ECLI:NL:GHAMS:2019:4724

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
23-000471-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van hennepteelt, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de bekennende verklaringen van de verdachte, die hij later heeft ingetrokken. De verdachte verklaarde dat hij de woning waar de hennepplanten stonden, bewaakte en water gaf aan de planten, maar zijn verklaringen waren inconsistent. Hij had ook een hotelovernachting kunnen aantonen, wat zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij in twijfel trok. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. De uitspraak benadrukt het belang van betrouwbare bewijsvoering in strafzaken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000471-18
datum uitspraak: 6 december 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-207394-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboordtedatum] 1978,
adres: [Adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid verdachte in hoger beroep

De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
1. Primair
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 200 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 15 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam met elkaar, althans een van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 200 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 15 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door die onbekend gebleven persoon/personen te helpen bij het verzorgen van die in voornoemd pand aangetroffen hennepplanten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep aan de orde, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een vrijspraak komt.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen wordt verklaard. De bekennende verklaringen van de verdachte bij de politie zijn de eerste die hij heeft afgelegd. Ze zijn uitvoerig en gedetailleerd, zodat van de betrouwbaarheid daarvan kan worden uitgegaan. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand wordt opgelegd, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte dagen.

Vrijspraak

De raadsman heeft betoogd dat het feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Er kan niet voldoende worden uitgegaan van de betrouwbaarheid van de bekennende verklaringen die de verdachte bij de politie heeft afgelegd. De verdachte heeft deze verklaringen gemotiveerd ingetrokken. Daarnaast is geen steunbewijs voorhanden waaruit enige betrokkenheid blijkt van de verdachte bij de hennepkwekerij. De raadsman bepleit vrijspraak.
De verdachte heeft bij de politie een tweetal verklaringen afgelegd. Tijdens het verhoor van 24 april 2016 heeft de verdachte verklaard dat hij de woning heeft bewaakt, de planten water heeft gegeven en dat hij hiervoor geld kreeg. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij al gedurende 12 dagen in een hotel verbleef. Vervolgens is als verklaring van de verdachte opgenomen dat hij 10 a 11 dagen in de woning was. Op de vraag of hij daar ook sliep, antwoordde de verdachte bevestigend. Tijdens het verhoor van 25 april 2016 heeft de verdachte verklaard dat hij 8 a 9 dagen geleden voor het eerst bij het huis is gebracht. Op de vraag of hij sindsdien niet meer in het hotel verbleef, heeft de verdachte geantwoord: ‘Ja dat klopt. Ik had ook geen middelen meer om dat te betalen.’ Over deze discrepanties hebben de verbalisanten de verdachte niet nader bevraagd.
De verdachte heeft in een schriftelijke verklaring van 6 februari 2018 anders verklaard dan in de verklaringen die tijdens de bovengenoemde verhoren zijn afgelegd. In die schriftelijke verklaring schrijft hij nooit in de woning te hebben geslapen en nooit enige betrokkenheid te hebben gehad bij de hennepkwekerij. De verklaring dat hij nooit in de woning heeft geslapen, wordt onderbouwd met een nota van het hotel. Hieruit blijkt dat de verdachte vanaf 14 april 2016 tot en met 25 april 2016 overnachtingen in het hotel heeft betaald.
De betrokkenheid van de verdachte bij het kweken van hennep kan uitsluitend worden gebaseerd op zijn eigen verklaring. Nader (bijvoorbeeld dactyloscopisch) onderzoek naar tekenen dat de verdachte in de kwekerijruimten actief is geweest heeft niet plaatsgevonden. Niets is gerelateerd over aanwijzingen dat de verdachte in de woning gewoond of geslapen heeft.
De desbetreffende verklaring van de verdachte is afgenomen met behulp van een telefonische tolk, wat noopt tot enige behoedzaamheid bij de beoordeling. Nu de verdachte later anders heeft verklaard en deze gewijzigde verklaring met de nota van het hotel heeft onderbouwd, staat de juistheid van zijn eerdere verklaring onvoldoende vast om daarop een bewezenverklaring te kunnen baseren.
Voor het onder 1 aan de verdachte ten laste gelegde is dus onvoldoende bewijs, wat meebrengt dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep nog aan de orde en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 december 2019.
=========================================================================
[…]