ECLI:NL:GHAMS:2019:5119

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2019
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
23-000914-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met wijziging van strafoplegging in hoger beroep tegen poging tot diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989 zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, voor een poging tot diefstal door middel van braak in een auto. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van 4 weken geëist. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen en heeft besloten de straf te verhogen naar een gevangenisstraf van 4 weken, waarbij het hof de eerdere taakstraf niet realiseerbaar achtte. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de vordering niet was onderbouwd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die werd vernietigd. De beslissing van het hof is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000914-18
datum uitspraak: 30 september 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-173261-17 tegen
[verdachte],
geboren te 0000 (Land onbekend) op [geboortedag] 1989,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal door middel van braak in een auto. Dit is een zeer ergerlijk feit, dat naast schade vaak veel hinder met zich meebrengt. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien gevoelens van onveiligheid in de samenleving en met name bij de benadeelden. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Gelet op de ter terechtzitting in hoger beroep gegeven toelichting van de advocaat-generaal ten aanzien van de executie van een taakstraf in Litouwen, is het hof van oordeel dat een taakstraf vooralsnog niet realiseerbaar lijkt. Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.100,00, bestaande uit € 300,00 aan materiële schade en € 800,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij tot dezelfde beslissing komt als de politierechter.
De verdediging heeft de gehele vordering van de benadeelde partij betwist. De gevorderde schadeposten zijn niet onderbouwd, aldus de raadsvrouw.
Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, omdat de vordering niet is onderbouwd en ook overigens niet kan worden vastgesteld in hoeverre het gaat om rechtstreeks door het strafbare feit geleden schade. Behandeling van de vordering zou een onevenredige belasting van het straf geding opleveren en kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M.P. van der Stroom, in tegenwoordigheid van A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 september 2019.
mr. M.P. van der Stroom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]