In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 juni 2011 was gewezen. De verdachte, geboren in 1966 te Heerlen, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin zij was veroordeeld voor het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam. Dit bevel betrof de verplichting om zich uit een overlastgebied te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 april 2011 om 02.50 uur in Amsterdam niet aan dit bevel heeft voldaan.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan van het vonnis zonder verdere onderbouwing. Het hof heeft het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard, maar heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte heeft echter een positieve wending aan haar leven gegeven en het hof heeft geconcludeerd dat bestraffing geen doel meer dient, gezien de lange tijd die is verstreken sinds het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarom heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen, onder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder artikel 9a, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig.