen termen aanwezig om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen.
13-701012-19

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 13 februari 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. W.M.C. Tilleman en P.F.E. Geerlings, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 13 februari 2019,
de advocaat-generaal