ECLI:NL:GHAMS:2019:4918

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2019
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
23-002667-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep en mishandeling met beroep op noodweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was vrijgesproken van de (medeplegen van) mishandeling van slachtoffer 1, maar werd wel veroordeeld voor de mishandeling van slachtoffer 2. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is voor zover het zich richt tegen de vrijspraak van slachtoffer 1, omdat er geen hoger beroep openstaat tegen deze beslissing volgens artikel 404, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 12 juli 2019 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. De tenlastelegging betreft de mishandeling van slachtoffer 2 op 3 december 2012 in Amsterdam. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk slachtoffer 2 heeft mishandeld. Het beroep op noodweer is verworpen, omdat de verdachte zelf de confrontatie heeft opgezocht.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd, de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling van slachtoffer 2, maar heeft geen straf of maatregel opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en het blanco strafblad van de verdachte. De beslissing van het hof is dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep tegen de vrijspraak van slachtoffer 1, en dat het vonnis van de rechtbank voor wat betreft de mishandeling van slachtoffer 2 wordt vernietigd, maar zonder straf of maatregel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002667-18
datum uitspraak: 26 juli 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-711470-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde (medeplegen van) mishandeling van [slachtoffer 1] en heeft de verdachte veroordeeld voor de mishandeling van [slachtoffer 2]. De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep tegen het vonnis ingesteld. Naar het oordeel van het hof is (het medeplegen van) de mishandeling van [slachtoffer 1] impliciet cumulatief ten laste gelegd en richt het hoger beroep zich dus mede tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte dan ook niet‑ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak ter zake van – kort gezegd – de mishandeling van [slachtoffer 1] op 3 december 2012 te Amsterdam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 3 december 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een of meerdere perso(o)n(en), te weten
- [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of (hardhandig) heeft geduwd,
waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van de mishandeling van [slachtoffer 2]. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat de feitelijke toedracht niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte een gerechtvaardigd beroep op noodweer toekomt. Betwist wordt daarbij dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin zij had kunnen weglopen en die conclusie kan evenmin worden getrokken nu de feiten niet eenduidig kunnen worden vastgesteld.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof gaat uit van de verklaringen die bij de politie zijn afgelegd, nu deze zijn opgenomen kort na de vechtpartij en het hof deze betrouwbaar acht. Hieruit leidt het hof het volgende af.
Op 3 december 2012 in Amsterdam heeft de aangeefster bij de verdachte een foto in de brievenbus van haar woning gedaan. De verdachte heeft de foto gepakt, verscheurd en naar buiten gegooid waarop de aangeefster de foto, althans de resten daarvan, bij de verdachte in de brievenbus heeft gedaan. Daarop is de verdachte haar woning uit gekomen en is een confrontatie tussen de verdachte en de aangeefster ontstaan.
[naam 1], de zus van aangeefster [slachtoffer 2], zag dat de verdachte op [slachtoffer 2] af kwam rennen en aan haar trok, waarop een worsteling tussen beide vrouwen ontstond.
Ook [naam 2], dochter van aangeefster [slachtoffer 2], zag dat de verdachte op aangeefster af kwam en dat zij [slachtoffer 2] sloeg, waarna beide vrouwen met elkaar in gevecht raakten.
[naam 3] zag dat zijn vrouw, de aangeefster, werd aangesproken door de verdachte en er ruzie ontstond waarbij over en weer klappen vielen.
Deze verklaringen ondersteunen de verklaring van de aangeefster, die heeft verklaard dat de verdachte naar buiten kwam en haar opzocht; haar een vuistslag in haar gezicht gaf onder haar rechteroog, waarop zij direct pijn in haar gezicht voelde. De verklaring van de aangeefster wordt bovendien ondersteund door de letselverklaring van 3 december 2012.
Vorenstaande maakt dat het hof de mishandeling van [slachtoffer 2] bewezen acht en het verweer van de raadsman op dit onderdeel verwerpt.
Ten aanzien van het beroep van de raadsman op noodweer overweegt het hof als volgt.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte zelf de confrontatie met de aangeefster heeft opgezocht. Om die reden kan geen sprake zijn van een noodzakelijk geboden verdediging. Het hof verwerpt het beroep op noodweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 3 december 2012 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt waardoor [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard ter zake de mishandeling van [slachtoffer 2] zonder oplegging van straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op de persoon van de verdachte en heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van haar buurvrouw, waardoor deze pijn heeft ondervonden en letsel heeft bekomen. Een en ander heeft plaatsgevonden tijdens een vechtpartij waarin ook de aangeefster zich uiteindelijk niet onbetuigd heeft gelaten. Gelet hierop en gezien het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2019 waaruit is gebleken dat zij een blanco strafblad heeft, en tenslotte de omstandigheid dat de aangeefster en de verdachte geen buren meer zijn, acht het hof het passend te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van de cumulatief ten laste gelegde (medeplegen van de) mishandeling van [slachtoffer 1].
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover inhoudelijk nog aan de orde en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 juli 2019.
Mr. M. Iedema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]