ECLI:NL:GHAMS:2019:4435

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
23-002584-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kinderrechter inzake wederspannigheid en rechtmatige uitoefening van ambtelijke taken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2001, was aangeklaagd voor wederspannigheid, omdat hij zich op 1 augustus 2018 te Amsterdam met geweld had verzet tegen een ambtenaar, te weten brigadier [verbalisant 1] van de politie Eenheid Amsterdam. De aanhouding vond plaats nadat verbalisant [verbalisant 1] op verzoek van zijn collega’s ondersteuning verleende bij de aanhouding van de verdachte, die zich in een situatie bevond waarin hij zich mogelijk zou onttrekken aan de aanhouding. Het hof heeft vastgesteld dat de verbalisant handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, ondanks dat er geen voorafgaand bevel van een (hulp)officier van justitie was gegeven. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de aanhouding onrechtmatig was, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met geweld had verzet tegen de ambtenaar en verklaarde het bewezen verklaarde strafbaar. De kinderrechter had eerder een taakstraf opgelegd, en het hof bevestigde deze straf, waarbij het de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging nam. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren in de vorm van een leerstraf, te weten Tact, en 10 dagen jeugddetentie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002584-19
Datum uitspraak: 12 december 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-267012-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [verbalisant 1], brigadier van politie Eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van hem, verdachte, door zich los proberen te rukken en/of te bewegen in een tegenovergestelde richting dan waarin voornoemde ambtenaar hem, verdachte, trachtte te bewegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bespreking van een bewijsverweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de verdachte vrij te spreken. De raadsman heeft daartoe het volgende naar voren gebracht. De verdachte is door de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] aangehouden terzake van mishandeling. Er was op dat moment geen sprake van een heterdaad situatie. Alhoewel er voldoende gelegenheid was om voorafgaand aan de aanhouding toestemming te vragen aan een (hulp)officier van justitie is dit niet gebeurd. Evenmin was er sprake van een spoedeisende situatie zoals bedoeld in artikel 54 van het Wetboek van Strafvordering. Derhalve was sprake van een onrechtmatige aanhouding, hetgeen betekent dat de verbalisanten op dat moment niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren. Om welke reden het ten laste gelegde feit (althans het bestanddeel) van het verzet tegen een ambtenaar “ werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening” niet wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
Op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. De tenlastelegging ziet op de verbalisant [verbalisant 1].
Op 1 augustus 2018 rond 18.45 uur kreeg verbalisant [verbalisant 1] via de portofoon het verzoek van zijn collega’s [verbalisant 3] en [verbalisant 2] om ondersteuning te verlenen bij de aanhouding van de verdachte. Deze zou zich nabij het Smaragdplein bevinden en de collega’s van verbalisant [verbalisant 1] wilden voorkomen dat hij zich aan zijn aanhouding zou onttrekken via de voetgangerstunnel die de verbinding vormt tussen het Smaragdplein en de Carillonstraat. Daarom werd verbalisant [verbalisant 1] door zijn collega’s gevraagd deze tunnel te blokkeren, waarop hij naar deze tunnel is gereden en deze met zijn surveillancemotor heeft geblokkeerd. Nadat verbalisant [verbalisant 1] en zijn collega’s de verdachte hadden ingesloten, verzette deze zich hevig tegen zijn aanhouding. Op het moment dat er een transportboei was aangelegd bewoog de verdachte zich in een andere richting dan de richting waarin de verbalisanten hem wilden doen bewegen. Hij trachtte zich los te rukken en was met zijn armen om zich heen aan het bewegen. Teneinde het verzet te doen ophouden heeft verbalisant [verbalisant 1] de verdachte ten val gebracht, waarna de verdachte in de surveillanceauto kon worden geplaatst.
Het hof overweegt als volgt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een verbalisant die uitvoering geeft aan het verzoek van een collega om te ondersteunen bij de aanhouding van een verdachte, werkzaam is in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening zoals bedoeld in artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht. Van een verbalisant kan en mag niet worden verwacht dat hij op een dergelijk moment bij zijn collega navraagt of aan alle achterliggende formaliteiten voor de toepassing van het dwangmiddel van aanhouding is voldaan, bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden daargelaten. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn in deze zaak niet aangevoerd. Ook indien achteraf komt vast te staan dat er geen door de (hulp) officier van justitie gegeven bevel tot aanhouding is gegeven en er geen sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 54, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering en mitsdien de aanhouding van de verdachte mogelijk niet rechtmatig zou moeten worden geacht, brengt dit nog niet met zich mee dat de ambtenaar die aan een dergelijk verzoek tot assistentie gevolg heeft gegeven, op dat moment in beginsel niet heeft gehandeld in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening in de zin van artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 augustus 2018 te Amsterdam, zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [verbalisant 1], brigadier van politie Eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van hem, verdachte, door zich los proberen te rukken en te bewegen in een tegenovergestelde richting dan waarin voornoemde ambtenaar hem, verdachte, trachtte te bewegen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten Tact voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling/ verbetering van gronden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een politieambtenaar fysiek tegengewerkt bij zijn aanhouding. Hiermee heeft de verdachte het gezag van de politie ondermijnd.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin wordt voor een
first offender20 uur taakstraf genoemd.
Het hof heeft verder kennis genomen van de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 8 maart 2019, waarin wordt geadviseerd, indien de verdachte schuldig wordt bevonden, een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie Tact, op te leggen, zodat de verdachte kan werken aan zijn agressieregulatie.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 november 2019 is de verdachte niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie Tact, van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 180 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
leerstraf, te weten TACT Regulier,voor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. A.M. Kengen en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2019.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]