ECLI:NL:GHAMS:2019:4766

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
23-002980-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel na diefstal met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2019. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor diefstal met braak in vereniging, gepleegd op 20 mei 2018 bij een winkel. De rechtbank had de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van € 764,00 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld, maar op 27 november 2019 heeft de veroordeelde het hoger beroep ingetrokken.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en is tot een andere beslissing gekomen. De advocaat-generaal had gevorderd dat de veroordeelde de verplichting tot betaling van € 764,00 zou behouden, maar de verdediging stelde dat het wederrechtelijk voordeel lager was, omdat de gestolen kleding mogelijk op de zwarte markt was verkocht. Het hof heeft echter vastgesteld dat de waarde van de gestolen kleding ongeveer € 2000,00 was en heeft het wederrechtelijk voordeel op dat bedrag geschat. Aangezien de veroordeelde het feit met anderen heeft gepleegd, heeft het hof het voordeel op een derde van het totaalbedrag vastgesteld, wat resulteert in een verplichting tot betaling van € 666,65 aan de Staat.

De beslissing van het hof is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en het verzoek van de verdediging tot nader onderzoek naar de marktwaarde van de gestolen kleding is afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de kleding daadwerkelijk op de zwarte markt was verkocht, en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002980-19
datum uitspraak: 12 december 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2019 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-053484-19 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres].

Procesgang

De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2019 -kort gezegd- veroordeeld ter zake van diefstal met braak in vereniging bij [winkel] op 20 mei 2018.
Voorts heeft de rechtbank bij vonnis van 2 augustus 2019 de veroordeelde - in overeenstemming met de ter zake van voornoemde feit gedane vordering van het openbaar ministerie - de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 764,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Tegen voormelde vonnissen is namens de veroordeelde hoger beroep ingesteld.
Blijkens de akte intrekking rechtsmiddel van 27 november 2019, heeft de veroordeelde het hoger beroep inde strafzaak ingetrokken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de advocaat naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Schatting, vaststelling en toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 764,00 (zevenhonderdvierenzestig euro) ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Standpunt verdediging
De advocaat van de veroordeelde heeft zich op het standpunt gesteld dat het aannemelijk is dat de gestolen kleding is verkocht op de zwarte markt. Daarmee zou een percentage van ongeveer 10, 20 of hoogstens 30 procent van de verkoopwaarde zijn verdiend. Dat bedrag gedeeld door drie personen is het daadwerkelijk door de veroordeelde genoten wederrechtelijk voordeel.
De advocaat heeft dan ook een verzoek gedaan tot nader onderzoek naar de marktwaarde van de gestolen kleding op de zwarte markt.
Overwegingen van het hof
De rechtbank heeft op 2 augustus 2019 bewezen verklaard dat de veroordeelde op 20 mei 2018 tezamen en in vereniging wederrechtelijk een hoeveelheid kleding, toebehorende aan winkelbedrijf [winkel], heeft weggenomen met een totale waarde van ongeveer € 2000,00.
Op 27 november 2019 is namens de veroordeelde het tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep ingetrokken, waarmee in rechte vaststaat dat de veroordeelde de kleding ter waarde van het bovengenoemde bedrag met twee anderen wederrechtelijk heeft weggenomen (vgl. HR 28 februari 2012, NJ 2012/161, in het bijzonder rechtsoverweging 2.3.2.).
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, gaat het hof uit van het bedrag zoals in de aangifte (proces-verbaal van aangifte door [aangever] van 20 mei 2018, op wettige wijze opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant], PL1300-2018100654-1, doorgenummerde pagina 49-51) en in de bewezenverklaring van de strafzaak in het vonnis staat genoemd, te weten (ongeveer) € 2000,00, in plaats van € 2.292,00.
Het hof schat het wederrechtelijk voordeel van de diefstal dan ook op €2.000,- en stelt het daarop vast.
Aan de stelling van de advocaat dat voor de vaststelling van het wederrechtelijk voordeel uitgegaan moet worden van de verkoopwaarde van de gestolen kleding op de zwarte markt, gaat het hof voorbij nu de veroordeelde desgevraagd niets over de diefstal en wat er met de gestolen kleding is gebeurd heeft willen verklaren waardoor op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat de kleding daadwerkelijk op de zwarte markt is verkocht.
Het hof acht het dan ook niet noodzakelijk nader onderzoek te (laten) verrichten naar de marktwaarde van gestolen kleding op de zwarte markt. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
Aangezien uit voornoemde aangifte volgt dat de veroordeelde het feit met twee anderen heeft gepleegd en in de strafzaak ook bewezen is verklaard dat de veroordeelde het feit met anderen heeft gepleegd terwijl omtrent de verdeling van de buit niets vaststaat, zal het hof uitgaan van een ponds-ponds gewijze verdeling en van het voordeel een derde van het totaalbedrag van € 2.000,00, te weten € 666,65, aan de veroordeelde toerekenen.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 666,65.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst het verzoek van de advocaat tot nader onderzoek van de waarde van gestolen sportkleding op de zwarte markt af.
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
666,65 (zeshonderdzesenzestig euro en vijfenzestig cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 666,65 (zeshonderdzesenzestig euro en vijfenzestig cent).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. M.J.A. Duker en mr. M.P. van der Stroom, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2019.
Mr. Van der Stroom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.