ECLI:NL:GHAMS:2019:4840

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
23-001032-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal van een auto en de relatie van toebehoren aan de eigenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een personenauto, die op naam stond van zijn vriendin. De verdachte stelde dat de auto feitelijk aan hem toebehoorde, ondanks dat deze op naam van zijn vriendin stond en de verzekering door zijn broer was afgesloten. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting.

Het hof oordeelde dat de relatie van toebehoren aan de eigenaar niet door de inbeslagname van de auto werd geknipt, ook niet in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Aangezien de auto ten tijde van het ten laste gelegde feit aan de verdachte toebehoorde, was er geen wettig en overtuigend bewijs voor de diefstal. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

De advocaat-generaal had gevorderd om het vonnis te bevestigen, maar het hof kwam tot een andere beslissing. De raadsvrouw van de verdachte had verzocht om vrijspraak, wat het hof heeft gehonoreerd. Het hof concludeerde dat, hoewel het handelen van de verdachte mogelijk als onttrekking van een goed aan beslag kon worden aangemerkt, dit niet ten laste was gelegd. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001032-18
datum uitspraak: 10 december 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-701088-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
De term ‘[benadeelde]’ in de tenlastelegging is gelet op het dossier een schrijffout die het hof verbeterd leest als ‘[benadeelde]’.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte vrij te spreken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de verklaring van de verdachte volgt dat de personenauto, ondanks dat de auto vanwege schulden op naam stond van zijn vriendin, ten tijde van het ten laste gelegde feit aan hem toebehoorde, zodat van diefstal geen sprake kan zijn.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de dossierstukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep acht het hof voldoende aannemelijk geworden dat de auto ten tijde van het tenlastegelegde in feitelijke zin aan de verdachte toebehoorde. De auto stond weliswaar op naam van zijn vriendin en de verzekering van de auto was afgesloten door de broer van verdachte, de verdachte heeft zich voorafgaand aan maar ook na de inbeslagname als rechthebbende van de auto gedragen.
Vooropgesteld zij dat op een goed rustend beslag, zoals dat op de bewuste auto lag, de relatie van toebehoren aan de eigenaar of rechthebbende niet door knipt, ook niet in de betekenis van toebehoren in de zin van art. 310 Sr. Nu de auto ten tijde van het ten laste gelegde feit aan de verdachte toebehoorde, is naar het oordeel van het hof derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Het handelen van verdachte zou kunnen worden aangemerkt als onttrekking van een goed aan beslag, ook een misdrijf, maar dit is niet tenlastegelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. M. Iedema en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 december 2019.
=========================================================================
[…]