Uitspraak
De feiten en de rechtsgang
.Het hof heeft voorts kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de
Gerechtshof Amsterdam
In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 13 februari 2019, is het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte afgewezen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en zonder vaste woon- of verblijfplaats, verblijft thans in [locatie]. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2018. Tijdens de behandeling in raadkamer op 13 februari 2019 zijn de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.D. de Fluiter, gehoord.
Het hof overweegt dat vluchtgevaar niet alleen bestaat wanneer er redenen zijn om te vrezen dat de verdachte zich aan de berechting zal onttrekken, maar ook wanneer er redenen zijn om te vrezen dat hij zich aan een eventuele vrijheidsstraf zal onttrekken. De verdachte heeft hoger beroep aangetekend tegen het veroordelend vonnis van de rechtbank en wenst te bepleiten dat de strafzaak anders moet worden afgedaan dan met een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Het hof acht een andere afdoening in hoger beroep niet uitgesloten, en daarom is het schorsingsverzoek prematuur. De inhoudelijke behandeling van het hoger beroep is gepland op 8 maart 2019.
Op basis van deze overwegingen heeft het hof besloten het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen. De beschikking is gegeven door mr. J.L. Bruinsma, voorzitter, en mrs. W.M.C. Tilleman en P.F.E. Geerlings, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.