ECLI:NL:GHAMS:2019:4126

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
200.244.254/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens non-conformiteit van gekochte goederen en de toepassing van het Weens Koopverdrag

In deze zaak gaat het om een vordering tot schadevergoeding wegens non-conformiteit van gekochte goederen, specifiek majoraan, die door de vennootschap Werner & Co. Gewürze GmbH is aangeschaft van [X] & Zoon B.V. De appellanten, Werner en Generali Versicherungen AG, zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had de vordering van Werner c.s. afgewezen, omdat zij van mening was dat Werner niet binnen een redelijke termijn had geklaagd over de kwaliteit van de geleverde goederen, zoals vereist door het Weens Koopverdrag. De feiten van de zaak zijn als volgt: Werner heeft in 2016 en 2017 meerdere bestellingen geplaatst bij [X], waarbij de geleverde majoraan op 21 februari 2017 werd gecontroleerd en goedgekeurd. Na verwerking van de majoraan door Werner en doorlevering aan Wiesenhof, werd er metaal aangetroffen in het eindproduct, wat leidde tot aansprakelijkheid van Werner door Wiesenhof. Werner heeft vervolgens [X] aansprakelijk gesteld voor de schade. Het hof heeft geoordeeld dat de clausule in de productspecificatie, die stelt dat de kwaliteit van de goederen als aanvaard wordt beschouwd na be- of verwerking, deel uitmaakt van de overeenkomst. Hierdoor kon Werner zich niet meer beroepen op de gebrekkigheid van de geleverde goederen, omdat zij niet tijdig had geklaagd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Werner c.s. af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.244.254/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/264257/HA ZA 17-679
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 november 2019
inzake
1. de vennootschap naar buitenlands recht
WERNER & CO. GEWÜRZE GMBH,
gevestigd te Gelsenkirchen, Duitsland,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
GENERALI VERSICHERUNGEN AG,
gevestigd te München, Duitsland,
appellanten,
advocaat: mr. J.B.Th. van 't Grunewold te Roermond,
tegen
[X] & ZOON B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. van Tuijl te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Werner, Generali en [X] genoemd. Gezamenlijk worden Werner en Generali hierna Werner c.s. genoemd.
Werner c.s. zijn bij dagvaarding van 19 juli 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 mei 2018, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Werner c.s. als eiseressen en [X] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens akte houdende vermeerdering van eis, met producties;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 10 september 2019 doen bepleiten, Werner c.s. door mr. Van ’t Grunewold voornoemd en [X] door mr. M.H. Louws, advocaat te Rotterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Ten slotte is arrest gevraagd.
Werner c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog hun vorderingen, zoals gewijzigd in hoger beroep, zal toewijzen, met veroordeling van [X] tot terugbetaling aan Generali van de proceskosten die Generali op grond van het bestreden vonnis aan [X] heeft betaald, met rente, en met beslissing over de proceskosten met nakosten.
[X] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.16 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
Werner houdt zich bezig met de verwerking van ruwe kruiden, specerijen en specerijextracten, het mengen daarvan en de bewerking daarvan, alsmede de handel in deze producten.
2.2.
Generali is de bedrijfsschadeassuradeur van Werner.
2.3.
[X] is een importeur van en handelaar in kruiden, zaden, specerijen en gedroogde groenten.
2.4.
Werner en [X] doen sinds februari 2016 zaken met elkaar. Werner heeft van februari 2016 tot 2017 meerdere keren bij [X] per e-mail of telefonisch producten, waaronder gedroogde majoraan, besteld. [X] importeert de majoraan uit Egypte.
2.5.
Bij e-mailbericht van 19 februari 2016 heeft [X] op verzoek van Werner aan Werner een productspecificatie van de majoraan toegezonden. Hierop staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)Product descriptionDried leaves of Majorana hortensisProcess descripionMarjoram is harvested and leaves are sundried. After sun drying,leaves are collected and separated. Leaves are sieved, cut, graded andpacked.(…)Hazard; standard and toleranceCategory Critical contaminant Tolerance(…)Physical
Glass, parts of metal Absent (0%)Foreign material Max. 1%(…)If the goods or any part thereof supplied under the contract are processed, altered or tampered with in any way by the buyer, receiver of the goods or any other person, or if the goods have been sold or delivered to a third party, the quality of the goods shall be deemed to be accepted by the buyer.Date: February 2016”
2.6.
Bij e-mailbericht van 1 februari 2017 heeft Werner een offerte bij [X] aangevraagd voor onder meer 2.000 kg majoraan. [X] heeft hierop gereageerd en op verzoek van Werner op 2 februari 2017 een monster van de majoraan toegestuurd.
2.7.
Bij e-mailbericht van 15 februari 2017 heeft Werner bij [X] een bestelling geplaatst voor 1.000 kg majoraan. Op 21 februari 2017 heeft [X] deze hoeveelheid in 50 zakken van ieder 20 kg bij Werner laten leveren.
2.8.
Werner heeft de geleverde partij op 21 februari 2017 “op zicht en sensorisch” gecontroleerd en geen gebreken vastgesteld. [X] heeft op 22 februari 2017 een factuur van € 1.950 voor de levering gestuurd, die Werner op 13 april 2017 heeft betaald.
2.9.
Werner heeft een deel van de geleverde partij majoraan op 22 februari 2017 omgepakt in kleinere verpakkingen van 1,5 kg met gebruikmaking van een verticale verpakkingsstraat. Het begin daarvan wordt gevormd door een trechter, waarin de majoraan als los product wordt gestort, vervolgens naar beneden valt, daarbij een metaaldetector passeert en uiteindelijk (automatisch) in de nieuwe verpakking wordt verpakt. Werner heeft de aldus omgepakte majoraan doorverkocht en geleverd aan Wiesenhof Geflügelwurst GmbH & Co. KG in Rietberg, Duitsland (hierna: Wiesenhof), die op 16 februari 2017 een spoedbestelling bij Werner had gedaan. De levering vond plaats op 23 februari 2017 (140 stuks) en op 9 maart 2017 (80 stuks).
2.10.
Wiesenhof heeft begin maart 2017 aan Werner gemeld dat na de verwerking van de majoraan in een hoeveelheid worst bij de eindcontrole van de worst metaal is ontdekt en dat dit – na detectie van alle ingrediënten van de worst – afkomstig blijkt te zijn van de op 23 februari 2017 geleverde majoraan. Wiesenhof heeft Werner hiervoor aansprakelijk gesteld.
2.11.
Op 10 maart 2017 heeft Werner aan [X] gemeld dat metaal in het eindproduct van Wiesenhof is gevonden en dat daarna door haarzelf met een horizontale magneet is vastgesteld dat zich metaaldelen met een lengte tot circa 5 millimeter in de door [X] geleverde majoraan bevinden.
2.12.
Vervolgens is hierover tussen Werner en [X] gecorrespondeerd.
2.13.
Op 22 maart 2017 heeft Wiesenhof aan Werner een opstelling toegestuurd van de door haar geleden schade. Wiesenhof heeft een schadebedrag van € 198.209,36 berekend vanwege het niet vrijgeven van de betreffende hoeveelheid worst voor verkoop en de afvoer daarvan door de afdeling ‘
Veterinärwesen und Lebensmittelüberwachung’ van de Kreis Gütersloh, zijnde de plaatselijke autoriteit op het gebied van voedselveiligheid. Werner heeft [X] voor deze schade aansprakelijk gesteld.
2.14.
Bij e-mailbericht van 14 april 2017 heeft [X] aansprakelijkheid van de hand gewezen. [X] heeft, voor zover van belang, aan Werner het volgende geschreven:

Erstens gibt es kein endgültiges Beweis dass der Stück Metall aus der Majoram kam. Zweitens verweisen wir nach unsere Verkaufs- und Lieferbedingungen: wir lehnen jeder Haftbarkeit NACH Bearbeitung bei den Kunden ab. Auch lehnen wir Kosten von Lagerung ab.
2.15.
Werner heeft vervolgens Generali ingeschakeld, die op 9 juni 2017 een bedrag van € 170.000, op 14 december 2017 een bedrag van € 6.056,60 en op 5 juni 2018 een bedrag van € 12.841,86 aan Wiesenhof heeft betaald.
2.16.
Bij brief van 29 augustus 2017 heeft Werner c.s. [X] tevergeefs gesommeerd om de gestelde schade van Werner (teruggave van de koopprijs) en Generali (betaalde verzekeringspenningen) te voldoen.

3.Beoordeling

3.1.
Werner c.s. stellen zich op het standpunt dat [X] aan Werner majoraan heeft geleverd die niet beantwoordt aan de tussen hen gesloten koopovereenkomst. Volgens Werner c.s. bevonden zich metaaldeeltjes in de majoraan, terwijl [X] de afwezigheid daarvan had gegarandeerd in zijn productspecificatie. Werner c.s. vorderen in deze procedure, na ontbinding van de koopovereenkomst, schadevergoeding, bestaande uit de door Werner aan [X] betaalde koopsom van € 1.950 en de door Generali aan Wiesenhof ten titel van schadevergoeding betaalde bedragen.
3.2.
De rechtbank heeft de vordering van Werner c.s. afgewezen. De rechtbank heeft daarbij in het midden gelaten of de geleverde majoraan aan de overeenkomst beantwoordt. Zij heeft, veronderstellenderwijs aannemend dat zich metaaldeeltjes in de geleverde majoraan bevonden, geoordeeld dat Werner daarover niet heeft geklaagd binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 39 lid 1 Weens Koopverdrag bij [X] , zodat Werner het recht heeft verloren om zich erop te beroepen dat de geleverde majoraan niet aan de overeenkomst beantwoordt. Naar het oordeel van de rechtbank is de redelijke termijn als bedoeld in dat artikel gaan lopen op 22 februari 2017 omdat Werner, als zij de keuring had uitgevoerd die artikel 38 Weens Koopverdrag van haar verlangt, de (gestelde) aanwezigheid van metaaldeeltjes toen had behoren te ontdekken. De klacht die Werner op 10 maart 2017 bij [X] heeft ingediend is volgens de rechtbank niet binnen een redelijke termijn na 22 februari 2017 ingediend.
3.3.
Tegen het aldus gemotiveerde oordeel van de rechtbank komen Werner c.s. met twee grieven op. Daarnaast hebben Werner c.s. hun eis in hoger beroep vermeerderd. Generali heeft, na de laatste betaling op 5 juni 2018 (zie in 2.15, hiervoor), in totaal € 188.898,46 aan Wiesenhof betaald. Werner c.s. vorderen thans betaling door [X] van € 1.950 (de aan [X] betaalde koopsom) plus genoemd bedrag van € 188.898,46, beide bedragen te vermeerderen met wettelijke rente.
3.4.
Indien de grieven van Werner c.s. doel treffen, zal het hof op grond van de devolutieve werking van het appel alsnog de overige verweren die [X] in eerste aanleg tegen de vordering van Werner c.s. heeft aangevoerd, moeten beoordelen. Het hof ziet aanleiding om met dit laatste te beginnen.
3.5.
Met de rechtbank gaat het hof ervan uit dat op de rechtsverhouding tussen partijen het Weens Koopverdrag van toepassing is en, bij afwezigheid van een regeling in dit verdrag, Nederlands recht. Tegen dit oordeel van de rechtbank hebben Werner c.s. geen grieven gericht.
3.6.
[X] heeft zich in eerste aanleg – onder meer – op het standpunt gesteld dat, ook als de door haar geleverde majoraan niet aan de overeenkomst zou beantwoorden (wat zij betwist), Werner (of Generali als gesubrogeerd verzekeraar) zich daarop niet meer kan beroepen omdat partijen zijn overeengekomen dat de kwaliteit van de geleverde goederen geacht moet worden te zijn aanvaard na be- of verwerking van de goederen of na (door)levering daarvan aan derden. [X] verwijst hierbij naar de clausule onderaan de productspecificatie die zij op 19 februari 2016 aan Werner heeft gezonden (aangehaald in 2.5, hiervoor). Na het ompakken van de majoraan bij Werner, de doorlevering aan Wiesenhof en de verwerking van de majoraan bij Wiesenhof, heeft de kwaliteit van de geleverde majoraan dus als aanvaard te gelden, zo stelt [X] , en kan Werner zich niet meer op een gebrek in de kwaliteit beroepen.
3.7.
Werner c.s. betwisten dat de bewuste clausule op de productspecificatie tussen partijen is overeengekomen. Zij stellen daartoe dat het een productspecificatie betreft, geen contractstuk en dat het stuk is verstrekt nadat Werner had gevraagd om een specificatie en analysecertificaten van de majoraan. Subsidiair betogen Werner c.s. dat het beroep van [X] op de clausule “in strijd [is] met de eisen van redelijkheid en billijkheid en voor Werner (en in het verlengde daarvan voor Generali) onaanvaardbaar”. Door de wijze waarop de clausule is geformuleerd en in de stukken opgenomen – in een productspecificatie en niet in de contractstukken – behoefde Werner op de werking van die clausule niet bedacht te zijn. Werner c.s. betwisten tot slot dat Werner de majoraan heeft bewerkt. Zij heeft deze alleen maar opnieuw verpakt. De situatie als beschreven in de clausule doet zich volgens Werner c.s. dus niet voor.
3.8.
Tussen partijen staat vast dat [X] slechts eenmaal, ongeveer een jaar voor de bestelling waarop deze procedure betrekking heeft, een productspecificatie voor majoraan aan Werner heeft verstrekt. Het betreft een enkele bladzijde (A4-formaat) met daarop de eigenschappen van de door haar leverbare majoraan. Naast de afwezigheid van glas en metaaldelen in het product wordt daarin onder meer ook de afwezigheid van ongedierte en insecten (“
vermin, insects”) vermeld en wordt de chemische en microbiologische kwaliteit gespecificeerd (o.m. specificaties voor E-coli en salmonella). Uit de stellingen van Werner volgt dat zij haar verwachtingen omtrent de kwaliteit van de majoraan voor de hier aan de orde zijnde bestelling ook op die specificatie heeft gebaseerd. Werner heeft bij pleidooi in hoger beroep gepreciseerd dat de eigenschappen van de te leveren majoraan uit de productspecificatie wel deel van de overeenkomst tussen partijen zijn gaan uitmaken, maar de bewuste clausule niet. Zij heeft daartoe aangevoerd dat Werner slechts om een productspecificatie had gevraagd en zij het ontvangen document ook slechts als zodanig heeft beschouwd. Met [X] ziet het hof echter een nauwe samenhang tussen de eigenschappen als vermeld in de productspecificatie, die tezamen de kwaliteit bepalen die Werner mocht verwachten, en de bepaling dat de kwaliteit als aanvaard geldt na be- of verwerking van de goederen of na doorlevering aan derden. Die bepaling vormt een belangrijke beperking op de garantie ten aanzien van de kwaliteit als vermeld en gespecificeerd in de productspecificatie. De bepaling staat op dezelfde pagina als de producteigenschappen en Werner heeft bovendien onvoldoende gemotiveerd weersproken dat het een gebruikelijke bepaling betreft, althans een bepaling waarop Werner bedacht kon zijn. Bij dit laatste acht het hof van belang dat de Hygiëneverordening (EG) nr. 852/2004 Werner als levensmiddelenbedrijf (verwerker van de majoraan) verplicht tot het verrichten van een ingangscontrole op de majoraan. Bij naleving van die verplichting zullen gebreken in de kwaliteit van hetgeen [X] heeft geleverd bij Werner in het algemeen aan het licht komen voor be- of verwerking dan wel doorlevering daarvan, terwijl de kwaliteit door de be- of verwerking dan wel doorlevering in negatieve zin kan worden beïnvloed, althans mogelijkerwijs niet meer goed is vast te stellen. Werner heeft in het licht van een en ander redelijkerwijs moeten begrijpen dat zij, door het doen van bestellingen voor majoraan, steeds de productspecificatie accepteerde, inclusief de bewuste clausule en [X] mocht er op haar beurt op vertrouwen dat Werner dit zou begrijpen. De bewuste clausule maakt dus, beoordeeld naar artikel 8 van het Weens Koopverdrag, deel uit van de overeenkomst tussen partijen.
3.9.
Niet in geschil is dat Werner eerst heeft geklaagd over de kwaliteit van de geleverde majoraan nadat zij een deel daarvan in een andere verpakking had gedaan, had doorgeleverd aan Wiesenhof en verwerking daarvan door Wiesenhof in worsten had plaatsgevonden. Werner c.s. hebben niet, althans niet voldoende gemotiveerd betwist dat de bewuste clausule meebrengt dat Werner zich jegens [X] niet meer op de gebrekkigheid van de geleverde majoraan kon beroepen nadat deze (althans een deel daarvan) was doorgeleverd aan Wiesenhof en/of door Wiesenhof verwerkt. Werner had op 10 maart 2017, toen zij voor het eerst bij [X] klaagde over de kwaliteit van de geleverde majoraan, daartoe dus niet meer het recht. Er is geen reden om anders te oordelen voor het deel van de majoraan dat toen nog niet was be- of verwerkt of doorgeleverd. Het had in het licht van het betoog van [X] (conclusie van antwoord, nr. 89 en 94) en de tekst van de clausule in kwestie (“
or any part thereof”) op de weg van Werner gelegen om te betogen zij op 10 maart 2017 in ieder geval nog het recht had om te klagen over de kwaliteit van de majoraan die nog niet aan Wiesenhof was doorgeleverd. Een betoog van die strekking ontbreekt echter.
3.10.
Dat de redelijkheid en billijkheid zich verzetten tegen het beroep op de clausule uit de productspecificatie, hebben Werner c.s. niet voldoende toegelicht. In het Weens Koopverdrag komt aan de redelijkheid en billijkheid een bescheiden rol toe. Voor zover in aanvulling op het Weens Koopverdrag al een rol zou zijn weggelegd voor de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 lid 2 BW en Werner c.s. zich op deze bepaling van Nederlands recht beogen te beroepen, heeft te gelden dat onvoldoende feiten en omstandigheden zijn aangevoerd voor toepasselijkheid daarvan. Dit geldt te meer in het licht van hetgeen hiervoor, in 3.8, over de Hygiëneverordening is opgemerkt.
3.11.
De grieven behoeven bij deze stand van zaken geen bespreking meer. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Hetgeen appellanten in hoger beroep meer of anders gevorderd hebben dan in eerste aanleg, zal worden afgewezen. Werner c.s. zullen als in het ongelijk gestelde partijen worden verwezen in de kosten van het geding in appel met nakosten en rente, als hierna vermeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Werner c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 5.270 aan verschotten en € 11.757 voor salaris en op € 157 voor nasalaris, te vermeerderen met € 82 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, mr. J.F. Aalders en mr. J.M. de Jongh en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 november 2019.