Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2019. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd in P.I. Lelystad, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en bijbehorende munitie op de openbare weg, alsook voor heling van een motor. De advocaat-generaal had in hoger beroep een straf van 9 maanden geëist. Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 mei 2019 heeft de raadsman van de verdachte zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, maar benadrukt dat de verdachte niet betrokken is bij liquidaties of andere criminele activiteiten, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf, die is vernietigd. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 10 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de recidive van de verdachte. De verdachte had eerder al twee keer voor overtredingen van de Wet wapens en munitie onherroepelijk veroordelingen gekregen. Het hof heeft geconcludeerd dat, gezien de ernst van de feiten en de gevolgen, een gevangenisstraf passend is. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.