ECLI:NL:GHAMS:2019:4560

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-003079-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt in bedrijfspand met bewijsvoering en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1962, was aangeklaagd voor het opzettelijk telen van hennep in een bedrijfspand in Wormerveer op 15 september 2016. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een bedrijfspand had gehuurd en dat daar een hennepkwekerij was aangetroffen. De verdachte had verklaard dat hij onder dwang van een onbekende man, die hij 'de Marokkaan' noemde, het pand had gehuurd. Het hof oordeelde echter dat er geen bewijs was voor deze verklaring en dat de verdachte zelf verantwoordelijk was voor de hennepteelt. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 180 uur. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003079-18
datum uitspraak: 17 december 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 augustus 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-109007-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 15 september 2016 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 333, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Subsidiair:een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 15 september 2016 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 333, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 15 september 2016 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsmotivering

De verdachte heeft, met ingang van 1 april 2013, een bedrijfspand gehuurd waarin op 15 september 2016 de hennepkwekerij is aangetroffen. In de huurovereenkomst is bepaald dat hij het gehuurde uitsluitend zou gebruiken voor zijn bedrijf. In 2014, een jaar na het aangaan van de huurovereenkomst, is de verhuurder naar het pand gegaan na klachten van een omwonende over henneplucht en bleken de cilinders van de deursloten te zijn veranderd. Hij heeft de verdachte gebeld en hem verzocht direct naar het pand te komen. Hij is met de verdachte naar binnen gegaan en heeft toen een karretje met hennepstekken zien staan. Hij heeft de verdachte verzocht de stekken direct te vernietigen en hij heeft hem gezegd dat hij geen criminele activiteiten in het pand accepteerde.
De verdachte heeft toen hij op 5 juni 2018, dus geruime tijd na het ontdekken en ontmantelen van de hennepkwekerij, door de politie werd gehoord, verklaard dat hij de bedrijfsruimte heeft gehuurd onder dwang van ‘een Marokkaan’. Één en ander zou te maken hebben gehad met de schuldenlast van de verdachte. ‘Die Marokkaan’ gaf hem het geld waarmee hij, de verdachte, contant de huur betaalde. Nadat hij het huurcontract had ondertekend, zou hij de sleutels van het pand aan de Marokkaan hebben afgegeven. Hij heeft over de onbekende Marokkaanse man verder niets willen verklaren, behalve dat hij, de verdachte, van zijn schulden af is en sinds een klein jaartje door hem met rust gelaten wordt. Toen hij door de verhuurder werd gevraagd direct naar het pand te komen, zou hij de sleutels bij de onbekende Marokkaanse man hebben geregeld.
De aanwezigheid en de rol van de onbekende Marokkaanse man waarover de verdachte heeft verklaard, berust uitsluitend op zijn eigen verklaring bij de politie, die hij geruime tijd na het ontdekken van de kwekerij heeft afgelegd. Het onderzoek door de politie biedt geen enkele steun voor deze verklaring en ook overigens heeft het onderzoek ter terechtzitting geen aanknopingspunt opgeleverd voor de juistheid van deze verklaring. De verdachte is zelf, noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep, ter terechtzitting verschenen en heeft dus ook ter terechtzitting geen vragen over dit onderwerp kunnen beantwoorden.
Bij deze stand van zaken kan aan de verklaring van de verdachte omtrent (de rol van) de onbekende Marokkaanse man geen geloof worden gehecht. Het moet ervoor worden gehouden dat hij zelf, in het door hem gehuurde bedrijfspand, de kwekerij heeft opgezet en hennep heeft geteeld. Daarmee is in overeenstemming dat hij kennelijk, toen de verhuurder hem in 2014 vroeg direct naar het pand te komen, aan dit verzoek gevolg kon geven en daarbij ook de sleutels van het pand bij zich had. Dit brengt mee dat het primair tenlastegelegde is bewezen zoals hierna te vermelden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 september 2016 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van 333 hennepplanten.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor de in eerste aanleg bewezenverklaarde medeplichtigheid aan hennepteelt veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur subsidiair 25 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij heeft de politierechter bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ter zake van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid dezelfde straffen oplegt als de politierechter in eerste aanleg heeft opgelegd.
De verdediging heeft het hof verzocht te volstaan met de oplegging van een taakstraf zonder daarbij tevens een voorwaardelijke (gevangenis)straf op te leggen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het lang heeft geduurd, te weten bijna twee jaar, alvorens de verdachte in de onderhavige strafzaak is gehoord. Één en ander rechtvaardigt naar het oordeel van de verdediging strafvermindering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan hennepteelt in een door hem gehuurd bedrijfspand. Daarmee heeft hij bijgedragen aan de overlast en criminaliteit die gepaard gaan met de productie en verkoop van illegale verdovende middelen en heeft hij bovendien het privé-eigendom van de verhuurder tegen diens wil en tegen de gemaakte afspraken in aangewend voor illegale doeleinden, waarmee de verdachte slechts zelfverrijking voor ogen stond. Daarbij komt dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 november 2019, eerder ter zake van hennepteelt onherroepelijk is veroordeeld, waardoor moet worden getwijfeld aan het vermogen van de verdachte van zijn fouten te leren. Dit geldt temeer nu uit datzelfde uittreksel volgt dat de verdachte, in dezelfde periode dat hij een hennepkwekerij in de onderhavige zaak onderhield, zich ook bezig heeft gehouden met hennepteelt in een andere zaak waarvoor de verdachte op 2 mei 2017 is veroordeeld, met welke veroordeling het hof op de voet van artikel 63 Sr. rekening moet houden.
Onder die omstandigheden acht het hof oplegging van een taakstraf van enige omvang in combinatie met een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf het enige aangewezen middel om de verdachte enerzijds te bestraffen voor zijn handelen en anderzijds te ontmoedigen in het vervolg wederom de fout in te gaan. Met het oog op het reclasseringsadvies van 12 juli 2018, waarin naar voren komt dat de verdachte slechts beperkt beschikt over vaardigheden ten behoeve van probleemoplossing, acht het hof tevens aangewezen om bij het voorwaardelijke strafdeel bijzondere voorwaarden te stellen zoals hierna beschreven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de proeftijd:
- na oproep bij de reclassering Haarlem te melden op het adres [adres 3];
- te melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie praktische vaardigheden of een soortgelijke gedragsinterventie, nader te bepalen door de toezichthouder, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de trainer of begeleider aan de veroordeelde zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 december 2019.
Mr. P.C. Römer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]