Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het hoger beroep
€ 620+
€ 2.848+
€ 395-/-
€ 4.973-/-
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland inzake een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015. De inspecteur had een aanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.552, welke na bezwaar was verminderd tot € 10.900. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Belanghebbende stelde in hoger beroep dat hij recht had op aftrek van specifieke zorgkosten, waaronder uitgaven voor andere hulpmiddelen en extra kleding en beddengoed, als gevolg van medische aandoeningen van hemzelf en zijn echtgenote.
Tijdens de zitting op 22 oktober 2019 heeft belanghebbende een verklaring van zijn huisarts overgelegd, waarin werd bevestigd dat hij en zijn vrouw lijden aan chronische aandoeningen. Het Hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte geen aftrek had verleend voor de uitgaven voor extra kleding en beddengoed, aangezien de huisarts had verklaard dat de aandoeningen permanent zijn. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep gegrond en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 9.579. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.304 en moest het betaalde griffierecht worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door de vierde meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 5 november 2019. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.