3.1Het wrakingsverzoek houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Artikel 6 lid 1 EVRM gaat uit van berechting door een onpartijdige en onafhankelijke rechter(s). Rechterlijke onpartijdigheid is en vormt een noodzakelijke voorwaarde voor de legitimiteit en integriteit van het rechterlijk optreden. Ook is het een eerste vereiste voor het vertrouwen van de burger in de rechtspraak.
De wettelijke grondslag om te kunnen wraken is ruim geformuleerd nu het kan gaan om ‘feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade
zoukunnen leiden’. De omstandigheden van het geval spelen hier dus een belangrijke rol.
Vooropgesteld wordt verder dat de schijn van de aanwezigheid van partijdigheid voldoende gronden kunnen zijn voor wraking en dat deze gronden niet bewezen behoeven te worden.
(…)
1. januari 2018 is aangifte gedaan tegen mrs I.B. Jansse, M.S.H.M. van Woerkorn en N.M. Jonker door [verzoekers]. c.s. en [stichting] met een zestal bijlagen. In deze aangifte zijn een aantal stukken benoemd van beklaagden die van rechtswege lijden aan Processuele nietigheid in zake schendingen van vormvoorschriften van openbare orde met de sanctie van nietigheid bedreigd. Deze stukken zijn in het geding gebracht in de dagvaarding van 22 december 2017 bij de Rechtbank Rotterdam.
2. Deze stukken die van rechtswege lijden aan nietigheid, zijn door de het College volledig genegeerd; er is geen enkele aandacht besteed aan deze Processuele nietigheden, daar hierin strafbare elementen vermeld zijn.
3. Het gebruik van processtukken die van rechtswege nietig zijn als bewijs, is bedrog en
bedrieglijk handelen.
4. Tijdens de zitting van heden (het hof begrijpt: 7 mei 2019) hebben beklaagden wederom twee nieuwe vervalsingen ingebracht met de aperte onjuiste bewering dat die afkomstig zouden zijn van [verzoekers]. c.s.
5. Tijdens de zitting is zijdens beklaagden een verhaal gehouden dat kant noch wal raakt met valse beschuldigingen aan het adres van [verzoekers].
6. De advocaat van [verzoekers], mr. J.M.R. Vlaar, is tijdens de zitting verboden hierop te reageren, (de mond gesnoerd) hetgeen geheel in strijd is met art. 6 EVRM lid d en het
beginsel van hoor en wederhoor!
7. Het verzoek tot opmaken van een proces-verbaal van de hoorzitting is (conditioneel)
geweigerd, terwijl een proces-verbaal volgens de Hoge Raad de enige kenbron is!
8. De samenvattende conclusie van de Advocaat-generaal stond stijf van vooringenomenheid en partijdigheid, waaruit de eindbeslissing al kon worden afgeleid.
9. Ook klagers zijn geweigerd nog iets te mogen zeggen.
1. Onbetwistbaar staat vast dat er sprake is van een vervalst auteursrechtelijk beschermd
onderzoeksrapport van de [stichting]: ‘Bedrijfsprofiel van de [firma]’. Deze vervalsingen zijn uitvoerig beschreven in de dagvaarding van
22 december 2017.
2. Tijdens de zitting is aan de advocaat van [verzoekers] wederom een aantoonbaar en vervalste inleiding en samenvatting van het rapport ter hand gesteld!
3. De maatschappelijke voorbeeldfunctie van deze advocaten (NOVA, gedragsregel 1) is ten hemel schreiend en overschrijdt iedere fatsoensnorm.”