ECLI:NL:GHAMS:2019:4837

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
23-001276-19; 23-000904-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en vernieling in de context van hulpverlening

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging en vernieling. De verdachte, geboren in Suriname in 1955, verkeerde in moeilijke omstandigheden en had eerder al voor soortgelijke feiten veroordelingen op zijn naam staan. De tenlastelegging omvatte onder andere de bedreiging van een medewerkster van een bed-, bad- en broodopvang en de vernieling van een balie in het Onze Lieve Vrouwengasthuis. De bedreiging vond plaats op 5 december 2018, waarbij de verdachte dreigende woorden uitsprak richting het slachtoffer. De vernieling vond plaats op 14 december 2018, waarbij de verdachte opzettelijk schade toebracht aan de balie van het ziekenhuis.

Tijdens de zitting op 6 november 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De verdachte toonde zich onbehoorlijk jegens de hulpverleners, wat leidde tot een onhygiënische situatie in het ziekenhuis. Het hof heeft de eerdere vonnissen vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien dagen. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. Ondanks zijn moeilijke omstandigheden, vond het hof dat de verdachte zich onacceptabel had gedragen en dat er geen reden was om hem een voorwaardelijke straf op te leggen. De tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen werd ook gelast, gezien de overtredingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummers: 23-001276-19 en 23-000904-19
datum uitspraak: 20 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2019 in de strafzaak onder het parketnummer 13-044624-19 en het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van
8 maart 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702689-18, 23-000375-18 (TUL),
13-015992-17 (TUL), 13-215093-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1955,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 maart 2019 in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-044624-19:
hij, op of omstreeks 5 december 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik snij je keel door en ik lik het bloed van het mes af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak met parketnummer 13-256458-18:
hij op of omstreeks 14 december 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (een muur van) een balie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan het Ons Lieve Vrouwengasthuis toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

De vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-044624-19 en in de zaak met parketnummer 13-256458-18 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 13-044624-19:
hij op 5 december 2018 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik snij je keel door en ik lik het bloed van het mes af";
Zaak met parketnummer 13-256458-18:
hij op 14 december 2018 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk (een muur van) een balie die aan het Ons Lieve Vrouwengasthuis toebehoorde, heeft vernield en onbruikbaar gemaakt.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-044624-19 en in de zaak met parketnummer 13-256458-18 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-044624-19 en in de zaak met parketnummer 13-256458-18 bewezen verklaarde uitsluit, zodat deze strafbaar zijn.
Het in de zaak met parketnummer 13-044624-19 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak met parketnummer 13-256458-18 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en onbruikbaar maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-044624-19 en in de zaak met parketnummer 13-256458-18 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg het ten laste gelegde bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien dagen in de zaak met parketnummer 13-044624-19 en een gevangenisstraf voor de duur van twee dagen in de zaak met parketnummer 13-256458-18.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot de som van dezelfde straffen als door de rechters in eerste aanleg opgelegd.
De verdediging verzoekt primair om een schuldigverklaring zonder een straf op te leggen, en subsidiair om een voorwaardelijke straf. De verdachte lijdt al genoeg door alles wat hij in zijn leven doormaakt, en hij doet zijn best om zijn leven weer op de rit te krijgen, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling en het onbruikbaar maken van een balie in het ziekenhuis, waar hij om hulp vroeg. De verdachte werd echter door de beveiliging gevraagd om uit het ziekenhuis te vertrekken wegens eerdere overlast. De verdachte heeft hierop gereageerd, door ontlasting uit zijn stoma tegen de balie van het ziekenhuis te gooien. Dit is niet alleen een zeer weerzinwekkende en onsmakelijke daad, maar kan ook zorgen voor een onhygiënische situatie, uitgerekend in een ziekenhuis.
Daarnaast heeft de verdachte zich een korte tijd later schuldig gemaakt aan een bedreiging van een medewerkster van een bed-bad en broodopvang voor ongedocumenteerde asielzoekers. De verdachte hield zich niet aan de huisregels van de opvang en toen hij daarop werd aangesproken is hij zich recalcitrant gaan gedragen en heeft hij onder meer bedreigingen geuit. Daardoor heeft de verdachte een grote angst en een gevoel van onveiligheid bij het slachtoffer veroorzaakt. Zij heeft psychische bijstand nodig gehad en durfde in de avond niet meer alleen van haar werk te vertrekken. Het hof acht de bedreiging des te kwalijker nu het slachtoffer een hulpverleenster was die werkte in de maatschappelijke opvang waarvan ook de verdachte gebruik wenste te maken en waarop hij met veel bombarie aanspraak maakte.
Het hof heeft kennis genomen van hetgeen de raadsvrouw heeft medegedeeld over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof onderkent dat de verdachte in moeilijke omstandigheden verkeerde en hulpbehoevend was. De verdachte toont zich telkens echter buitengewoon onbehoorlijk jegens de instanties en de hulpverleners die hem juist ondersteunen. In plaats van zich te refereren aan de geldende regels van de zorginstellingen, gedraagt de verdachte zich op een volstrekt onacceptabele manier. De verdachte moet inzien dat zijn gedragingen grensoverschrijdend en mitsdien ontoelaatbaar zijn. Het hof ziet derhalve geen reden om de verdachte schuldig te verklaren zonder een straf op te leggen, of hem een voorwaardelijke straf op te leggen.
Voorts heeft het hof overwogen dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 oktober 2019, eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2017, 11 mei 2017 en 12 november 2018, en de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 september 2018, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen. Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal vordert de tenuitvoerlegging van de hierboven genoemde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt. Voor het geloofwaardig functioneren van het wettelijke systeem van algemene en bijzondere voorwaarden is het van essentieel belang dat overtreding van deze voorwaarden niet zonder gevolgen blijft. Het hof zal daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-044624-19 en in de zaak met parketnummer 13-256458-18 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-044624-19 en in de zaak met parketnummer 13-256458-18 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 november 2018, parketnummer 13-702689-18, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) dagen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 september 2018, parketnummer 23-000375-18, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) dagen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2017, parketnummer 13-015992-17, te weten van:
een gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) dagen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2017, parketnummer 13-215093-16, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 november 2019.
=========================================================================
[…]