ECLI:NL:GHAMS:2019:484

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
20 februari 2019
Zaaknummer
200.225.619/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in kort geding over laster en rectificatie tussen Somalië gevluchte journalist en burgemeester van [woonplaats]

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding tussen [X], een uit Somalië gevluchte journalist, en [Y], de burgemeester van [woonplaats]. [X] heeft in eerste aanleg een kortgedingvonnis aangevochten waarin zijn vorderingen tot verbod van berichtgeving waarin hij als afperser wordt genoemd, werden afgewezen. In reconventie heeft [Y] vorderingen ingesteld tot rectificatie van uitlatingen die hem beschuldigen van ernstige misdragingen, waaronder verkrachting en afpersing. Het hof oordeelt dat de uitlatingen van [Y] voldoende feitelijke basis hebben en dat de vorderingen van [X] niet toewijsbaar zijn. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in conventie, maar vernietigt het vonnis in reconventie en wijst de vorderingen van [Y] toe. [X] wordt veroordeeld tot rectificatie van zijn uitlatingen en het verwijderen van bepaalde publicaties. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de goede naam van betrokkenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.225.619/01 KG
zaaknummer rechtbank Amsterdam: C/13/634421/KG ZA 17-967
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 februari 2019
inzake
[X],
wonende te [woonplaats] ,
appellant, tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. P.C. Schouten te Breda,
tegen
[Y],
wonende te [woonplaats] (Somalië),
geïntimeerde, tevens incidenteel appellant,
advocaat: mr. O.G. Trojan te Den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [X] en [Y] genoemd.
[X] is bij dagvaarding van 9 oktober 2017 in hoger beroep gekomen van een kortgedingvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 14 september 2017, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [X] als eiser in conventie tevens verweerder in reconventie en [Y] als gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven, met producties;
  • memorie van antwoord, tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
  • memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties;
  • akte van depot, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 21 september 2018 door hun voornoemde advocaten doen bepleiten, [Y] tevens door mr. M. van der Veen, advocaat te Den Haag, allen aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Beide partijen hebben bij die gelegenheid nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] heeft in het principaal appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis, voor zover in conventie gewezen, zal vernietigen en zijn vorderingen alsnog integraal zal toewijzen en het vonnis voor zover in reconventie gewezen zal bekrachtigen, met uitzondering van de beslissing over de proceskosten, en in zoverre opnieuw recht doende [Y] zal veroordelen in de proceskosten in reconventie en zal veroordelen tot terugbetaling van de proceskosten in conventie die [X] ter voldoening van het vonnis aan [Y] heeft betaald, vermeerderd met rente vanaf de dag van betaling tot en met de dag van terugbetaling, met veroordeling van [Y] in de proceskosten van het geding in beide instanties, vermeerderd met rente vanaf veertien dagen na dit arrest tot de dag van betaling.
[Y] heeft in het principaal appel en in het incidenteel appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen zal bekrachtigen en voor zover in reconventie gewezen zal vernietigen en opnieuw rechtdoende zijn vorderingen alsnog zal toewijzen, met inachtneming van de aanvulling van zijn vorderingen als weergegeven onder III en IV in de conclusie van zijn memorie, met veroordeling van [X] in de kosten van het hoger beroep.
[X] heeft in het incidenteel appel geconcludeerd dat het hof [Y] niet ontvankelijk zal verklaren in zijn vorderingen, althans deze zal afwijzen, met bevestiging van het vonnis in reconventie en met veroordeling van [Y] in de kosten van het incidenteel appel.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.6) de feiten genoemd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt. Onder 3.1 volgt een opsomming van die feiten, waar nodig aangevuld met andere feiten waarvan als gesteld en onvoldoende gemotiveerd betwist kan worden uitgegaan.

3.Beoordeling

3.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
in principaal appel
( i) [X] is journalist en in 2007 uit Somalië gevlucht. Hij beheert de websites waagacusub.com en sunatimes.com waarop hij eigen berichten publiceert, links opneemt naar interviews die hij op video opneemt en op YouTube plaatst en een podium biedt voor andere journalisten.
(ii) [Y] is burgemeester van [woonplaats] en is voor 29 januari 2018 minister van Informatie, Cultuur en Toerisme in Somalië geweest.
(iii) [Y] heeft in een e-mailbericht van 14 september 2010 aan de Somalische ambassadeur in Kenia over [X] geschreven:

[X] is still continuing to act in a manner that is not acceptable to human. He deliberately creates stories to blackmail somali business men and politicians’
Daarbij heeft [Y] het verzoek gedaan om een bij de e-mail gevoegde brief over [X] door te sturen naar de Nederlandse ambassadeur in Kenia. In die brief heeft [Y] onder meer het volgende geschreven:
‘The Ministry of Information believes that [X] is targeting the Ministry of Information as he was declined a request from him to be recognized as the President of ASOJ . [X] has been doing these activities of manipulation, falsification, deliberate misleading, blackmailing and corruption practices for a long time to readers of all above three websites that he controls. It is time to take action to stop him’.
(iv) Op 24 december 2011 is in het radioprogramma Argos van de VPRO aandacht besteed aan [X] . Meerdere personen hebben [X] in die uitzending beschuldigd van afpersingspraktijken. In de uitzending is ook [Y] geciteerd die tegen een journalist van het radioprogramma (vertaald naar het Nederlands) het volgende heeft verklaard:

Deze man die in Nederland woont houdt zich al lange tijd bezig met falsificaties, opzettelijke misleiding en chantage. Hij fabriceert verhalen met de bedoeling Somalische zakenmensen en politici te chanteren. Hij publiceert onder meer op Sunatimes , Asoj en Waagacusub . websites die hij controleert.’
De uitzending van dit radioprogramma is op 7 november 2015 herhaald.
( v) Bij arrest van het hof Den Bosch van 16 december 2014 is [X] op vordering van Dahabshiil Transfer Services Ltd. veroordeeld tot, kort gezegd, rectificatie, verwijdering en het verwijderd houden van door dat hof voor Dahabshiil lasterlijk bevonden uitingen op door [X] beheerde websites op straffe van verbeurte van dwangsommen.
(vi) Op 28 juli 2017 heeft [Y] aan verschillende personen en instanties in de internationale gemeenschap een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
‘Please be aware that Sunatimes and its sister website, Wagaacusub , are fronts for a convicted slanderer, [X] , who is based in the Netherlands (and has been prosecuted there – his website actually displays the retractions the Dutch authorities required him to make)’.
en in incidenteel appel
(vii) Op 16 augustus 2016 is op de website sunatimes.com van [X] een artikel verschenen met de aanhef “
Somalia: Minister impregnated poor girl – Video”, met verder als inhoud (productie 2 van [Y] ):
“A somali girl spoke the ordeals she faced after she was impregnated by former information minister and an ally of current Somali president Mr [Y] . She was forced to flee [place] fearful of her life […]
I was afraid that the minister will assassinate me if I complain while in [place] she cried.”
Bij deze publicatie wordt een video getoond waarin een vrouw met een gezicht dat volledig bedekt is, beweert in het Somali, vertaald naar het Engels (productie 3 van [Y] ):
“[...] I am Muslim so I kept the baby and when I told him that I will keep the baby he tried to kill me, so I left the country.”
Op 15 augustus 2016 heeft [X] deze video gedeeld via zijn Facebook pagina (productie 4 van [Y] ) en het YouTube-kanaal van zijn website waagacusub.com .
(viii) Op 6 juli 2017 heeft [X] op zijn Facebook pagina een video gepubliceerd waarin hijzelf beweert, vertaald naar het Engels (productie 5 [Y] ):
“And now you see that they were attacked - what is happening in [place] is not the Somali government, but it is the government of Farmaajo and Khayre. This is a clan government where the people are killed and as you see the presidential guards are killing journalists it is a strange. I spoke to the injured journalists and the one was shot at, as well as talking to Director Bahlaawi, they all clearly told me that this is revenge. They said that this case was planned from top, but Minister of Information, [Y][het hof begrijpt: [Y] ]
Duhulow and director Al-Adaale were responsible as they implemented it.”
(ix) Op 4 augustus 2017 heeft [X] op zijn Facebook pagina een video gepubliceerd, waarin een vrouw wier gezicht volledig bedekt is beweert, vertaald naar het Engels (productie 6 van [Y] ):
“A friend of mine who is a girl which stays with me in Nairobi, she is here for 3 months now in Nairobi, she is pregnant to this guy the minister of Information of Somali Government, he married to her, but the marriage was not correct […]”
( x) Op 13 augustus 2017 is op de website sunatimes.com van [X] een publicatie verschenen met de aanhef:
“Somalia: Is Minister [Y] a government official or a beggar?”met de volgende inhoud (productie 7 van [Y] ):
“ [Y][het hof begrijpt: [Y] ]
and his master Duhuloow collects young boys and girls from [place] and describe them later as defectors from the terrorist organization of Shabab, a tricky exercise aimed at collecting funds from unsuspecting donors that are committed to fight terrorism”
[…]
“ [Y] was accused by two Somali young girls of rape and systematic sex enslavement but the current Somali government undermined or failed to act and [Y] is still in office”
(xi) Op 18 augustus 2017 is een posting verschenen op de Facebook pagina van [X] met de volgende inhoud (productie 8 van [Y] ):
”Also, families of people that was killed in Ahmed Yare village in Jilib district an opportunity to take him [mr. [Y] ] to court.”
(xii) Op 15 september 2017, de dag na de bestreden uitspraak, is een publicatie verschenen op de website sunatimes.com van [X] met de volgende inhoud (productie H52 van [Y] ):
“ [Z] who was the wife of the minister of information as confirmed by ministry employees said she had impregnated by the minister, but he forced her to abort the pregnancy”
[…]
The journalist who filmed [Z] is hiding and cannot go to [place] because of fear of his life
[…]
Mr. [Y] immediately filed counter claim, and asked the court in Amsterdam to transfer the case to Somalia. This was seen as a threat to death as the justice in Somalia is in the hand of anyone with power or money.”
(xiii) Op 22 januari 2018 is een publicatie verschenen op de website sunatimes.com van [X] met grotendeels dezelfde inhoud als de publicatie van 13 augustus 2017 die hiervoor onder (x) is weergegeven (productie H53 van [Y] ).
(xiv) Op 27 januari 2018 is op de website sunatimes.com van [X] een publicatie verschenen met de volgende inhoud (productie H54 van [Y] ):
“debaucher [Y] was nominated unlawfully the Banadir governor and [place] Mayor.”
[…]
He was accused openly by two Somali girls of rape and sexual enslavement while he was the minister of information of the corrupt Somali government. Other victims of [Y] are believed to have remained silent fearful of reprisals. It is very dangerous to be outspoken in Somalia on the misdeeds of powerful corrupt officials like [Y] .”
(xv) Op 24 februari 2018 heeft [X] een e-mail gestuurd naar een groot aantal werknemers van internationale organisaties, met als onderwerp
‘Video Human rights Report : [place] Mayor - NISA : Detained Children Face Abuse’, waarin een rapport van Human Rights Watch over fysiek geweld tegen vastgezette kinderen in Somalië wordt besproken (productie H55 van [Y] ).
in principaal appel voorts
3.2.
[X] heeft in dit geding vorderingen ingesteld die neerkomen op een verbod tot het verspreiden van berichten waarin hij, kort gezegd, een afperser wordt genoemd en/of een veroordeelde lasteraar, of waarin hij met afpersing of laster in verband wordt gebracht en tot rectificatie zoals opgenomen in het petitum van de dagvaarding, een en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen en tot veroordeling van een voorschot op schadevergoeding. Aan deze vorderingen heeft hij ten grondslag gelegd dat de onder de feiten weergegeven uitingen van [Y] jegens hem onrechtmatig zijn omdat ze geen steun vinden in de feiten. [Y] heeft gemotiveerd betwist dat de beschuldigingen geen steun vinden in de feiten ter staving waarvan hij verklaringen van personen/ instanties en publicaties op de websites allafrica.com en radiodalsan.com in het geding heeft gebracht.
3.3
De voorzieningenrechter heeft zich - terecht - bevoegd verklaard om van de vorderingen kennis te nemen en heeft - onbestreden in hoger beroep - Nederlands recht van toepassing verklaard. Hij heeft verder in het bestreden vonnis overwogen:
- dat de gewraakte uitlatingen van [Y] kort gezegd erop neerkomen dat [X] als journalist afpersingspraktijken hanteert (rov. 5.4);
- dat [Y] met verwijzing naar een artikel in The Guardian en een verklaring van een Franse wetenschaper, Roland Marchal, voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat afpersingspraktijken door Somalische journalisten (bekend als
shakur’of
’sharuur’) een probleem zijn (rov. 5.5);
- dat dit een ernstige misstand is waarover [Y] in de openbaarheid moet kunnen treden (rov. 5.5); en
- dat de uitlatingen van [Y] voorshands voldoende steun vinden in de feiten gelet op de daartoe door [Y] ingeroepen verklaringen van personen en instanties, publicaties op websites en een brief van de attorney-general (rov. 5.6 en 5.7);
- dat er voorshands geen grond is om de uitingsvrijheid van [Y] - afgezet tegen het recht van [X] op bescherming van zijn goede naam - te beperken. De vorderingen van [X] zijn dan ook afgewezen met zijn veroordeling in de kosten.
3.4
Met grief I komt [X] op tegen het oordeel dat de uitlatingen voldoende steun vinden in de feiten. In de toelichting op de grief betoogt hij dat bedoelde verklaringen en publicaties onbetrouwbaar zijn, omdat, kort samengevat, de personen en instanties van wie de verklaringen en publicaties afkomstig zijn, gebruik hebben gemaakt van vals of vervalst bewijsmateriaal en/of banden hebben met [Y] en/of de Federale regering.
3.5
Vooropgesteld wordt - zoals ook de voorzieningenrechter kennelijk tot uitgangspunt heeft genomen - dat het op de weg ligt van [Y] om ter motivering van zijn betwisting van de vorderingen van [X] voldoende aannemelijk te maken dat zijn gewraakte uitlatingen voldoende steun vinden in de feiten. Het bestreden vonnis bevat een overzicht van de daartoe door [Y] ingeroepen verklaringen en publicaties met een korte samenvatting van de inhoud ervan. Vastgesteld wordt dat het om meerdere verklaringen en publicaties gaat van steeds verschillende personen en instanties, waarin [X] telkens in verband wordt gebracht met de hem verweten afpersingspraktijken. De verklaringen en publicaties versterken elkaar en bieden in het licht daarvan voorshands voldoende steun voor de uitlatingen van [Y] .
3.6
Grief I is dan ook tevergeefs voorgesteld. Daarbij komt dat één van de uitlatingen (vi) in dier voege gegrond is gebleken dat [X] bij arrest van het hof Den Bosch van 16 december 2014 veroordeeld is tot rectificatie. Voor zover met die uitlating de suggestie is gewekt dat [X] door de strafrechter is veroordeeld - in plaats van door de civiele rechter - dan is dat kennelijk onbedoeld, zo neemt het hof met de voorzieningenrechter aan. Los daarvan gaat het daarbij naar het voorlopig oordeel van het hof om een onjuistheid van geringe betekenis die niet van invloed is op de uitkomst van de zaak. Grief III heeft dus evenmin succes.
3.7
Grief II klaagt dat de voorzieningenrechter heeft overwogen dat afpersingspraktijken van Somalische journalisten een bekend probleem zijn. Volgens [X] kan dat niet uit het artikel in The Guardian en de verklaring van Roland Marchal worden afgeleid. Hij voert daartoe samengevat aan dat het artikel de mening weergeeft van slechts één journalist - Jamal Osman - die bovendien eerder een positieve referentie over hem ( [X] ) heeft afgegeven en dat van Roland Marchal geen wetenschappelijk onderzoek naar de toestand van de pers in Somalië bekend is. Daartegenover heeft [Y] gemotiveerd gesteld dat Jamal Osman een gerenommeerd journalist is en Roland Marchal een gerenommeerde wetenschapper verbonden aan het prestigieuze instituut Sciences Po in Parijs en dat zij beiden over een ruime expertise beschikken over de economie en maatschappij van Somalië.
3.8
Naar het oordeel van het hof is voldoende aannemelijk dat afpersing door journalisten een bekend fenomeen is in Somalië. Bedoelde journalist en wetenschapper beweren - althans zo is niet in geschil - onafhankelijk van elkaar dat dit het geval is en kennelijk genieten zij beiden een zekere bekendheid op hun terrein. Voorts weegt mee dat naar algemeen Somalisch spraakgebruik kennelijk een term bestaat voor de hier bedoelde praktijken: ‘
shakur’of
’sharuur’. Reeds dat wijst erop dat het een vaker voorkomend verschijnsel is. Grief II is eveneens tevergeefs voorgesteld.
3.9
In Grief IV wordt betoogd dat de voorzieningenrechter tot een verkeerde uitkomst ten aanzien van de in artikel 10 lid 2 EVRM voorgeschreven belangenafweging is gekomen. De daartoe aangevoerde argumenten komen echter neer op algemeenheden over de respectieve taken en rollen van een machthebber/publieke functionaris en een journalist en hoe die zich in het algemeen ten opzichte van elkaar zouden moeten verstaan. Waar het echter om gaat is of in dit specifieke geval de in art. 10 lid 2 EVRM bedoelde belangenafweging tot toewijzing van de vordering van [X] kan leiden. Gelet op de uitkomst van de grieven I en II beantwoordt het hof die vraag ontkennend.
3.1
De slotsom is dat de grieven I tot en met IV niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden. Bij die uitkomst kan grief V bij gebrek aan belang onbesproken blijven. Het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen zal worden bekrachtigd en [X] zal als na te melden worden veroordeeld in de kosten van het principaal appel.
en in incidenteel appel voorts
3.11
[Y] heeft in dit geding op zijn beurt vorderingen ingesteld tegen [X] die neerkomen op rectificatie, verwijdering en het verwijderd houden van de onder de feiten weergegeven publicaties waarin hij samengevat wordt beschuldigd van: a) verkrachting; b) het
‘bezwangeren’van en onwettig trouwen met een Somalisch meisje; c) betrokkenheid bij dan wel dreigen met moord en ander fysiek geweld; en d) fraude, op straffe van verbeurte van dwangsommen. Aan deze vorderingen heeft [Y] ten grondslag gelegd dat die publicaties jegens hem onrechtmatig zijn omdat de daarin geuite beschuldigingen geen steun vinden in de feiten.
3.12
De voorzieningenrechter heeft - terecht - zijn bevoegdheid in reconventie ontleend aan zijn bevoegdheid om van de vordering in conventie kennis te nemen. Voor het toepasselijke recht is de voorzieningenrechter uitgegaan van art. 4 lid 1 van de Rome II-Verordening in verbinding met art. 10:159 BW en uitgekomen op Somalisch recht als het recht van het land waar het centrum van de belangen van [Y] ligt. Vervolgens is beslist dat de vordering niet geschikt is om in kort geding te worden beslist omdat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld hoe het Somalische recht op dit punt luidt. De vordering van [Y] is daarom afgewezen. Tegen die beslissing is [Y] met zijn grieven opgekomen.
3.13
Vooropgesteld wordt dat de voorzieningenrechter met juistheid heeft beslist dat de vraag naar het toepasselijke recht wordt beheerst door art. 4 van de Rome II-Verordening en dat op grond daarvan Somalisch recht van toepassing is als het recht van het land waar het centrum van de belangen van [Y] ligt en mitsdien de schade geacht wordt te zijn geleden. Niet is verder in geschil dat ook naar Somalisch recht - wat er ook zij van de precieze inhoud daarvan - uitlatingen als waar het hier om gaat een voldoende feitelijke basis moeten hebben. In zoverre wijkt Somalisch recht dus niet in relevante mate af van Nederlands recht en is de vordering van [Y] even zo goed als die van [X] vatbaar voor beoordeling in kort geding. Tot zover heeft het hoger beroep dus succes.
3.14
Bij de verdere beoordeling dient tot uitgangpunt dat het op de weg ligt van [X] om ter motivering van de betwisting van de vorderingen van [Y] - althans waar het publicaties betreft waarin feiten worden gepresenteerd - voldoende aannemelijk te maken dat de publicaties voldoende steun vinden in de feiten. Zoals overwogen, wordt [Y] in de gewraakte publicaties beschuldigd van, samengevat:
a. a) verkrachting;
b)
‘bezwangeren’,verkrachten van en onwettig trouwen met een Somalisch meisje;
c) betrokkenheid bij dan wel dreigen met moord en ander fysiek geweld;
d) fraude.
3.15
In publicaties met de onder a) en b) bedoelde beschuldigingen zijn twee Somalische meisjes als bron opgevoerd en wordt verwezen naar video’s met Somalische meisjes met bedekte gezichten. In één van de publicaties met de onder c) en d) bedoelde beschuldigingen staat over de bron vermeld dat is gesproken met gewonde journalisten en met director Bahlaawi. Een andere publicatie noemt als bron een rapport van Human Rights Watch over fysiek geweld tegen vastgezette kinderen in Somalië.
3.16
In deze procedure heeft [X] daar aan stellingen en producties aan toegevoegd (memorie van antwoord in incidenteel appel alinea’s 5.1 tot en met 5.7 en pleitnotities in hoger beroep alinea’s 49 tot en met 56):
- dat één van de Somalische meisjes [Z] heet;
- een e-mail van hemzelf aan mr. Schouten van 30 augustus 2017, waarin hij verslag doet van een beweerd antwoordbericht op zijn Facebookaccount van [Z] (productie 39 bij de memorie van antwoord in incidenteel appel);
- een e-mail van de zus van de president van Somalië aan mr. Schouten van 5 januari 2018 (productie 41 bij de memorie van antwoord in incidenteel appel) die voor zover relevant inhoudt, althans volgens [X] zelf, want alleen dat is wat hij uit die brief citeert:
“I have been visited by the woman sexually assaulted by minister [Y] . I referred the case to the president, but nothing has happened.”;
-
’meerdere bronnen’voor seksueel geweld tegen vrouwen in Somalië in het algemeen;
-
’feitenmateriaal dat wordt verkregen van regeringsfunctionarissen en autoriteiten die dicht bij het presidentiële paleis staan’;
- een noodkreet van [Q] in een interview waarvan een video ter griffie van het hof is gedeponeerd met een beweerde transcriptie in het Nederlands.
3.17
Vervolgens is het de vraag of dit alles voorshands voldoende feitelijke basis is voor de gewraakte publicaties. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Afgezet tegen de ernst van de beschuldigingen, is dit alles als basis - zo al voldoende specifiek - onvoldoende. [X] is zelf de (enige) bron van de naam en het als productie 39 in het geding gebrachte antwoordbericht op Facebook van het Somalische meisje dat kennelijk onderwerp is van het merendeel van de onder de feiten weergegeven publicaties. Verder is er niets dat het meisje traceerbaar en haar antwoordbericht controleerbaar maakt. Het citaat uit de e-mail van de zus van de president van Somalië is daartoe onvoldoende. Verder is alleen nog director Bahlaawi een bij naam genoemde bron, namelijk in de in rov. 3.1 onder (viii) aangehaalde publicatie. [X] heeft als productie 20B bij zijn memorie van grieven een e-mail van director Bahlaawi aan mr. Schouten van 4 oktober 2017 in het geding gebracht, maar zonder toelichting, die ontbreekt, kan niet worden beoordeeld of de inhoud daarvan redengevend is voor de publicatie waar het hier om gaat. Ten slotte is er nog het rapport van Human Rights Watch over fysiek geweld tegen vastgezette kinderen in Somalië - waar het in de publicatie in rov. 3.1 onder (xv) over gaat - maar volgens [Y] wordt hij in dat rapport helemaal niet genoemd en [X] heeft dat niet bestreden. Voor het overige zijn de bronnen zelf te vaag en is bovendien gesteld noch aannemelijk geworden wat daaruit aan specifieke informatie is verkregen die redengevend is of kan zijn geweest voor een of meer van de gewraakte publicaties.
3.18
[X] heeft tot slot nog betoogd dat de publicatie die [Y] in zijn memorie van antwoord in principaal appel en grieven in incidenteel appel in alinea 5.23 bespreekt - de publicatie in rov. 3.1 onder (xi) - een waardeoordeel en mening weergeeft over een publiek figuur en daarom - zo zal zijn bedoeld - geen feitelijke basis behoeft en daarom niet onrechtmatig is jegens [Y] . Naar het oordeel van het hof is de strekking van de publicatie echter dat er mensen zijn gedood in Ahmed Yara en dat daarom [Y] kan worden vervolgd, derhalve dat [Y] betrokken is bij de dood van die mensen. Ook aan die publicatie dient de eis te worden gesteld dat deze voldoende steun vindt in de feiten, bij gebreke waarvan deze voorshands onrechtmatig jegens [Y] wordt bevonden.
3.19
De slotsom is dat niet aannemelijk is geworden dat de gewraakte publicaties van [X] voldoende steun vinden in de feiten. De publicaties gelden daarom voorshands als onrechtmatig jegens [Y] , zodat zijn vorderingen als overigens niet voldoende betwist toewijsbaar zijn, uitgezonderd de gevorderde verboden van toekomstige publicaties omdat het hof deze deels overbodig en deels te weinig concreet acht, en met dien verstande dat het hof de gevorderde dwangsom zal beperken en maximeren. Het bestreden vonnis voor zover in reconventie gewezen zal dus worden vernietigd en de vorderingen van [Y] zullen als na te melden worden toegewezen. [X] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg in reconventie en die van het incidentele appel.

4.Beslissing

Het hof:
in principaal appel
bekrachtigt het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen;
veroordeelt [X] in de kosten van het hoger beroep en begroot deze tot deze uitspraak aan de zijde van [Y] op € 313,- wegens verschotten en € 3.222,- wegens salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in incidenteel appel
vernietigt het bestreden vonnis voor zover in reconventie gewezen; en
opnieuw rechtdoende,
gebiedt [X] binnen veertien dagen na dit arrest de volgende Engelse tekst evenals een Somalische vertaling ervan in lettertype Times New Roman lettergrootte 14 op de door hem beheerde websites – waaronder in
ieder geval www. sunatimes.com , www.waagacusub.net, www.waagacusub.info.- bovenaan op de homepage van deze websites, te plaatsen en gedurende minimaal twaalf maanden daar geplaatst te houden:
“CORRECTION Mr [Y]
In multiple publications on this website I have deliberately associated Mr. [Y] with rape, impregnating of a Somali girl, murder and violence and fraud.
I do not have any evidence for the above mentioned allegations published on this website.
I therefore have been ordered by judgement of the judge in interlocutory proceedings of the Amsterdam Court of Appeal to correct my wrongful publications.
[X] , [woonplaats] ”
gebiedt [X] binnen veertien dagen na dit arrest de volgende Engelse tekst evenals een Somalische vertaling ervan in lettertype Times New Roman lettergrootte 14 (of indien onmogelijk in een overeenkomstig lettertype en lettergrootte) bovenaan de berichtenlijsten op de van de desbetreffende persoonlijke pagina’s van [X] (zodat deze direct zichtbaar is, zonder dat scrollen noodzakelijk is) op door hem beheerde social media-kanalen -waaronder in ieder geval de YouTube-kanalen van Waagacusub, de persoonlijke Facebook-pagina’s van [X] en de persoonlijke Twitter-streams van [X] - te plaatsen en ervoor te zorgen dat deze tekst bovenaan deze berichtenlijsten, geplaatst blijft gedurende minimaal twaalf maanden:
“CORRECTION: In previous posts I deliberately FALSELY WITHOUTH ANY EVIDENCE associated Mr. [Y] withrape, impregnating of a Somali girl, murder and violence and fraud.”
gebiedt [X] binnen veertien dagen na dit arrest de volgende artikelen - inclusief de afbeeldingen en alle hyperlinks naar deze artikelen - van www. sunatimes.com , www.waagacusub.net, www.waagacusub.info, en andere door hem beheerde websites, social media-kanalen en YouTube-kanalen te verwijderen en verwijderd te houden:
a. Somalia: Minister impregnated poor girl – Video (productie 2);
b. de video zoals – onder andere – getoond op https://www.youtube.com/watch?v=W1noBDoV42Q, inclusief enige begeleidende tekst bij deze video (zie productie 3 en 4);
c. de tekst van de Facebook posting getoond op https://www.facebook.com/ [X] . [X] (productie 5);
d. de video zoals – onder andere – getoond op https://www.facebook.com/ [X] . [X] /videos/vb.761494341/10155219439434342/?type=2&theater (productie 6);
e. Somalia: is Minister [Y] a government official or a beggar? (productie 7);
f. De tekst van de Facebook posting getoond op https://m.facebook.com/story.php?story_fbid=10155254757119342&id=761494341 (productie 8);
g. “Somalia: Journalists cannot report rape cases” verschenen op Sunatimes.com op 15 september 2017 (productie H52);
h. “The New [place] Mayor –Is a government official or a beggar?” verschenen op Sunatimes.com op 22 januari 2018 (productie H53); en
i. “Somalia: Why rape suspect is appointed [place] governor?”verschenen op Sunatimes.com op 27 januari 2018 (productie H54).
IV. gebiedt [X] binnen veertien dagen na dit arrest een e-mail te versturen aan dezelfde geadresseerden als van zijn e-mail van 24 februari 2018 (productie H55) met de volgende Engelstalige tekst:
“CORRECTION
In an e-mail I sent you on 24 February 2018 I have deliberately associated the Mayor of [place] with the abuse of detained children.
I do not have any evidence for the abovementioned allegation published in the e-mail. I therefore have been ordered by the Amsterdam Court of Appeal to correct my wrongful publication.
The Amsterdam Court of Appeal has ordered me to send you this e-mail
[X] , Breda”
V. gebiedt [X] binnen veertien dagen alle andere publicaties (waaronder in ieder geval begrepen artikelen, afbeeldingen en filmpjes) waarin één of meer van de volgende onrechtmatige beschuldigingen voorkomt:
1) dat [Y] betrokken zou zijn bij verkrachtingen;
2) dat [Y] een Somalisch meisje zou hebben bezwangerd;
3) dat [Y] betrokken zou zijn bij geweld of moord;
4) dat [Y] fraude zou hebben gepleegd door onschuldige personen te
kwalificeren als terroristen,
inclusief alle hyperlinks naar deze artikelen, te verwijderen en verwijderd te houden van websites, social media-kanalen en YouTube-kanalen waarover hij controle heeft, waaronder in ieder geval moet worden verstaan de hierna genoemde websites:
a. www. sunatimes.com
b. www.sunatimes.net
c. www. waagacusub.com
d. www.waagacusub.net
e. www.waagacusub.org
f. www.waagacusub.info
g. www. asoj .org
h. www. [X] .com
i. https://www.youtube.com/channel/UCl1G1mdbg9FmJysGp3UuMFQ/feed (Waagacusub Media Inc.)
j. https://www.youtube.com/user/Waagacusubmedia (Waagacusub Media)
k. https://www.youtube.com/user/Tvwaagacusub (TV Waagacusub)
l. https://www.youtube.com/user/som24tv (Somali TV)
m. https://www.youtube.com/user/kaamilotv/videos (Kaamilo TV)
n. https://www.youtube.com/user/somalijournalists (Somali Journalists)
o. https://www.youtube.com/channel/UCN-J6hjndbMJwqZb53BBJ4A ( [X] )
p. https://www.facebook.com/pages/ [X] /433411523410322
q. https://www.facebook.com/ [X]
r. https://twitter.com/ [X]
s. https://twitter.com/ [X]
VI. bepaalt dat [X] bij het niet of niet-volledig voldoen aan één of meer van de ge- of verboden onder I tot en met V een onmiddellijk opeisbare dwangsom zal verbeuren van EUR 250,- (tweehonderdvijftig euro) per dag (tot maximaal EUR 250,- (tweehonderdvijftig euro) per dag) met een maximum van EUR 50.000,- (vijftigduizend euro);
veroordeelt [X] in de kosten van het geding in eerste aanleg in reconventie aan de zijde van [Y] begroot op € 408,- voor salaris advocaat en van het principale appel aan de zijde van [Y] begroot op € 1.611,- voor salaris advocaat;
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.M.M. Steenberghe, R.J.F. Thiessen en A.S. Arnold en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2019.