Uitspraak
FLORY CART S.R.L.in concordato preventivo,
1.ALBERT HEIJN B.V.,
HB TRANSPORT U. LAGERHAUS
1.RAILCARGO B.V. (voorheen genaamd Cabooter Railcargo B.V.)
HB TRANSPORT U. LAGERHAUS GMBH,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
“Supplier”) en de aan Albert Heijn gelieerde vennootschap Ahold European Sourcing (als
“the Contracting Party”) heeft enige tijd een “
Supply Agreement” bestaan. Daarin staat, voor zover van belang:
“3.1. Conform SpecificationsSupplier agrees to sell and deliver to each of the Companies the products; (the “Products”), under the terms as further specified in the Agreement and for the applicable prices (the “Price”) set forth in Exhibit B and in conformity with the specifications as agreed upon. (…)6.1. Payment TermsPayment shall be made within 90 Days from the date of receipt of the undisputed invoice issued after the acceptance of the Products by the relevant Company, determined in its sole discretion. (…)7.2. Late DeliveryDelivery terms are of the essence. Company is entitled to charge a penalty of Euro €1.000 per day for late delivery, notwithstanding Ahold and/or ICA’s right to claim damages. (…)”
“(…) Up to now, as previously requested, we kindly ask you the suspension of any payments in our favor. It will be the court to divide credits in right proportion within banks and suppliers. It’s very important that you stopped any payments till further communication from the court. (…)”
“(…) Our professionals have advised us to recourse to the composition with creditors procedure, pursuant to article 163 of the Italian Royal Decree no. 267/1942. (…) In this way we avoided the bankruptcy and ensured the best possible satisfaction of all our creditors. Of course, to access this procedure (the document was deposited in the Court the 12nd of July) we also have to preserve the value of the entire company and ensure business continuity. (…) From July 12nd, each payment of previous invoices of Flory Cart Srl (including those of Albert Heijn) must be exclusively made through the judicial commissioner, and not on the old bank accounts. This to respect the principle of equal treatment of creditors of the company and avoid that Banks retain sums which, instead, must be distributed among all creditors, according to the rules that will be established by the Court. (…)”.
“(…) We remind you to proceed with the payment ONLY to this bank below as per instruction of the Court of Lucca (…)”
concordato preventivovan Flory Cart voor geopend verklaard en bepaald dat de crediteuren op 3 april 2014 bijeengeroepen moesten worden.
concordato preventivois bij beschikking van 16 juni 2015 van de rechtbank te Lucca een akkoord gehomologeerd. Daartegen hebben twee crediteuren hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Florence, dat bij beschikking van 14 april 2016 het beroep gegrond heeft verklaard, het homologatiebesluit heeft herroepen en de zaak heeft terugverwezen naar de rechtbank te Livorno. Daarbij heeft het gerechtshof geoordeeld dat sprake was van frauduleuze handelingen die op grond van artikel 173 van de (Italiaanse) Faillissementswet herroeping van de
concordato preventivonoodzakelijk maakten en dat het door Flory Cart aangeboden akkoord op onrechtmatige wijze is gebruikt om zich van de schulden te ontdoen, waardoor er sprake is van misbruik van de regeling van de
concordato preventivo. Tegen de uitspraak van het gerechtshof is beroep in cassatie ingesteld. De rechtbank te Livorno heeft de zaak voor onbekende tijd aangehouden.
concordato preventivoingediend, dit is op 22 juli 2013 gevolgd door een beschikking van de rechtbank waarin Flory Cart onder benoeming van een gerechtelijk commissaris, een termijn is gegeven voor het deponeren van plan, voorstel en verdere bescheiden als voorzien in de Italiaanse Faillissementswet.
concordato preventivoreeds onder het bereik viel van de Insolventieverordening zoals die toen gold (Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures), kan het beroep van Flory Cart daarop haar niet baten. Aangenomen moet immers worden dat Albert Heijn een beroep toekomt op het bepaalde in artikel 24 van deze verordening. Niet valt in te zien immers dat Albert Heijn uit de berichtgeving/mededelingen waarnaar Flory Cart in dit verband verwijst (onder meer e-mails van 15 juli 2013 en 22 juli 2013 aan European Sourcing Manager [naam] en e-mail van 28 augustus 2013 aan Ahold Servicedesk, respectievelijk producties 24.15 bij akte overlegging producties en eisvermindering en producties 6 en 7 bij inleidende dagvaarding) had moeten begrijpen dat naar aanleiding van een door Flory Cart daartoe gedaan verzoek (reeds) een insolventieprocedure was
geopend. Dat deze wetenschap bij Albert Heijn ook niet aanwezig was vindt steun in haar interne mail van 23 augustus 2013 (productie 7 bij conclusie van antwoord) waarin valt te lezen dat omtrent de
concordatonog geen uitspraak is gedaan. Het hof wijst er in dit verband voorts op dat in de hiervoor genoemde e-mail van 22 juli 2013 wordt gesproken over maatregelen die nodig zijn “
to access this procedure”, waaruit Albert Heijn moeilijk iets anders heeft kunnen opmaken dan dat Flory Cart op dat moment nog doende was om de opening van de procedure voor te bereiden.
statement accountdat blijkens de e-mail van Flory Cart van 30 augustus 2013 (productie 25 van Flory Cart bij akte overlegging producties en eisvermindering) op genoemde datum naar Albert Heijn is verstuurd. De desbetreffende nota’s zijn bij memorie van antwoord in incidenteel appel in het geding gebracht. In het licht van een en ander had het op de weg van Albert Heijn gelegen om ten minste in te gaan op deze (correctie)nota’s en de door Flory Cart gestelde grondslag daarvan. Albert Heijn heeft weliswaar bij pleidooi in hoger beroep betwist dat zij “lijsten” van Flory Cart heeft ontvangen (waarmee kennelijk wordt gedoeld op het reeds genoemde
statement account), maar het hof gaat aan deze tardieve en ongemotiveerde betwisting voorbij en sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat dit onderdeel van de vordering van Flory Cart als onvoldoende weersproken toewijsbaar is.
through the judicial commissioner and not on the old bank accounts”, alsmede haar e-mails van 27 augustus en 30 augustus 2013 (onderdelen 19 en 21 van productie 24 van Flory Cart) waarin is vermeld op welk bankrekeningnummer en bij welke bank het aan Flory Cart verschuldigde diende te worden voldaan. Dat deze zijn gezonden naar Ahold Service Desk – volgens Albert Heijn een extern boekhoudkantoor dat geen onderdeel van Albert Heijn of Ahold is – en deze de door haar ontvangen e-mails niet doorzond aan Albert Heijn, zoals Albert Heijn bij pleidooi in hoger beroep heeft betoogd, kan haar niet baten. De wijze waarop zij contacten met leveranciers betreffende facturen en de betaling daarvan heeft georganiseerd komt in beginsel voor rekening van Albert Heijn. Flory Cart voert voorts terecht aan dat voor zover bij Albert Heijn twijfel bestond over de wijze waarop zij het aan Flory Cart verschuldigde diende te voldoen, het op haar weg lag om daaromtrent nadere informatie in te winnen. Van een niet toerekenbare vertraging kan in het licht van het voorgaande niet worden gesproken.