ECLI:NL:GHAMS:2019:4113

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
15-231358-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van recidivegevaar en voorlopige hechtenis in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 9 oktober 2019. De verdachte, geboren in 1999 en thans verblijvende in het huis van bewaring Detentiecentrum Schiphol, had hoger beroep ingesteld tegen het bevel tot zijn gevangenhouding en de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. N. Hendriksen, gehoord.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep in grote lijnen bevestigd, met uitzondering van de grond van collusiegevaar, die is komen te vervallen. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die zich gedurende langere tijd en op grote schaal heeft beziggehouden met de handel in verdovende middelen. Er zijn aanwijzingen dat hij zich beroepsmatig met deze handel bezighoudt en er is geen legale inkomstenbron aangetoond. Dit leidt het hof tot de conclusie dat er gevaar voor recidive aanwezig is.

De raadsman heeft verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis, maar het hof oordeelt dat er geen concreet plan van aanpak met de reclassering is, waardoor het recidivegevaar niet voldoende kan worden ingeperkt. Het hof heeft de termijn van het bevel gevangenhouding van 90 dagen niet beperkt en heeft de raadsman de mogelijkheid gegeven om na ontvangst van het reclasseringsrapport opnieuw een verzoek tot schorsing in te dienen. Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen.

Uitspraak

15-231358-19
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 9 oktober 2019, houdende bevel tot zijn gevangenhouding en afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 10 oktober 2019, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. N. Hendriksen

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, met uitzondering van het aannemen van de grond collusiegevaar. Deze komt te vervallen.
Wat betreft de ernstige bezwaren sluit het hof zich aan bij de overweging op dit punt van de rechtbank en neemt deze over.
Met de rechter-commissaris is het hof van oordeel dat er aanwijzingen zijn dat verdachte zich gedurende langere tijd en op grote schaal heeft beziggehouden met de handel in verdovende middelen en de indruk bestaat dat hij zich daarmee beroepsmatig bezighoudt. Niet is gebleken van een legale inkomstenbron. Onder die omstandigheden acht het hof gevaar voor recidive aanwezig.
Het hof is van oordeel dat een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv zich thans niet voordoet.
In hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding om de termijn van het bevel gevangenhouding van 90 dagen te beperken.
Met betrekking tot het door de verdachte gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis overweegt het hof dat nu er geen concreet met de reclassering afgestemd plan van aanpak voorhanden is, onvoldoende beoordeeld kan worden of het recidivegevaar met het stellen van schorsingsvoorwaarden voldoende kan worden ingeperkt. Het staat de raadsman vrij om na ontvangst van het nog op te maken reclasseringsrapport alsnog een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis in te dienen.
15-231358-19

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven op 30 oktober 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en D.J.P. van Barneveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 30 oktober 2019,
de advocaat-generaal