Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.H’LEM BOUW B.V.,
[appellant sub 2],
[geïntimeerde sub 1], in hoedanigheid van (voormalig) curator in het faillissement van H’lem Afbouw B.V. (destijds) gevestigd te Haarlem, kantoorhoudende te Haarlem,
[geïntimeerde sub 2], wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Ontvankelijkheid
3.Feiten
4.Beoordeling
kanworden aangewezen (vlg. Kamerstukken II, 1984/85, 17 725, nr. 7, p. 24) meebrengt dat de curator niet automatisch als bewaarder heeft te gelden, ook niet indien de curator in het faillissement met de vereffening is belast geweest. De curator is slechts bewaarder indien hij als zodanig door de kantonrechter op de voet van artikel 2:24 lid 2 BW is aangewezen in het geval een bewaarder ontbreekt en de laatste vereffenaar, waarmee blijkens de wetsgeschiedenis niet de curator wordt bedoeld, niet bereid is te bewaren.
of krachtensde statuten, dan wel door de algemene vergadering is aangewezen. Op grond van artikel 29 van de statuten geschiedt de (statutaire) vereffening door de bestuurders (in dit geval H’lem Bouw), tenzij de algemene vergadering anders bepaalt. In de aanwijzing van de bestuurder tot vereffenaar ligt besloten dat deze na afloop van de vereffening ook als bewaarder is aangewezen. De bewaring na afloop van de vereffening ligt immers in het verlengde van de vereffening zelf. Blijkens de stellingen van [appellanten] heeft de algemene vergadering niet anders bepaald en is H’lem Bouw bereid de boeken en papieren te bewaren. Aldus heeft krachtens artikel 29 van de statuten in samenhang met artikel 2:24 BW te gelden dat H’lem Bouw bewaarder is.