ECLI:NL:GHAMS:2019:4933

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
23-004404-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging en belediging van een ambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor bedreiging en belediging van een ambtenaar in functie. De tenlastelegging omvatte bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en belediging van een handhaver van de openbare ruimte. De verdachte had op 6 januari 2017 in Amsterdam de ambtenaar bedreigd door dreigende woorden te uiten en een snijdende beweging langs zijn keel te maken. Daarnaast had hij de ambtenaar beledigd met racistische en kwetsende opmerkingen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd eerder al bestraft voor belediging van een ambtenaar, wat meegewogen werd in de strafmaat. Ondanks het feit dat de verdachte blijk gaf van berouw en inzicht in zijn laakbare gedrag, heeft het hof besloten om een voorwaardelijke taakstraf van 30 uur op te leggen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft daarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004404-18
datum uitspraak: 17 december 2019
TEGENSPRAAK (verdachte)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-036993-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 december 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 januari 2017 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- met zijn vinger een snijdende beweging langs zijn keel heeft gemaakt en/of,
- voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"ik kom jullie opzoeken, ik kom erachter wie jullie zijn en als ik uit het politiebureau kom, weet ik jullie te vinden, dan zal je zien wat je te wachten staat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 6 januari 2017 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer], handhaver openbare ruimte en buitengewoon opsporingsambtenaar te Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: lelijke zwarte aap en/of slaaf van de blanken en/of zwarte racist, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 januari 2017 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- met zijn vinger een snijdende beweging langs zijn keel gemaakt en
- [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik kom jullie opzoeken, ik kom erachter wie jullie zijn en als ik uit het politiebureau kom, weet ik jullie te vinden, dan zal je zien wat je te wachten staat”.
2.
hij op 6 januari 2017 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer], handhaver openbare ruimte en buitengewoon opsporingsambtenaar te Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen “lelijke zwarte aap” en “slaaf van de blanken” en “zwarte racist”.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uur, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uur.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een handhaver van de gemeente Amsterdam door haar woorden toe te voegen met een krenkend en sterk discriminerend karakter. Aldus heeft hij het gezag en de integriteit van de handhaver aangetast, haar ten overstaan van haar collega zeer disrespectvol behandeld en de in de samenleving geldende omgangsvormen veronachtzaamd. Dit gedrag van de verdachte, die een Molukse achtergrond heeft, baart temeer opzien nu hij te kennen heeft gegeven dat hij het zelf ook heel vervelend vindt wanneer hij op discriminerende wijze wordt behandeld. Hij heeft zich ook nog eens schuldig gemaakt aan bedreiging van dezelfde ambtenaar en haar op die manier angst ingeboezemd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 december 2019 is hij eerder ten aanzien van belediging van een ambtenaar onherroepelijk bestraft en wel met een geldboete. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken in geval van recidive plegen te worden opgelegd ligt oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf in de rede.
De verdachte heeft er ter terechtzitting in hoger beroep blijk van gegeven inmiddels inzicht te hebben in het laakbare van zijn handelen en daarvoor op authentiek overkomende wijze berouw getoond. Nu er voorts ruim drie jaren sinds het bewezenverklaarde zijn verstreken en de verdachte voor zover bekend sindsdien geen nieuwe misdrijven heeft begaan, zal het hof de passend geachte taakstraf in dit geval in voorwaardelijke vorm opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van 30 uur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. P.F.E. Geerlings en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 december 2019.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.