ECLI:NL:GHAMS:2019:4769

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
27 januari 2020
Zaaknummer
23/002613-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van navigatiesystemen met meerdere benadeelden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van diefstal van navigatiesystemen uit meerdere auto's in de periode van 15 tot en met 16 september 2017. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een ander oordeel kwam over de bewezenverklaring. De verdachte werd beschuldigd van het gezamenlijk plegen van auto-inbraken, waarbij navigatiesystemen van verschillende benadeelden werden ontvreemd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 29 november 2019 heeft de advocaat-generaal de vordering gedaan om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vier auto-inbraken, waarbij hij de toegang tot de voertuigen heeft verkregen door middel van braak. De verdachte werd op heterdaad betrapt, en de gestolen navigatiesystemen werden aangetroffen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en heeft een schadevergoeding van €250 toegewezen aan een van de benadeelden. De vordering van de benadeelde partij voor een hoger bedrag werd afgewezen. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002613-18
datum uitspraak: 13 december 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 6 juli 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-800357-17 en 16-189017-16 (TUL), 16-653011-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij in of omstreeks de periode van 15 september 2017 tot en met 16 september 2017 te Heiloo en/of Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meerdere auto's heeft weggenomen een of meerdere navigatiesystemen (o.a. van het merk Becker), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voornoemde navigatiesystemen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 16 september 2017 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere goederen, te weten een of meerdere navigatiesystemen (van het merk Becker) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een ander oordeel komt dan de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De raadsman voert daartoe aan dat op basis van de stukken in het dossier niet kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstallen.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vier auto-inbraken. Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op 16 september 2017 om 04:30 uur zien verbalisanten een voertuig rijden met het kenteken [kenteken]. Dit voertuig komt vanuit de richting van Zuidtangent. Op het moment dat de verbalisanten de auto een stopteken geven, zien zij dat er een lichtkleurige plastictas uit het raam van de passagierskant wordt gegooid. [1] In de plastictas bevinden zich 8 navigatiemodules (het hof begrijpt: navigatiesystemen). [2] De tas is aan de bovenkant droog, terwijl het de hele nacht heeft geregend. Als bestuurder van de auto wordt [medeverdachte] aangehouden. Als passagier van de auto wordt de verdachte aangehouden, de kleding van de verdachte is op dat moment nat. [3] Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij de persoon is geweest die de tas uit de rijdende auto heeft gegooid. [4]
Op 16 september 2017 hebben [benadeelde 4], [benadeelde 1], [benadeelde 3] en [benadeelde 2] aangifte gedaan van diefstal van navigatiesystemen vanuit hun auto’s. [5] De ruiten van hun auto’s waren ingeslagen. De navigatiesystemen van [benadeelde 4], [benadeelde 1], [benadeelde 3] en [benadeelde 2] zijn aangetroffen in de tas die uit de auto is gegooid. [6]
Een verbalisant heeft bij aangever [benadeelde 2] camerabeelden bekeken. Hij neemt waar dat op 16 september 2017 te 02:21 uur een persoon in de [straat 1] richting de [straat 2] loopt, waarna een tweede persoon achter hem aanloopt. Om 02:24 uur komt de eerste persoon weer terug in beeld, vanuit de richting van de [straat 2]. De eerste persoon op de beelden vertoont volgens een verbalisant grote gelijkenis met [medeverdachte]. De tweede persoon op de beelden droeg sandalen. Deze sandalen bleken gelijkend aan de sandalen die onder de verdachte in beslag zijn genomen. [7]
Met betrekking tot de aangifte van [benadeelde 4] is getuige [getuige], woonachtig op de [adres 2], gehoord. Zij heeft in de nacht van 16 september 2019 tussen 03:20 uur en 03:30 uur een zilverkleurige auto (klein model) zien staan. Uit deze auto stapten twee onbekende mannen. Beide mannen hadden donker haar en waren van buitenlandse afkomst. Deze mannen liepen richting de hogere huisnummers. [8] De auto die in beslag is genomen onder [medeverdachte] toont gelijkenis met de auto die door getuige [getuige] wordt beschreven. [9]
Het hof gaat er, gelet op het voorgaande, van uit dat de mannen die zijn gezien door de getuige [getuige] en door de verbalisant op de camerabeelden van [benadeelde 2] de verdachte en [medeverdachte] betreffen.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de reistijd met de auto vanaf de [plek] (aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 3]) richting [adres 3] (aangever [benadeelde 2]) volgens GoogleMaps ongeveer 14 minuten bedraagt.
De voormelde feiten en omstandigheden waaronder in het bijzonder het feit dat de verdachte midden in de nacht is gezien in de straten waar [benadeelde 4] en [benadeelde 2] wonen, de relatief korte afstand tussen het woonadres van [benadeelde 2] en de woonadressen van [benadeelde 3] en [benadeelde 1], alsmede het feit dat de verdachte niet lang na de waarneming door getuige [getuige] in die omgeving is aangehouden en onmiddellijk daarvoor de gestolen navigatiesystemen uit de auto heeft gegooid zonder daarvoor een begrijpelijke of geloofwaardige verklaring te geven, maken dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat het de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde auto-inbraken.
Het verweer van de raadsman ten aanzien van bewijsuitsluiting van de verklaring die de verdachte heeft afgelegd direct na zijn aanhouding behoeft geen bespreking nu het hof deze verklaring niet gebruikt voor het bewijs.
Het verweer dat uit de Kennisgeving van inbeslagname (KVI) met betrekking tot het onder verdachte inbeslaggenomen ‘schoeisel (sport)’ volgt dat het niet om – de op de camerabeelden waargenomen – ‘sandalen’ gaat verwerpt het hof. Sandalen zijn immers ook schoeisel.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 15 september 2017 tot en met 16 september 2017 te Heiloo en Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit meerdere auto's heeft weggenomen meerdere navigatiesystemen (o.a. van het merk Becker), toebehorende aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen voornoemde navigatiesystemen onder zijn bereik hebben gebracht door middel van braak;
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier auto-inbraken waarbij vier navigatiesystemen zijn ontvreemd. De verdachte heeft deze goederen onder zijn bereik gebracht door de autoruiten in te slaan. Enkel door adequaat en doortastend optreden van opsporingsambtenaren is de verdachte opgepakt en zijn voornoemde systemen terug bij de rechthebbenden. De eigenaren van de auto’s zagen zich niet alleen geconfronteerd met het verlies van hun eigendommen, maar tevens met aanzienlijke schade aan hun voertuig. Het hof tilt zwaar aan het plegen van auto-inbraken en rekent het de verdachte aan dat hij die nacht als het ware op strooptocht is gegaan. Auto-inbraken veroorzaken grote materiële schade, overlast en gevoelens van onveiligheid voor de slachtoffers en buurtbewoners.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 november 2019 komt naar voren dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke misdrijven. Daarbij liep de verdachte in twee proeftijden, waarvan één van een soortgelijk misdrijf.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de hiervoor genoemde omstandigheden waaronder deze feiten gepleegd zijn, is het hof van oordeel dat oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt dient te zijn en dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstaf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.375. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 250. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is verder onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 1.100. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor een bedrag van € 1.100 zal worden afgewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 5 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 100,00 subsidiair 2 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 13 april 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen gelet op de positieve ontwikkeling van de verdachte, een eventuele detentie zou deze ontwikkeling doorkruizen, subsidiair verzoekt de raadsman de proeftijd van deze voorwaardelijke veroordeling te verlengen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Het hof ziet in de omstandigheden van dit geval daartoe ook alle aanleiding, daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 250 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 1.100 (elf honderd euro) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 250 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 16 september 2017.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 5 januari 2017, parketnummer 16-189017-16, te weten van:
een
geldboetevan
€ 100 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 13 april 2017, parketnummer 16-653011-16, te weten:
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. A.M. van Amsterdam en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 december 2019.
mr. A.M. van Amsterdam en mr. A.M.P. Geelhoed zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Het in de wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde p. 7.
2.Het in de wettelijke vorm door een bevoegd opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde p.16.
3.Het in de wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde p. 8.
4.Proces-verbaal terechtzitting van de rechtbank Noord-Holland van 22 juni 2018 inzake de verdachte met parketnummers 15/800357-17, 16/189017-16(tul) en 16/653011-16, p. 2.
5.Het in de wettelijke vorm door een bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4], doorgenummerde p. 40-41; het in de wettelijke vorm door een bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1], doorgenummerde p. 46-47; het in de wettelijke vorm door een bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3], doorgenummerde p. 49-50; het in de wettelijke vorm door een bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], doorgenummerde p. 53-54.
6.Het in de wettelijke vorm door een bevoegd opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde p.16A.
7.Het in de wettelijke vorm door een bevoegd opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen en de bijbehorende bijlage, doorgenummerde p. 12-13.
8.Het in de wettelijke vorm door een bevoegd opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde p. 43-44.
9.Het in de wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde p. 15.