Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Bewijsmiddel 2
Tijdens de insluitingsfouillering zijn bij [verdachte] in zijn linkerbroekzak twee telefoons aangetroffen die hij niet kon ontgrendelen’ schrapt.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 maart 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in Libië in 1986 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 30 juli 2019 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, waarbij het hof de in hoger beroep gevoerde verweren heeft weerlegd op basis van de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen van de politierechter. Een belangrijk bewijsmiddel in deze zaak was een proces-verbaal van bevindingen, waarin werd gerapporteerd dat bij de verdachte tijdens een fouillering twee telefoons zijn aangetroffen. Het hof heeft dit bewijsmiddel in samenhang met de overige bewijsmiddelen gelezen en geconcludeerd dat het niet voldoende bewijs biedt voor de diefstal van de telefoon van de aangeefster, aangezien niet is aangetoond dat de aangeefster dezelfde persoon is als degene van wie de diefstal zou zijn gepleegd.
De beslissing van het hof om het vonnis te bevestigen, is genomen met inachtneming van de eerder genoemde overwegingen. Het arrest is uitgesproken in een openbare terechtzitting, waarbij de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam aanwezig was, en is ondertekend door de griffier. Het hof heeft de verdachte in deze zaak niet in het gelijk gesteld, en de eerdere uitspraak van de politierechter blijft daarmee in stand.