ECLI:NL:GHAMS:2019:4112
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Geen noodzaak voor automatisch herleven voorlopige hechtenis na afloop van Rechterlijke Machtiging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2019. De rechtbank had de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep is ingesteld, en heeft de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis bestudeerd. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. J. Zaim, gehoord.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is van mening dat er geen noodzaak is om de voorlopige hechtenis van de verdachte automatisch te laten herleven na afloop van de Rechterlijke Machtiging. Het hof is van oordeel dat, wanneer er geen ruimte is voor een civielrechtelijke gedwongen opname, er vanuit mag worden gegaan dat het geestelijk welzijn van de verdachte in orde is. Het hof heeft vertrouwen in de verdachte, mits hij zich laat behandelen voor zijn geestelijke problemen en de voorgeschreven medicatie trouw inneemt. In plaats van herleving van de voorlopige hechtenis, kan volstaan worden met toezicht door de reclassering.
De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de bestreden beschikking wordt afgewezen, voor zover dit aan het oordeel van het hof is onderworpen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.