In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Turkije in 1976, was beschuldigd van diefstal van een geldbedrag van ongeveer € 49,95, dat hij had weggenomen door contactloos te betalen met de pinpas van het slachtoffer. De tenlastelegging betrof een diefstal waarbij de verdachte zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van een valse sleutel, in dit geval de pinpas en pincode van het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en de verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.
De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaring van diefstal. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van drie weken gevorderd, waarvan twee weken voorwaardelijk. Het hof heeft echter besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft ook de recidive van de verdachte in overweging genomen, maar besloot om de voorwaardelijke straf op te leggen om het behandeltraject van de verdachte niet te onderbreken.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 10 december 2019.