ECLI:NL:GHAMS:2019:4112

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
13-233421-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen noodzaak voor automatisch herleven voorlopige hechtenis na afloop van Rechterlijke Machtiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2019. De rechtbank had de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep is ingesteld, en heeft de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis bestudeerd. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. J. Zaim, gehoord.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is van mening dat er geen noodzaak is om de voorlopige hechtenis van de verdachte automatisch te laten herleven na afloop van de Rechterlijke Machtiging. Het hof is van oordeel dat, wanneer er geen ruimte is voor een civielrechtelijke gedwongen opname, er vanuit mag worden gegaan dat het geestelijk welzijn van de verdachte in orde is. Het hof heeft vertrouwen in de verdachte, mits hij zich laat behandelen voor zijn geestelijke problemen en de voorgeschreven medicatie trouw inneemt. In plaats van herleving van de voorlopige hechtenis, kan volstaan worden met toezicht door de reclassering.

De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de bestreden beschikking wordt afgewezen, voor zover dit aan het oordeel van het hof is onderworpen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

13-233421-19
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep van de officier van justitie in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedatum] 1973,
wonende te [adres],
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2019, voor zover houdende schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte voornoemd.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2019, waarbij door de officier van justitie hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. J. Zaim.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met dien verstande dat het hof ook ernstige bezwaren aanneemt voor het subsidiair op de vordering inbewaringstelling vermelde feit: poging tot zware mishandeling.
Het hof ziet geen noodzaak om te bepalen dat de voorlopige hechtenis zal herleven op het moment dat de verdachte niet langer op een civielrechtelijke titel gedwongen is opgenomen. Wanneer er geen ruimte is voor het verlenen van een dergelijke titel, mag er immers vanuit gegaan worden dat het in geestelijk opzicht goed gaat met de verdachte.
Het hof heeft er vertrouwen in dat de verdachte zich zal onthouden van het plegen van strafbare feiten, als hij zich adequaat laat behandelen voor zijn geestelijke problemen en de hem voorgeschreven medicatie trouw inneemt. In die situatie kan worden volstaan met een toezicht door de reclassering zoals dat nu loopt.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven op 30 oktober 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma , voorzitter,
mrs. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en D.J.P. van Barneveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 30 oktober 2019,
de advocaat-generaal