ECLI:NL:GHAMS:2019:458
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling na niet doorlopen minnelijk traject
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [appellant] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het verzoek was eerder door de rechtbank Amsterdam afgewezen op 28 december 2018. Appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.A. Piek, heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden, omdat hij niet op de hoogte was van het standpunt van de Belastingdienst dat in het vonnis werd aangehaald. Tijdens de zitting van 12 februari 2019 heeft het hof appellant de gelegenheid geboden om kennis te nemen van de relevante stukken, waaronder een brief van de Belastingdienst, en daarop te reageren.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen minnelijk traject heeft plaatsgevonden voorafgaand aan het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, zoals vereist door artikel 285 lid 1 aanhef en sub f van de Faillissementswet. Appellant heeft niet aangetoond dat er reële mogelijkheden zijn voor een buitengerechtelijke schuldregeling, en zijn advocaat heeft bevestigd dat er geen voorstel aan de schuldeisers is gedaan. Het hof heeft ook opgemerkt dat appellant niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 285 lid 1 sub a, c en d van de Faillissementswet, die betrekking hebben op de opgave van baten, schulden en inkomsten.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het hof benadrukt dat ook als er een adequaat minnelijk traject zou zijn doorlopen, het verzoek alsnog zou zijn afgewezen vanwege het ontbreken van noodzakelijke informatie en inspanningen van appellant om zijn financiële situatie te verbeteren.