ECLI:NL:GHAMS:2019:4195

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
26 november 2019
Zaaknummer
23-002457-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling van een motorfiets

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2003, was beschuldigd van opzetheling van een motorfiets, merk BMW, type F 650 GS, die tussen 29 maart en 2 april 2019 in Amsterdam was gestolen. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen en op basis van de beschikbare bewijsstukken vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de motor. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De verdachte had samen met een ander de motor voorhanden gehad, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de kinderrechter vernietigd en een werkstraf van 40 uren opgelegd, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en onderwijs. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij het hof rekening hield met de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming over de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002457-19
datum uitspraak: 26 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-078432-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij in/op of omstreeks de periode van 29 maart 2019 tot en met 02 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (1) motor (merk BMW, type F 650 GS; kenteken [kenteken 1]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat / die weg te nemen, eerdergenoemde motor (merk BMW) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
subsidiair:
hij in/op of omstreeks de periode van 29 maart 2019 tot en met 02 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een motor, (merk BMW, type F 650 GS, kenteken [kenteken 1]) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte ook moet worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van de motor. In de kern komt het verweer van de raadsman hierop neer dat de verdachte niet een van de personen is die staan afgebeeld op een foto waarop twee personen de bewuste motor aan het voortduwen zijn (pagina 42 van het politiedossier). Nu ook voor het overige het bewijs in het dossier ontbreekt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van deze motor, dient hij hiervan vrijgesproken te worden.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op basis van de stukken in het dossier stelt het hof het volgende vast. De anonieme melder heeft twee personen met de gestolen motor van aangever zien lopen. Deze melder heeft de signalementen van deze twee personen aan de politie doorgegeven. Bij het zien van politie in uniform, zag de melder dat de personen wegreden op een snorfiets met kenteken [kenteken 2]. Deze snorfiets bleek bij navraag op naam van [medeverdachte] te staan. De verbalisanten zijn vervolgens naar het huis van [medeverdachte] gereden. Aldaar zien zij de verdachte als bestuurder met een ander achterop de snorfiets met kenteken [kenteken 2] wegrijden.
Blijkens de tijdsindicatie op de screenshot van de camerabeelden die een buurtbewoner met WhatsApp heeft gemaakt, zien de verbalisanten dat twee personen de bewuste motor om 13:24 uur voortduwen. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen krijgen de verbalisanten de melding door om 13:25 uur. Zij zijn hierna direct naar het huis van [medeverdachte] gereden. Tussen het tijdstip waarop de personen de motor voortduwen en het moment dat de verbalisanten de verdachte op de hiervoor genoemde snorfiets weg zien rijden, zit derhalve een korte tijdspanne.
De melder heeft bovendien een beschrijving van de kleding van de twee daders gegeven. De kleding van de verdachte is na zijn aanhouding gefotografeerd. De kleding die de verdachte droeg ten tijde van de aanhouding past binnen de omschrijving die de melder van de kleding van de daders heeft gegeven.
Gelet op het feit dat de verdachte kort na het ten laste gelegde feit op dezelfde snorfiets rijdt als de personen die daarvoor de gestolen motor hebben voortgeduwd en gelet op het feit dat de kleding die de verdachte bij zijn aanhouding droeg, past binnen de omschrijving die de melder heeft gegeven van de kleding van een van de daders, oordeelt het hof dat het niet anders kan dan dat het de verdachte is geweest die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan heling van de motor.
Het hof stelt op basis van de stukken in het dossier voorts vast dat in het slot van de motor geen sleutel is aangetroffen. Ook bleek het stuurslot van de motor verbroken. Nu verdachte samen met een ander de motor heeft voortgeduwd en hierbij goed zicht had op het stuur moet hij, aldus het hof, gezien hebben dat het stuurslot verbroken was, in elk geval dat in dit stuurslot zich geen sleutel bevond. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep geen verklaring afgelegd waaruit blijkt dat de verdachte niet wist dat de motor gestolen was.
Op basis van het voorgaande, ook in onderling samenhang en (tijds)verband bezien, verwerpt het hof het verweer van de raadsman en acht bewezen dat het de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de motor.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 april 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een goed, te weten een motor, merk BMW, type F 650 GS, kenteken [kenteken 1] heeft voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. De kinderrechter heeft bovendien bijzondere voorwaarden opgelegd, inhoudende een verplichting mee te werken met begeleiding van een IFA-coach of Terminal 18 en een verplichting onderwijs en stage te volgen volgens het rooster.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft ook gevorderd dat bijzondere voorwaarden worden opgelegd, inhoudende een verplichting mee te werken met begeleiding van een IFA-coach, een verplichting onderwijs en stage te volgen volgens het rooster en een verplichting mee te werken aan hulpverlening vanuit de Bascule.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan heling van een motor, terwijl zij wisten dat deze motor van misdrijf afkomstig was. De diefstal die aan deze heling voorafging, heeft inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar en heeft de eigenaar overlast bezorgd. Door aldus te handelen heeft de verdachte in een afzetmarkt voor deze gestolen goederen voorzien en indirect van het misdrijf van een ander geprofiteerd.
De zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat de Raad zich zorgen maakt over verschillende factoren in het leven van de verdachte. De Raad adviseert daarom de verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Tevens wordt geadviseerd daarbij bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een verplichting mee te werken aan begeleiding van een Intensieve Forensische Aanpak-coach (IFA), een verplichting onderwijs te volgen volgens het rooster en een verplichting mee te werken aan hulpverlening vanuit de Bascule. Het hof onderschrijft de conclusies van de Raad en neemt deze over. Het hof zal het advies van de Raad dan ook volgen, met uitzondering van het opleggen van de bijzondere voorwaarde die ziet op de hulpverlening vanuit de Bascule. De Raad heeft de noodzaak van deze bijzondere voorwaarde onvoldoende onderbouwd, nu onvoldoende duidelijk is geworden waarom de hulpverlening vanuit de Bascule ook in een strafrechtelijk kader van belang is.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
20 (twintig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde datde veroordeelde meewerkt met de begeleiding van een IFA-coach.
Stelt als bijzondere voorwaarde datde veroordeelde onderwijs volgens het schoolrooster en de daarbij horende stages zal volgen gedurende de volledige proeftijd van 2 (twee) jaren.
Geeft opdracht aan het Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. A.M. Kengen en mr. A.R.O Mooy, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 november 2019.
=========================================================================
[…]