Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
Beoordeling van het geschil
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 november 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 17 augustus 2018. De zaak betreft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.507 had vastgesteld. Na bezwaar werd deze aanslag verminderd tot € 9.098, maar belanghebbende stelde beroep in tegen deze uitspraak. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en verlaagde de aanslag verder tot € 8.958, waarbij de inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
In hoger beroep was het geschil voornamelijk gericht op de aftrekbaarheid van specifieke zorgkosten, met name de dieetkosten van de zoon van belanghebbende. De inspecteur had de aftrek van deze kosten betwist, omdat de dieetverklaring niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het Hof oordeelde dat de dieetkosten van de zoon, ter hoogte van € 250, aftrekbaar waren, wat leidde tot een verlaging van het belastbaar inkomen tot € 8.608. Het Hof oordeelde echter dat belanghebbende geen recht had op een proceskostenvergoeding, omdat de noodzaak tot hoger beroep voortvloeide uit de handelwijze van belanghebbende zelf. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, behoudens de vergoeding van kosten en het griffierecht, en de aanslag werd verminderd.