ECLI:NL:GHAMS:2019:5129

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-003537-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep sociale zekerheidsfraude met onroerend goed en huurinkomsten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van sociale zekerheidsfraude, waarbij hij gedurende bijna 20 jaar een AIO-aanvulling op zijn pensioen ontving, terwijl hij verzuimde te melden dat hij in het bezit was van twee werkplaatsen, drie appartementen en grond in Turkije. Daarnaast ontving hij maandelijks huur uit de werkplaatsen, wat hij eveneens niet meldde. Het hof oordeelde dat het langdurig misbruik van sociale voorzieningen een ernstig feit is, vooral gezien het benadelingsbedrag van meer dan € 100.000,-. De eerder opgelegde taakstraf werd als onvoldoende beschouwd, en het hof legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, die deels voorwaardelijk werd gemaakt vanwege de hoge leeftijd van de verdachte. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor een deel van de vrijspraak van de politierechter en bevestigde het vonnis voor het overige, met uitzondering van de strafoplegging, die werd aangepast. De op te leggen straffen zijn gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof benadrukte de ernst van de zaak en de impact op het sociale zekerheidsstelsel.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003537-18
Datum uitspraak: 19 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer
81-072111-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1931,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter te Amsterdam vrijgesproken van hetgeen hem in de tenlastelegging ter zake van het onder D genoemde document is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en zal dit derhalve bevestigen, behoudens ten aanzien van de strafoplegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof de gronden wijzigt als hieronder vermeld.
In de bewijsoverwegingen van de politierechter is de zinsnede opgenomen ‘dat de formulieren in het Turks en Marokkaans zijn vertaald’. Het hof beschikt evenwel niet over bewijs dat de desbetreffende formulieren inkomstenopgave AIO-aanvulling in vertaalde vorm aan de verdachte zijn overhandigd en streept deze zinsnede daarom uit de bewijsoverwegingen van de politierechter weg.

Aanvullende bewijsmotivering

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij en zijn vrouw niet konden rondkomen van zijn AOW/pensioen en dat dit de reden was dat hij aanvullend een AIO-uitkering kreeg. Uit deze verklaring van verdachte volgt dat hij heeft geweten dat voor het ontvangen (dan wel voor de hoogte) van de AIO-aanvulling zijn draagkracht in de vorm van inkomen en vermogen van belang was. Hij moet daarom ook hebben begrepen dat hij andere inkomsten en/of ander bezit diende op te geven.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 5.000 subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan sociale zekerheidsfraude. Gedurende een periode van bijna 20 jaren heeft hij een AIO-aanvulling op zijn pensioen genoten, terwijl hij naliet op te geven dat hij in het bezit was van twee werkplaatsen, drie appartementen en grond in [geboorteland]. Door de sociale dienst onkundig te laten van het bezit van deze onroerende goederen (en daarmee geen inzicht te geven in zijn financiële (vermogens-) positie) heeft de verdachte de sociale dienst de mogelijkheid onthouden vast te stellen in welke mate dit vermogen van invloed was op zijn AIO-uitkering. De verdachte heeft daardoor tevens het vertrouwen waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland is gebaseerd, op zeer grove wijze geschonden. Immers, door op deze wijze dit stelsel van sociale voorzieningen te ondermijnen wordt niet alleen in financieel opzicht hieraan schade berokkend, maar ook afbreuk gedaan aan de solidariteitsgedachte die daaraan ten grondslag ligt. Verworvenheden die (mede) de basis vormen voor de sociale verzorgingsstaat komen daardoor onder druk te staan. Dit maakt het handelen van de verdachte volstrekt ontoelaatbaar.
Daar komt nog bij dat de verdachte niet enkel heeft nagelaten door te geven dat hij onroerende goederen in zijn bezit had, maar eveneens heeft hij verzwegen dat hij maandelijks huur ontving uit in ieder geval de twee werkplaatsen.
Het hof houdt ten nadele van de verdachte rekening met het feit dat hij er in het geheel geen blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Op de vraag waarom de verdachte zijn onroerende goederen in [geboorteland] niet heeft verkocht om zo geen aanvulling op zijn pensioen te hoeven aanvragen, antwoordde de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij naar [geboorteland] gaat en dan ergens moet verblijven.
Langdurig misbruik van sociale voorzieningen, zoals in het onderhavige geval, is een zeer ernstig feit. Gelet ook op de hoogte van het benadelingsbedrag van ruim € 100.000,- in de ten laste gelegde periode doet de in eerste aanleg opgelegde taakstraf geen recht aan de ernst van het feit. Hierop vormt slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur een passende reactie.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 oktober 2019 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof heeft gelet op de straffen die ter zake van uitkeringsfraude in soortgelijke gevallen aan first offenders plegen te worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt bij een benadelingsbedrag als hier aan de orde een gevangenisstraf van 5 tot 9 maanden genoemd.
Het hof weegt mee dat de verdachte 88 jaren oud is en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hem zwaar zal vallen. Niet is aangevoerd of gebleken dat de verdachte detentieongeschikt is. Het hof zal daarom een gevangenisstraf opleggen, maar vanwege de leeftijd van de verdachte zal deze gevangenisstraf voor een groot deel voorwaardelijk worden opgelegd. Het hof zal daarnaast een geldboete opleggen. Gelet op het onroerend goedbezit in [geboorteland], moet deze door de verdachte op zijn te brengen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete van na te melden duur respectievelijk hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de tenlastelegging onder D genoemde document.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 10.000,00 (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
85 (vijfentachtig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 november 2019.