ECLI:NL:GHAMS:2019:474
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis politierechter inzake identiteitsbewijs en rijden zonder rijbewijs
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 25 juni 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen de straf die hem was opgelegd voor het meermalen gebruik maken van een identiteitsbewijs van een ander en voor het rijden zonder rijbewijs. Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 januari 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die dezelfde straffen vroeg als die door de politierechter waren opgelegd. Het hof heeft de zaak grondig onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de opgelegde taakstraf voor het gebruik van een identiteitsbewijs van een ander redelijk is. Het hof heeft geen redenen gevonden om te twijfelen aan de mogelijkheid van de verdachte om deze taakstraf uit te voeren, zelfs in het licht van zijn voetbalcarrière. Daarnaast heeft het hof de straf voor het rijden zonder rijbewijs, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte, passend geacht. Het hof heeft derhalve het vonnis van de politierechter bevestigd, zonder enige wijziging.