ECLI:NL:GHAMS:2019:4725

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
23-000322-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake niet-naleving bevel burgemeester Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 juni 2011 was gewezen. De verdachte, geboren in 1966 te Heerlen, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin zij was veroordeeld voor het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam. Dit bevel betrof de verplichting om zich uit een overlastgebied te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 april 2011 om 02.50 uur in Amsterdam niet aan dit bevel heeft voldaan.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan van het vonnis zonder verdere onderbouwing. Het hof heeft het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard, maar heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte heeft echter een positieve wending aan haar leven gegeven en het hof heeft geconcludeerd dat bestraffing geen doel meer dient, gezien de lange tijd die is verstreken sinds het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarom heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen, onder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder artikel 9a, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000322-19
datum uitspraak: 22 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 juni 2011 in de strafzaak onder parketnummer 13-089065-11 tegen
[verdachte],
geboren te Heerlen op [geboortedatum] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 1 april 2011 te 02.50 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 1 april 2011 te 02.50 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens wettelijk voorschrift namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende om zich uit het overlastgebied 1 Centrum te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De verdachte heeft ter terechtzitting verteld over haar persoonlijke omstandigheden. Zij heeft zich met succes ingespannen om van haar verslaving af te komen en een positieve wending aan haar leven weten te geven. Deze zaak betreft een zeer oud feit. Niet is gebleken van jaarlijkse (poging tot) betekening van het verstekvonnis van 9 juni 2011. Op 16 januari 2019 heeft de verdachte voor het eerst van het vonnis gehoord. Dat is opmerkelijk, nu zij na het wijzen van het vonnis nog wel enige malen met justitie in aanraking is gekomen. Aldus wordt zij na ruim zeven jaar geconfronteerd met een leven dat zij lang geleden achter zich heeft gelaten. Dit brengt mee dat een bestraffing van de verdachte redelijkerwijs geen met de strafrechttoepassing na te streven doel meer dient. Om deze reden acht het hof het raadzaam te bepalen dat onder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9a, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 november 2019.