ECLI:NL:GHAMS:2019:508

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
13/654202-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en geschokte rechtsorde in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2019, die de verlenging van zijn gevangenhouding beval. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw S.A. van den Boom, gehoord.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en zich verenigd met de gronden waarop deze berust. Er zijn ernstige bezwaren tegen de verdachte met betrekking tot het beroven en afpersen van personen op de openbare weg. Het hof oordeelt dat de vrijlating van de verdachte een zodanig publiek onbehagen zou veroorzaken dat dit zou leiden tot maatschappelijke onrust, wat de toepassing van de 12-jaarsgrond (geschokte rechtsorde) rechtvaardigt. Bovendien is er gevaar voor recidive, gezien de eerdere strafbare feiten van de verdachte.

Het hof heeft het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat er sprake is van zeer ernstige feiten en een geschokte rechtsorde. Bij de beoordeling van het verzoek is het hof van mening dat er geen bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die een schorsing rechtvaardigen. De enkele omstandigheid dat medeverdachten recentelijk wel zijn vrijgelaten, maakt niet dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, aangezien het hof geen rechtens relevante gelijke gevallen heeft vastgesteld. De beschikking is gegeven in raadkamer, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

13/654202-18
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans verblijvende in [locatie],
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2019, voor zover houdende bevel tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van
5 februari 2019, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw S.A. van den Boom.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsman namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Het hof sluit zich voor wat betreft de ernstige bezwaren aan bij hetgeen de rechter-commissaris op dit punt heeft overwogen en neemt dit over.
Er is sprake van ernstige bezwaren ter zake van het beroven dan wel afpersen van personen op de openbare weg. Een dergelijk handelen schokt de rechtsorde, in die zin dat aannemelijk is dat de vrijlating van de verdachte van dergelijke feiten een zodanig publiek onbehagen teweeg zal brengen dat dit zal leiden tot maatschappelijke onrust. Om die reden legt het hof, zoals de advocaat-generaal heeft gevorderd, de zogeheten 12-jaarsgrond (geschokte rechtsorde) mede ten grondslag aan de voorlopige hechtenis.
Nu er sprake is van ernstige bezwaren ten aanzien van meer feiten acht het hof, mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte zich eerder aan strafbare feiten schuldig heeft gemaakt, gevaar voor recidive aanwezig.
Artikel 67a, derde lid, Wetboek van Strafvordering is naar het oordeel van het hof niet aan de orde.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat er sprake is van zeer ernstige feiten en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken. Om die reden zal het hof het verzoek van
13/654202-18
de verdachte afwijzen. De enkele omstandigheid dat de voorlopige hechtenis van een of meer medeverdachte(n) onlangs wel zou(den) zijn geschorst maakt niet dat – voor zover de raadsvrouw dat heeft willen betogen – er sprake is van een schending van het gelijkheidsbeginsel nu het hof niet is gebleken van rechtens relevante gelijke gevallen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 13 februari 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. W.M.C. Tilleman en P.F.E. Geerlings, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 13 februari 2019,
de advocaat-generaal