ECLI:NL:GHAMS:2019:4111

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
15-231955-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van verdovende middelen via Schiphol en de beoordeling van recidivegevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 9 oktober 2019, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, geboren in Saint-Kitts en Nevis in 1971, verblijft in het huis van bewaring Detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is van mening dat de grond van vluchtgevaar komt te vervallen. Het hof benadrukt dat het invoeren van harddrugs via een internationale luchthaven in Nederland de rechtsorde schokt. De ernst van de verdenking en de geraffineerde wijze waarop de drugs waren verstopt, leiden tot de conclusie dat de vrijlating van de verdachte maatschappelijke onrust zou veroorzaken. De verdachte heeft in het verleden al aanzienlijke gevangenisstraffen gekregen voor het handelen in strijd met de Opiumwet, wat het gevaar voor recidive vergroot.

Het hof overweegt dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte en dat er geen bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. Daarom wijst het hof zowel het beroep tegen de beschikking als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

15-231955-19
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Saint-Kitts en Nevis) op [geboortedatum] 1971,
postadres: [adres] ,
thans verblijvende in het huis van bewaring Detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 9 oktober 2019, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 10 oktober 2019, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. K.H.T. van Gijssel.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsman namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met uitzondering van het aannemen van de grond vluchtgevaar, deze komt te vervallen.
Het hof stelt voorop dat het via een internationale luchthaven invoeren in Nederland van harddrugs in beginsel een feit is dat de rechtsorde schokt. De maatschappij-ontwrichtende werking van de handel in drugs en de winsten die daarmee op grote schaal worden gemaakt, zijn zaken die in het huidige tijdsgewricht bij herhaling in de media aan de orde worden gesteld. Daarbij komt het gevaar van het gebruik van drugs voor de volksgezondheid. Gelet op de ernst en aard van de verdenking alsook de geraffineerde wijze waarop de drugs verstopt waren is het hof van oordeel dat er ook nu nog sprake is van een geschokte rechtsorde, in die zin dat aannemelijk is dat de vrijlating van de verdachte een zodanig publiek onbehagen teweeg zal brengen dat dit zou leiden tot maatschappelijke onrust.
De verdachte is in het verleden tot gevangenisstraffen van aanzienlijke duur veroordeeld voor het handelen in strijd met de Opiumwet en heeft gehandeld uit financiële motieven. Om die redenen acht het hof gevaar voor recidive aanwezig.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat er sprake is van ernstige bezwaren ter zake van een zeer ernstig feit en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken. Om die reden zal het hof het verzoek van de verdachte afwijzen.
15-231955-19

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 30 oktober 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en D.J.P. van Barneveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 30 oktober 2019,
de advocaat-generaal