ECLI:NL:GHAMS:2019:4369
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van alimentatieverplichtingen na samenwoning
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatieverplichtingen van de man jegens de vrouw na de ontbinding van hun huwelijk. De vrouw was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2019, waarin was bepaald dat de alimentatieverplichting van de man met ingang van 1 augustus 2016 was geëindigd. De man had verzocht om de vrouw te veroordelen tot terugbetaling van de ontvangen alimentatie over de periode van 1 augustus 2016 tot de datum van de bestreden beschikking, alsook tot betaling van kosten die hij had gemaakt in verband met executiemaatregelen.
Het hof heeft vastgesteld dat partijen in 1994 zijn gehuwd en dat het huwelijk op 21 januari 2014 is ontbonden. De vrouw heeft betwist dat zij samenwoont met een nieuwe partner, [X], maar het hof oordeelde dat de man voldoende bewijs heeft geleverd van de samenwoning. Dit bewijs bestond uit sociale media berichten en observaties van een recherchebureau, waaruit bleek dat de vrouw en [X] een affectieve relatie van duurzame aard hebben en samenwonen. Het hof concludeerde dat de vrouw en [X] elkaar wederzijds verzorgen en een gemeenschappelijke huishouding voeren, wat volgens artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek leidt tot het einde van de alimentatieverplichting. De grieven van de vrouw werden verworpen en de bestreden beschikking werd bekrachtigd.