In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2001, was aangeklaagd voor wederspannigheid, omdat hij zich op 1 augustus 2018 te Amsterdam met geweld had verzet tegen een ambtenaar, te weten brigadier [verbalisant 1] van de politie Eenheid Amsterdam. De aanhouding vond plaats nadat verbalisant [verbalisant 1] op verzoek van zijn collega’s ondersteuning verleende bij de aanhouding van de verdachte, die zich in een situatie bevond waarin hij zich mogelijk zou onttrekken aan de aanhouding. Het hof heeft vastgesteld dat de verbalisant handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, ondanks dat er geen voorafgaand bevel van een (hulp)officier van justitie was gegeven. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de aanhouding onrechtmatig was, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met geweld had verzet tegen de ambtenaar en verklaarde het bewezen verklaarde strafbaar. De kinderrechter had eerder een taakstraf opgelegd, en het hof bevestigde deze straf, waarbij het de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging nam. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren in de vorm van een leerstraf, te weten Tact, en 10 dagen jeugddetentie.