In deze zaak heeft klager op 16 mei 2019 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch, die op 15 april 2019 de klacht van klager tegen de notaris niet-ontvankelijk verklaarde voor onderdelen 1 en 2, en ongegrond voor de onderdelen 3, 4, 5 en 6. Klager heeft op 1 juli 2019 een aanvullend beroepschrift ingediend, waarop de notaris op 30 juli 2019 een verweerschrift heeft ingediend. Beide partijen hebben aangegeven niet ter zitting te verschijnen, waarna het hof de zaak op 24 oktober 2019 in raadkamer heeft behandeld. De uitspraak is op 19 november 2019 gedaan.
Het hof heeft vastgesteld dat klager de beroepstermijn van dertig dagen, zoals voorgeschreven in artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt, heeft overschreden. De termijn begon op 16 april 2019 en eindigde op 15 mei 2019. Aangezien het beroepschrift pas op 16 mei 2019 is ingediend, is het hof van oordeel dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die deze overschrijding van de termijn verschoonbaar maken. Het hof heeft daarom besloten klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 15 april 2019.