In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van het in strijd handelen met de Regeling natuurbescherming door opzettelijk beschermde plantensoorten, specifiek Saussurea costus, in de Gemeenschap binnen te brengen. De tenlastelegging betrof een incident op 25 juli 2017 te Schiphol, waar de verdachte meerdere zakjes met granulaat, dat deze beschermde soort bevatte, invoerde. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat het doel van de Basisverordening 338/97 niet zou worden nageleefd. Het hof oordeelde echter dat het openbaar ministerie wel degelijk ontvankelijk was in de vervolging, aangezien de bescherming van bedreigde soorten een legitiem belang is. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en vernietigde het eerdere vonnis, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,- en 10 dagen hechtenis bij niet-betaling. Het hof benadrukte dat de verdachte zich als beroepsmatig invoerder van levensmiddelen had moeten realiseren dat de invoer van dergelijke producten aan strikte regels is gebonden. De uitspraak is gedaan in het kader van de Basisverordening EG nr. 338/97 en de relevante Nederlandse wetgeving.