ECLI:NL:GHAMS:2019:5051

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
23-003333-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake handelen in strijd met de Wet Wapens en Munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad. De verdachte, geboren in 1971, was aangeklaagd voor het dragen van een gekarteld broodmes op 9 juli 2016 te Purmerend, wat in strijd is met artikel 27, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte volgens artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft hem vrijgesproken van andere tenlasteleggingen.

De verdachte werd eerder veroordeeld voor strafbare feiten en het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte had het mes op een openbare weg gedragen en daarbij gevaarlijke bewegingen gemaakt, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. Ondanks de financiële situatie van de verdachte, heeft het hof besloten om geen geldboete op te leggen, maar in plaats daarvan een voorwaardelijke hechtenis van één week op te leggen, die niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit binnen de proeftijd van twee jaar.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof, waarbij mr. P. Greve niet in staat was om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003333-18
datum uitspraak: 15 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad van 11 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-043026-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 oktober 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 9 juli 2016 te Purmerend, (een) gekarteld (brood)mes, zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij op 9 juli 2016 te Purmerend een gekarteld broodmes, zijnde een voorwerp als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 225,00 subsidiair vier dagen hechtenis en heeft de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft ’s avonds op de openbare weg een broodmes gedragen. Hij heeft met dit mes zwaaiende bewegingen gemaakt en heeft daarbij geschreeuwd. Het op deze wijze met zich dragen van een dergelijk mes levert een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen op.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 september 2019 is hij eerder meermalen ter zake van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld.
In hetgeen door de raadsvrouw en de verdachte is aangevoerd over de financiële situatie van de verdachte ziet het hof aanleiding om geen geldboete op te leggen. Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke hechtenis van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 6 maart 2018 onder CJIB nummer 1132542002879087.
Ten aanzien van het bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot
hechtenisvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. P. Greve en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 oktober 2019.
mr. P. Greve is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
======================================================================
[…]