ECLI:NL:GHAMS:2019:4723

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
23-000623-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met psychische stoornis en ontoerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 5 februari 2019, waarin hij was veroordeeld voor diefstal. De verdachte stelde dat hij ten tijde van de diefstal, waarbij hij zakjes chips had gepakt, leed aan een psychische stoornis die zijn inzicht in de wederrechtelijkheid van zijn handelen beïnvloedde. Tijdens de zitting op 22 november 2019 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar heeft de overwegingen met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte herzien.

De raadsman voerde aan dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet bewezen was. De verdachte had verklaard dat hij de chips had gepakt uit honger en dat hij geen geld of bankpas bij zich had. Het hof oordeelde dat, hoewel de verdachte een psychische stoornis had, dit niet betekende dat zijn gedragingen niet aan hem konden worden toegerekend. De verdachte was zich bewust van zijn handelen, wat bleek uit zijn verklaring dat hij de chips niet had betaald omdat hij geen geld had. Het hof concludeerde dat er onvoldoende causaal verband was tussen de psychische stoornis en de diefstal, waardoor de verdachte strafbaar was.

Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de nieuwe overwegingen omtrent de toerekeningsvatbaarheid. De uitspraak benadrukt de complexiteit van de relatie tussen psychische aandoeningen en strafbaarheid, en hoe deze factoren in de beoordeling van een strafzaak moeten worden meegenomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000623-19
datum uitspraak: 6 december 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-086835-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof een bewijsverweer zal bespreken en de overweging van de politierechter ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte vervangt door hetgeen hieronder is overwogen.

Bewijsverweer in hoger beroep

De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet is bewezen. Er was bij de verdachte sprake van een psychische stoornis. Door deze psychische stoornis ontbrak bij hem elk inzicht in de wederrechtelijkheid van zijn handelen. De verdachte verklaart dat hij niet meer weet wat er is gebeurd en dat hij in de war was.
Een psychische stoornis sluit alleen het aannemen van opzettelijk handelen uit wanneer er sprake is van een verdachte die van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan is verstoken. Bij de politie en ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de zakjes chips heeft gepakt, omdat hij honger had en geen geld of bankpas bij zich had. Vervolgens heeft de verdachte op het station geroepen: ‘Hou me aan dan, hou me aan!’ Hieruit volgt dat de verdachte zich wel degelijk bewust was dat hij de chips eigenlijk had moeten betalen en dat hij zich deze zonder te betalen dus wederrechtelijk toe-eigende.

De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de gedraging hem door de psychische stoornis niet kan worden toegerekend.
De advocaat-generaal heeft gesteld dat niet aan de eisen voor ontoerekeningsvatbaarheid wordt voldaan.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte opnieuw naar voren gebracht dat hij ten tijde van het plegen van het feit in een moeilijke periode zat waarin hij last had van psychische problemen. Hij had een week voor de diefstal een psychose gehad. Daarnaast was de avond voor de diefstal zijn vader opgenomen in het ziekenhuis en hij was hierdoor erg in de war. Als gevolg van zijn psychose is de verdachte vlak na het plegen van dit feit (in de eerste week van mei 2018) tot aan half oktober 2018 met een rechterlijke machtiging opgenomen geweest. Over zijn toestand ten tijde van het feit heeft de verdachte verklaard dat hij niet meer wist wat hij deed en dat hij het idee van de realiteit kwijt was. Hoewel schriftelijke verklaringen van behandelaars of andere stukken ter onderbouwing van het verweer ontbreken, wil het hof aannemen dat ten tijde van de gedraging bij de verdachte sprake was van een psychische stoornis.
Dat bij de verdachte sprake was van een psychische stoornis betekent evenwel niet dat de verweten gedraging niet aan hem kan worden toegerekend. Enerzijds heeft de verdachte verklaard dat hij niet meer wist wat hij deed, maar anderzijds heeft hij verklaard wel heel helder voor ogen te hebben dat hij honger had en dat hij de zakjes chips daarom heeft gepakt. Uit zijn verklaring moet verder worden afgeleid dat hij de zakjes chips niet heeft betaald omdat hij geen geld bij zich had. Hieruit volgt dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen de stoornis van de verdachte en de bewezen verklaarde gedraging om tot het oordeel te komen dat deze niet aan de verdachte kan worden toegerekend. De verdachte is strafbaar.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 december 2019.
=========================================================================
[…]