ECLI:NL:GHAMS:2019:4841

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
23-002919-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met valse sleutel door contactloos betalen met pinpas

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Turkije in 1976, was beschuldigd van diefstal van een geldbedrag van ongeveer € 49,95, dat hij had weggenomen door contactloos te betalen met de pinpas van het slachtoffer. De tenlastelegging betrof een diefstal waarbij de verdachte zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van een valse sleutel, in dit geval de pinpas en pincode van het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en de verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaring van diefstal. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van drie weken gevorderd, waarvan twee weken voorwaardelijk. Het hof heeft echter besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft ook de recidive van de verdachte in overweging genomen, maar besloot om de voorwaardelijke straf op te leggen om het behandeltraject van de verdachte niet te onderbreken.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 10 december 2019.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002919-18
datum uitspraak: 10 december 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 augustus 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-104197-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 november 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 mei 2018 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer EUR 49,95, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk met een pin-/bankpas (en pincode) tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 mei 2018 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal € 49,95, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk met een pin-/bankpas tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, waarvan twee weken voorwaardelijk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door contactloos te betalen met een pinpas en de gekochte goederen om te ruilen voor contant geld. Dit is een hinderlijk feit dat het slachtoffer financiële schade en andere overlast heeft toegebracht. Door zijn handelen heeft de verdachte er bovendien blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 november 2019 is hij veel vaker voor vele diefstallen onherroepelijk veroordeeld. Vanwege de grote hoeveelheid recidive ligt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur in de rede.
Op 9 oktober 2019 is de verdachte door dit hof onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke straf, met een meldplicht bij de reclassering en een verplichte ambulante behandeling door een instelling voor verslavingszorg als bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw heeft onderbouwd gesteld dat de verdachte zeer gemotiveerd is en volledig meewerkt aan deze voorwaarden. Hierin ziet het hof aanleiding een opnieuw een geheel voorwaardelijke straf op te leggen opdat het recent ingezette behandeltraject niet wordt doorbroken.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. M. Iedema en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 december 2019.
=========================================================================
[…]