ECLI:NL:GHAMS:2019:4109

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
200.259.619/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep tegen beslissing notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer

In deze zaak heeft klager op 16 mei 2019 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch, die op 15 april 2019 de klacht van klager tegen de notaris niet-ontvankelijk verklaarde voor onderdelen 1 en 2, en ongegrond voor de onderdelen 3, 4, 5 en 6. Klager heeft op 1 juli 2019 een aanvullend beroepschrift ingediend, waarop de notaris op 30 juli 2019 een verweerschrift heeft ingediend. Beide partijen hebben aangegeven niet ter zitting te verschijnen, waarna het hof de zaak op 24 oktober 2019 in raadkamer heeft behandeld. De uitspraak is op 19 november 2019 gedaan.

Het hof heeft vastgesteld dat klager de beroepstermijn van dertig dagen, zoals voorgeschreven in artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt, heeft overschreden. De termijn begon op 16 april 2019 en eindigde op 15 mei 2019. Aangezien het beroepschrift pas op 16 mei 2019 is ingediend, is het hof van oordeel dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die deze overschrijding van de termijn verschoonbaar maken. Het hof heeft daarom besloten klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 15 april 2019.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.259.619/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2018/51
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 19 november 2019
inzake
[klager] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. W. de Vries, advocaat te Den Haag,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. P.H. Kramer, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 16 mei 2019 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort
's-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 15 april 2019 (ECLI:NL:TNORSHE:2019:8). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) met betrekking tot de onderdelen 1 en 2 niet-ontvankelijk verklaard en met betrekking tot klachtonderdeel 3, 4 (mede namens de gemachtigde van klager), 5 en 6 ongegrond verklaard
.
1.2.
Klager heeft op 1 juli 2019 een aanvullend beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend.
1.3.
De notaris heeft op 30 juli 2019 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
Nu beide partijen het hof hebben bericht niet ter zitting te zullen verschijnen, heeft het hof de zaak, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klager in zijn hoger beroep, op 24 oktober 2019 behandeld in raadkamer. Het hof heeft partijen hiervan bij brief van 15 augustus 2019 op de hoogte gesteld. De uitspraakdatum is bepaald op heden.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep
3.1.
Aan klager is de beslissing van de kamer, gedateerd 15 april 2019, toegezonden als bijlage bij een brief van de secretaris van de kamer van dezelfde datum.
3.2.
Klager kon ingevolge artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt binnen dertig dagen na de dag van verzending van voornoemde brief in hoger beroep komen, aldus binnen dertig dagen na 15 april 2019. De beroepstermijn ving derhalve aan op dinsdag 16 april 2019 en eindigde op woensdag 15 mei 2019. Nu het beroepschrift op donderdag 16 mei 2019 ter griffie van het hof is ontvangen, is het beroepschrift te laat ingediend. Van feiten of omstandigheden die deze overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar doen zijn, is het hof niet gebleken.
3.3.
Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
3.4.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 15 april 2019.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.R. Sturhoofd, J.W.M. Tromp en J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2019 door de rolraadsheer.