ECLI:NL:GHAMS:2019:507
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis en ernstige bezwaren in onderlinge samenhang bezien
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2019, die een bevel tot gevangenhouding inhield. De verdachte, die momenteel verblijft in een bepaalde locatie, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de advocaat-generaal de zaak toegelicht en is de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.L.A.M. Pluijmakers, gehoord. De raadsman heeft een mondeling verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep en de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bestudeerd. Het hof oordeelt dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, met uitzondering van één feit waarop het hof geen ernstige bezwaren aanwezig acht. De beoordeling van de bewijswaarde zal in een later stadium plaatsvinden. Het hof heeft ook de justitiële documentatie van de verdachte in overweging genomen en concludeert dat de kleine recidivegrond, zoals bedoeld in artikel 67a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, terecht aan het bevel tot gevangenhouding ten grondslag is gelegd. Het hof ziet geen mogelijkheid om het recidivegevaar te mitigeren door het stellen van schorsingsvoorwaarden, waardoor het verzoek tot schorsing wordt afgewezen.
De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de bestreden beschikking wordt afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 13 februari 2019 door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.