In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 2 januari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in Frankrijk in 1987, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld. De advocaat-generaal vorderde een taakstraf van 30 uur, met de mogelijkheid van 15 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren zou worden verricht. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een taakstraf, omdat de verdachte door een afname van zijn inkomen niet in staat was de opgelegde geldboete te betalen.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, waarbij het hof zich verenigde met de gronden waarop het vonnis was gebaseerd. Het hof oordeelde dat de politierechter voldoende rekening had gehouden met de draagkracht van de verdachte door de geldboete in tien termijnen van € 80,00 te laten betalen. De beslissing van het hof houdt in dat de relatief hoge geldboete gerechtvaardigd is, gezien de waarde van de gestolen goederen en de overige omstandigheden van de zaak. Het hof bevestigde derhalve het vonnis waarvan beroep, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot de geldboete.