ECLI:NL:GHAMS:2019:4111
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Invoer van verdovende middelen via Schiphol en de beoordeling van recidivegevaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 9 oktober 2019, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, geboren in Saint-Kitts en Nevis in 1971, verblijft in het huis van bewaring Detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is van mening dat de grond van vluchtgevaar komt te vervallen. Het hof benadrukt dat het invoeren van harddrugs via een internationale luchthaven in Nederland de rechtsorde schokt. De ernst van de verdenking en de geraffineerde wijze waarop de drugs waren verstopt, leiden tot de conclusie dat de vrijlating van de verdachte maatschappelijke onrust zou veroorzaken. De verdachte heeft in het verleden al aanzienlijke gevangenisstraffen gekregen voor het handelen in strijd met de Opiumwet, wat het gevaar voor recidive vergroot.
Het hof overweegt dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte en dat er geen bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. Daarom wijst het hof zowel het beroep tegen de beschikking als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.