Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
on holdworden gezet.
3.Beoordeling
primairBoS veroordeelt om binnen zeven dagen na de datum van het te wijzen arrest met betrekking tot onderhavige portefeuille, provisieoverzichten vanaf 15 juli 2010 op te stellen en vervolgens aan SLP ter hand te stellen onder de bepaling dat, indien BoS in gebreke blijft te voldoen aan het hiervoor bepaalde, BoS voor elke dag of deel van een dag een direct opeisbare dwangsom verbeurt van € 5.000,-;
BoS veroordeelt om SLP tegen kwijting te betalen al hetgeen zij op grond van de hierboven vermelde provisieoverzichten aan SLP verschuldigd is, althans op een bedrag door het hof in goede justitie te begroten, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW (en subsidiair artikel 6:119 BW) vanaf iedere maand waarover BoS provisie aan SLP verschuldigd is, subsidiair vanaf 7 oktober 2015, meer subsidiair vanaf 24 juni 2016, en meer meer subsidiair vanaf de dag van de dagvaarding in eerste aanleg tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiairBoS veroordeelt om de als gevolg van de hierboven onder I. omschreven wanprestatie en/of onrechtmatig handelen en/of ongerechtvaardigde verrijking, door SLP geleden en/of nog te lijden schade, nader op te maken bij staat, te vergoeden, vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119a BW (en subsidiair art. 6:119 BW) vanaf iedere maand waarover BoS provisies aan SLP verschuldigd is, subsidiair vanaf 7 oktober 2015, meer subsidiair vanaf 24 juni 2016, en meer meer subsidiair vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
primair en subsidiairBoS veroordeelt om SLP tegen kwijting te betalen een bedrag van € 6.422,- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
De grieven 2 tot en met 7 lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Grief 8 is een zogenaamde veeggrief en behoeft geen afzonderlijke bespreking.
De overeenkomst van 13 oktober 2010 die SLP met de curatoren van Adviesplus heeft gesloten, is niet bij de memorie van grieven overgelegd. BoS heeft bij memorie van antwoord (onder 140) SLP verzocht de overeenkomst van 13 oktober 2010 in het geding te brengen. Dat heeft SLP ongeveer een jaar later gedaan (productie 79), twee weken voor het pleidooi in hoger beroep. Ter zitting heeft het hof SLP in verband met het aktevereiste van artikel 6:159 lid 1 BW gevraagd om concreet te maken wat volgens haar de overeenkomst van contractsoverneming is waarop zij haar vorderingen baseert: de overeenkomst van 15 juli 2010 of die van 13 oktober 2010, althans duidelijk te maken wat de verhouding is tussen deze twee overeenkomsten. SLP heeft vervolgens haar standpunt in die zin verduidelijkt dat de contractuele grondslag voor de contractsoverneming met de overeenkomst van 15 juli 2010 is gelegd. De curatoren van Adviesplus wilden niet onvoorwaardelijk erkennen dat met deze overeenkomst een contractsoverneming tot stand was gebracht. De discussie speelde onder andere of de opschortende voorwaarde van de instemming van de grootste aanbieders wel was vervuld en of die voorwaarde nog wel tijdens het faillissement vervuld kon worden. Uiteindelijk is de overeenkomst van 13 oktober 2010 met de curatoren gesloten. Daardoor zijn volgens SLP alle twijfels weggenomen of de contractsoverneming wel tot stand is gekomen. Ter zitting heeft SLP meegedeeld dat zij zich thans uitsluitend baseert op deze tweede overeenkomst van 13 oktober 2010. Daarmee is volgens haar de samenwerkingsovereenkomst tussen Adviesplus en BoS bij wijze van contractsoverneming door SLP overgenomen. Deze nadere invulling van haar standpunt door SLP leidt ertoe dat een deel van het verweer van BoS, dat onder andere ziet op het bestaan van de overeenkomst van 15 juli 2010, de geldigheid en de inhoud daarvan, niet hoeft te worden besproken.
Bijlage Igenoemde aanbieders (de “Schade Leven Aanbieders”) en Adviesplus (de “Schade Leven Portefeuilles”)”.
Verder heeft de overeenkomst van 13 oktober 2010 blijkens de bewoordingen daarvan niet de inhoud en strekking van een akte als bedoeld in artikel 6:159 lid 1 BW, in die zin dat door de curatoren namens de boedel een overeenkomst tot contractsoverneming met SLP is gesloten. In de overeenkomst van 13 oktober 2010 wordt slechts geconstateerd dat Adviesplus op 15 juli 2010 met SLP een overeenkomst tot contractsoverneming heeft gesloten met betrekking tot de Schade Leven Portefeuille (en dus niet de “BOS portefeuille”). Met de overeenkomst van 13 oktober 2010 hebben curatoren zich uitsluitend verbonden hun medewerking aan die overdracht te zullen verlenen. Op grond van de tekst daarvan kan niet worden vastgesteld dat de overeenkomst van 13 oktober 2010 zelf een overeenkomst tot contractsoverneming inhoudt. Bovendien valt daarin, als gezegd, hoe dan ook niet te lezen dat de “BOS portefeuille” (te weten: de samenwerkingsovereenkomst tussen Adviesplus en BoS) door de curatoren aan SLP is overgedragen.