ECLI:NL:GHAMS:2019:4806

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
23-004340-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake KOT-fraude met kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor KOT-fraude, waarbij zij valse aanvragen voor kinderopvangtoeslag had ingediend. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een andere bewezenverklaring en strafoplegging vastgesteld. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van de feiten, maar het hof achtte het wel bewezen dat zij opzettelijk gebruik had gemaakt van valse of vervalste geschriften. De verdachte had in de periode van 28 september 2010 tot en met 9 februari 2013 valse aanvragen en jaaropgaven ingediend bij de Belastingdienst, waardoor zij onterecht kinderopvangtoeslag ontving. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder ernstige medische problemen, en heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een taakstraf. De op te leggen straffen zijn gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004340-17
datum uitspraak: 27 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 november 2017 in de strafzaak
onder parketnummer 13-845203-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte
en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij, op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 28 september 2010 tot en met 09 februari 2013,
te Amsterdam en/of Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift, als ware dat geschrift(en) echt en onvervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s)
1. een (digitale) aanvraag kinderopvangtoeslag (A-32-DOC-01), en/of
2. een (digitale) aanvraag kinderopvangtoeslag (A-32-DOC-02), en/of
3. een (digitale) aanvraag kinderopvangtoeslag (A-32-DOC-28), en/of
4. een (digitale) aanvraag kinderopvangtoeslag (A-32-DOC-29), en/of
5. een (digitale) aanvraag kinderopvangtoeslag (A-32-DOC-30), en/of
6. een plaatsingsovereenkomst van [kinderopvang 1] (A-32-DOC-12, blz. 1-2), en/of
7. jaaropgaven (kinderopvang) 2009 t/m 2011 van [kinderopvang 2] (A-32-DOC-12, blz. 3 t/m 5),
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, opgestuurd naar de Belastingdienst Toeslagen te Heerlen en/of elders in Nederland, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op dat/die aanvra(a)g(en) en/of plaatsingsovereenkomst en/of jaaropgaven (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid (onder meer) heeft/hebben vermeld dat
Ad 1. [naam 1] (BSN [bsn 1]) met ingang van 1 oktober 2010 134 uur per maand à 6,37 euro per uur opvang heeft genoten bij [kinderopvang 3], en/of
Ad 2. [naam 1](BSN [bsn 1]) met ingang van 28 januari 2011 134 uur per maand à 6,25 euro per uur opvang heeft genoten bij [kinderopvang 3], en/of [naam 2] (BSN [bsn 2]) met ingang van 28 januari 2011 217 uur per maand à 6,10 euro per uur opvang heeft genoten bij [kinderopvang 2], en/of
Ad 3. [naam 1] (BSN [bsn 1]) met ingang van 1 januari 2013 230 uur per maand à 6,50 euro per uur opvang heeft genoten bij Kinderopvang [kinderopvang 4], en/of
Ad 4. [naam 2] (BSN [bsn 2]) met ingang van 1 januari 2013 150 uur per maand à 6,50 euro
per uur opvang heeft genoten bij BSO [bso], en/of
Ad 5. [naam 3] (BSN [bsn 3]) met ingang van 1 januari 2013 230 uur per maand à 6,50 euro
per uur opvang heeft genoten bij Kinderopvang [kinderopvang 4], en/of
Ad 6. [kinderopvang 1] en (onder andere) [verdachte] voor een bepaald aantal uren en tegen een bepaalde prijs opvang zijn overeenkomen, en/of
Ad 7. [kinderopvang 2] een bedrag van 16.836,00 euro (kinderopvang 2009) en/of 17.940,00 euro (kinderopvang 2010) en/of 17.940,00 (kinderopvang 2011) heeft gefactureerd aan
[verdachte], terwijl genoemde levering van diensten (kinderopvang) in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de politierechter.

Vrijspraak medeplegen

Het hof is - in aansluiting op het requisitoir van de advocaat-generaal en op hetgeen door de verdediging is aangevoerd - van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. Het hof spreekt daarom partieel vrij van het de verdachte ten laste gelegde medeplegen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
zij, op tijdstippen in de periode van 28 september 2010 tot en met 09 februari 2013, te Amsterdam
en Heerlen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift, als ware die geschriften echt en onvervalst, immers heeft verdachte
1. een (digitale) aanvraag kinderopvangtoeslag (A-32-DOC-01), en
2. een (digitale) aanvraag kinderopvangtoeslag (A-32-DOC-02), en
3. een (digitale) aanvraag kinderopvangtoeslag (A-32-DOC-28), en
4. een (digitale) aanvraag kinderopvangtoeslag (A-32-DOC-29), en
5. een (digitale) aanvraag kinderopvangtoeslag (A-32-DOC-30), en
6. een plaatsingsovereenkomst van [kinderopvang 1] (A-32-DOC-12, blz. 1-2), en
7. jaaropgaven (kinderopvang) 2009 t/m 2011 van [kinderopvang 2] (A-32-DOC-12, blz. 3 t/m 5),
zijnde telkens geschriften die bestemd waren tot bewijs van enig feit te dienen, opgestuurd naar
de Belastingdienst Toeslagen te Heerlen en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die aanvragen en plaatsingsovereenkomst en jaaropgaven telkens valselijk en in strijd met de waarheid
onder meer was vermeld dat
Ad 1. [naam 1] (BSN [bsn 1]) met ingang van 1 oktober 2010 134 uur per maand à 6,37 euro per uur opvang heeft genoten bij [kinderopvang 3], en
Ad 2. [naam 1](BSN [bsn 1]) met ingang van 28 januari 2011 134 uur per maand à 6,25 euro per uur opvang heeft genoten bij [kinderopvang 3], en [naam 2] (BSN [bsn 2]) met ingang van
28 januari 2011 217 uur per maand à 6,10 euro per uur opvang heeft genoten bij [kinderopvang 2], en
Ad 3. [naam 1] (BSN [bsn 1]) met ingang van 1 januari 2013 230 uur per maand à 6,50 euro per uur opvang heeft genoten bij Kinderopvang [kinderopvang 4], en
Ad 4. [naam 2] (BSN [bsn 2]) met ingang van 1 januari 2013 150 uur per maand à 6,50 euro
per uur opvang heeft genoten bij BSO [bso], en
Ad 5. [naam 3] (BSN [bsn 3]) met ingang van 1 januari 2013 230 uur per maand à 6,50 euro
per uur opvang heeft genoten bij Kinderopvang [kinderopvang 4], en
Ad 6. [kinderopvang 1] en (onder andere) [verdachte] voor een bepaald aantal uren en tegen een bepaalde prijs opvang zijn overeenkomen, en
Ad 7. [kinderopvang 2] een bedrag van 16.836,00 euro (kinderopvang 2009) en 17.940,00 euro (kinderopvang 2010) en 17.940,00 (kinderopvang 2011) heeft gefactureerd aan [verdachte], terwijl genoemde levering van diensten (kinderopvang) in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren bij niet
of niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
De raadsman heeft verzocht een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op
te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar ernstige medische problemen, het feit dat zij drie kinderen heeft waarvoor gezorgd moet worden, er sprake is van bewindvoering en de partner van de verdachte - die eerder al in verband met langdurige ziekenhuisopname van de verdachte de zorg voor de kinderen heeft opgevangen - als kostwinnaar zal moeten blijven werken en niet wederom de zorg
voor de kinderen op zich kan nemen op het moment dat de verdachte in detentie zou moeten verblijven. Tevens dient rekening te worden gehouden met de proceshouding van de verdachte, anders dan in eerste aanleg neemt zij nu volle verantwoordelijkheid voor haar handelen. Voorts is sprake van een beperkt recidive risico en is de verdachte sinds de ten laste gelegde feiten niet opnieuw met politie en justitie in aanraking gekomen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door valselijk opgemaakte aanvragen/wijzigingen kinderopvangtoeslag, jaaropgaven en een plaatsingsovereenkomst bij de Belastingdienst in te dienen, op grond waarvan de Belastingdienst tot uitkering van kinderopvangtoeslag is overgegaan, terwijl zij geen recht had op die toeslag. Hiermee heeft de verdachte misbruik gemaakt van het systeem van de Belastingdienst dat is ingesteld om grote aantallen aanvragen en wijzigingen kinderopvangtoeslag zo snel mogelijk te kunnen verwerken. De Belastingdienst gaat daarbij in het algemeen uit van de juistheid van de ingediende verzoeken om zo de aanvragers niet lang in onzekerheid te laten verkeren. De verdachte heeft het vertrouwen dat de basis vormt van het door de Belastingdienst gehanteerde systeem ernstig geschaad en het systeem bewust ondermijnd. Ook neemt door dergelijke fraudes de maatschappelijke bereidheid bij te dragen aan het toeslagenstelsel af. Het hof rekent het de verdachte in het bijzonder aan dat zij de Belastingdienst, en daarmee ook de samenleving, aanzienlijk (financieel) nadeel heeft toegebracht door gemeenschapsgeld, waarop zij geen enkel recht had, naar eigen inzicht te besteden.
Het hof heeft acht geslagen op de zeer ernstige medische problemen waar de verdachte sinds maart 2019 mee te maken heeft gehad. Als gevolg van deze medische problemen heeft de verdachte gedurende langere tijd in het ziekenhuis moeten verblijven. Tevens blijkt uit de medische rapportage dat zij daarbij meerdere levensbedreigende momenten heeft meegemaakt. Ter terechtzitting is gebleken dat dit grote impact op de verdachte als ook haar gezin heeft gehad en dat zij ook nu nog steeds met de medische gevolgen hiervan te maken heeft. In deze zeer bijzondere omstandigheden ziet het hof aanleiding aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft tevens acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 november 2019 waaruit blijkt dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten strafrechtelijk is veroordeeld.
Het hof acht, met name gelet de specifieke en ernstige medische problemen van de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een (deels) onvoorwaardelijke taakstraf van na
te melden duur in dit geval passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 225 van
het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.M. van Amsterdam en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid
van mr. N.E.M Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 november 2019.
Mr. A.M. van Amsterdam en mr. P. Greve zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.