ECLI:NL:GHAMS:2019:5061
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van het vonnis in hoger beroep met betrekking tot opzettelijke belediging van een politieambtenaar
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 12 juni 2018, waarin de verdachte was veroordeeld voor opzettelijke belediging van een politieambtenaar. Tijdens de zitting in hoger beroep op 1 juli 2019 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte vrijgesproken moest worden, onder andere omdat hij geen opzet had op de belediging en er sprake zou zijn van een onherstelbaar vormverzuim door het gebruik van pepperspray voorafgaand aan het incident.
Het hof heeft de verweren van de raadsman verworpen. Ten aanzien van het eerste verweer, dat de verdachte enkel met consumptie sprak en niet opzettelijk beledigde, oordeelde het hof dat de verklaringen van de verbalisanten overtuigend waren. De verdachte had de verbalisant bespuugd, wat niet kon worden toegeschreven aan het gebruik van pepperspray, aangezien het incident meer dan een uur na het gebruik plaatsvond. Het hof oordeelde dat de opzettelijke belediging niet afhankelijk was van de eis dat dit in het openbaar moest gebeuren, en dat er geen sprake was van een vormverzuim.
Uiteindelijk bevestigde het hof het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en werd openbaar uitgesproken.