ECLI:NL:GHAMS:2019:4563

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-001220-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in woning tijdens nachtrust

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië in 1997, was beschuldigd van diefstal in een woning te Amsterdam op 15 maart 2019, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. De verdachte had een horloge en een spuitbus deodorant weggenomen, terwijl hij zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende in de woning bevond. De verdediging stelde dat de deur openstond en dat de verdachte niet wederrechtelijk in de woning was, en voerde aan dat er geen bewijs was voor de diefstal van de spuitbus, aangezien daar geen aangifte van was gedaan. Het hof oordeelde echter dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal, ondanks de argumenten van de verdediging. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter om proceseconomische redenen, maar kwam tot dezelfde bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, met aftrek van voorarrest. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de gevoelens van veiligheid in de maatschappij. De op te leggen straf was gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001220-19
datum uitspraak: 17 december 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-654022-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1997,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 maart 2019 te Amsterdam om (ongeveer) 23.25 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres 2], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een horloge en/of een spuitbus, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen, nu het hof weliswaar tot dezelfde bewezenverklaring komt als de politierechter, maar de bewijsmiddelen en de kwalificatie aanvulling behoeven en het hof bovendien andere gronden ten grondslag legt aan de bewijsbeslissing, zodat het (partieel) bevestigen van het vonnis een te weinig overzichtelijk samenstel aan beslissingen en motiveringen oplevert.

Bewijsmotivering

Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak van het aan de verdachte tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de deur van de woning aan de [adres 2] openstond en de verdachte zich derhalve niet wederrechtelijk in de woning bevond toen hij naar binnen was gegaan. Bovendien is slechts aangifte gedaan van de diefstal van het horloge en niet tevens van de spuitbus deodorant, zodat dat onderdeel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen verklaard. Tot slot heeft de verdachte het horloge meegenomen en is hij weggerend, omdat hij hoorde dat de jongens in de studentenwoning voornemens waren hem te slaan. Aldus moet worden vastgesteld dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bij de verdachte ontbrak, althans zo begrijpt het hof de verdediging.
Oordeel van het hof
Op grond van het dossier en het overige ter terechtzitting verhandelde is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd. Daartoe wordt het volgende overwogen.
De verdachte is op de avond van 15 maart 2019 bij de studentenwoning aan de [adres 2] naar binnen gegaan. Daar heeft hij, zo heeft hij ook in eerste aanleg verklaard, een deodorant en een horloge gepakt. Dat de deur openstond, maakt niet dat de verdachte zich daar niet tegen de wil of buiten weten van de rechthebbende bevond.
De stelling van de verdediging dat de jongens in de studentenwoning voornemens waren de verdachte te slaan, wordt niet door concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Dat de verdachte om die reden geen oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad, wat daar verder van zij, is dan ook niet aannemelijk geworden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 maart 2019 te Amsterdam gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres 2], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een horloge en een spuitbus toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat sprake was van (psychische) overmacht in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht, maar heeft die stelling niet of nauwelijks nader onderbouwd met concrete feiten en omstandigheden. Het onderzoek ter terechtzitting heeft ook geen aanknopingspunten opgeleverd voor de stelling dat sprake was van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter werd opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de insluiping in een woning in de late avonduren, waarbij hij een horloge en een spuitbus deodorant heeft weggenomen. Een woning is een plek waar de bewoners zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen en door onbevoegd naar binnen te gaan en daar bovendien spullen te stelen, heeft de verdachte bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid die naar aanleiding van dergelijke feiten over het algemeen worden ervaren in de maatschappij. Naar het oordeel van het hof kan dan ook niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit zou door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak worden miskend. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht het hof niet aanwezig. Het hof ziet geen reden een andere straf op te leggen dan in eerste aanleg door de politierechter is opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 december 2019.
Mr. P.C. Römer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]