ECLI:NL:GHAMS:2019:5052

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
23-001092-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een auto en vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van poging tot zware mishandeling, waarbij hij op 29 juni 2018 in Bovenkarspel met zijn auto achteruit in de richting van een fietser, de heer [slachtoffer], reed en hem daarbij raakte. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn auto als wapen heeft gebruikt en dat hij na de aanrijding is doorgereden zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. De verdachte heeft eerder geweldsdelicten gepleegd, wat in zijn nadeel weegt. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast is de verdachte voor zes maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf is afgewezen, omdat de proeftijd ten tijde van het bewezen verklaarde feit nog niet was ingegaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001092-19
datum uitspraak: 15 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 maart 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 15-267098-18 en 15-082522-18 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 oktober 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 29 juni 2018 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan de heer [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- vanuit stilstand zijn auto in zijn achteruit heeft gezet en daarbij gas heeft gegeven;
- met zijn auto achteruit in de richting van de heer [slachtoffer] heeft gereden met flinke snelheid;
- vervolgens met de achterzijde van zijn auto tegen (het been van) de heer [slachtoffer] heeft gereden; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 29 juni 2018 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec de heer [slachtoffer] heeft mishandeld door
- vanuit stilstand zijn auto in zijn achteruit te zetten en daarbij gas te geven en;
- vervolgens met zijn auto achteruit in de richting van de heer [slachtoffer] te rijden met flinke snelheid en;
- vervolgens met de achterzijde van zijn auto tegen (het been van) de heer [slachtoffer] aan te rijden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 29 juni 2018 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan de heer [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- vanuit stilstand zijn auto in zijn achteruit heeft gezet en daarbij gas heeft gegeven;
- met zijn auto achteruit in de richting van de heer [slachtoffer] heeft gereden;
- vervolgens met de achterzijde van zijn auto tegen het been van de heer [slachtoffer] heeft gereden; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De verdachte verleende geen voorrang aan het slachtoffer, die op de fiets was, waarna het slachtoffer handgebaren maakte en iets riep. De verdachte bracht zijn auto hierop tot stilstand, reed achteruit in de richting van het slachtoffer en is tegen het slachtoffer aangereden met letsel van de laatste tot gevolg. De verdachte heeft zijn auto daarbij als wapen gebruikt. Bovendien is hij niet gestopt na de aanrijding, maar weggereden. Hij heeft zich op geen enkel moment bekommerd om het welzijn van het slachtoffer. De verdachte heeft er blijk van gegeven de lichamelijke integriteit van anderen niet alleen niet te respecteren, maar er ook niet voor terug te deinzen die te schenden. Dat het slachtoffer geen zwaarder letsel heeft opgelopen is niet te danken aan het handelen van de verdachte. Naast de gevolgen voor het slachtoffer, draagt een dergelijke gedraging bij aan gevoelens van onveiligheid onder weggebruikers en omstanders in het algemeen. Het hof neemt dit alles de verdachte bijzonder kwalijk.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 september 2019 is hij eerder ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, gelet op de ernst van het feit en in het licht van genoemde recidive, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Daarnaast zal het hof een taakstraf van na te melden duur opleggen. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde en ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof de verdachte tot slot de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzeggen voor na te melden duur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 juni 2018 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van
60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis gevorderd. De politierechter heeft deze vordering toegewezen.
De vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering af te wijzen. De raadsman heeft zich hierbij aangesloten.
Het hof overweegt als volgt. De proeftijd is ingegaan op 14 juli 2018. Nu de proeftijd ten tijde van het bewezenverklaarde feit (29 juni 2018) nog niet was ingegaan, zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 3 januari 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 juni 2018, parketnummer 15-082522-18, voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. P. Greve en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 oktober 2019.
mr. P. Greve is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
.